Mijn Kifid

Uitspraak 2016-498 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-498
(mr. A.M.T. Wigger, voorzitter en mr. M.J.M. Fennis, secretaris)

Klacht ontvangen op : 9 december 2015
Ingediend door : Consument
Tegen : voorheen Coöperatieve Rabobank Emmen-Coevorden U.A. gevestigde te
Emmen, thans Coöperatieve Rabobank Nederland U.A., gevestigd te Amsterdam,
verder te noemen de Bank
Datum uitspraak : 19 oktober 2016
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

De Bank is op verzoek van de bewindvoerder overgegaan tot afkoop van twee lijfrentespaarrekeningen. De bewindvoerder had toestemming van de rechter-commissaris. Nadat de rechtbank de beschikking van de rechter-commissaris heeft vernietigd, heeft de gemachtigde van Consument de Bank aangeschreven met het verzoek tot herstel over te gaan. De Bank heeft daar op eerste verzoek gehoor aan gegeven. Voor Consument was een toevoeging aangevraagd voor het geschil met de bank waarvoor hij een eigen bijdrage was verschuldigd, welke hij van de Bank vordert. De Commissie is van oordeel dat van een geschil met de Bank dat het inschakelen van een juridisch geschoold gemachtigde rechtvaardigde geen sprake was. De Commissie wijst de vordering van Consument af.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:
• het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier met bijlagen;
• het verweerschrift van de Bank;
• de repliek van Consument;
• de dupliek van de Bank;
• De verklaring van Consument met diens keuze voor bindend advies.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.
2.1 Consument is op 18 november 2014 toegelaten tot de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Op 22 januari 2015 heeft de bewindvoerder de Bank verzocht het saldo van twee lijfrentespaarrekeningen Rabo ToekomstSparen over te boeken naar de boedelrekening van de bewindvoerder. De bewindvoerder had voorafgaand aan het verzoek tot afkoop van de lijfrentespaarrekeningen op 30 december 2014 toestemming daarvoor verkregen van de rechter-commissaris.
2.2 In reactie op het verzoek heeft de Bank aan de bewindvoerder aangegeven dat afkoop van de spaarrentelijfrekeningen fiscale gevolgen zou hebben. De bewindvoerder heeft de Bank daarop alsnog verzocht tot afkoop over te gaan.

2.3 De gemachtigde van Consument heeft daarop op 10 april 2015 beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechter-commissaris van 30 december 2014. Op 16 juni 2015 heeft de Rechtbank Noord-Nederland de beschikking van de rechter-commissaris van
30 december 2014 vernietigd op de grond dat de bewindvoerder onjuiste en onvolledige informatie aan de rechter-commissaris had verstrekt.

2.4 Op 10 juli 2015 heeft de gemachtigde van Consument de Bank aangeschreven en verzocht of de spaarrentelijfrekeningen konden worden hersteld.

2.5 Op 7 augustus 2015 heeft de gemachtigde van Consument de Bank een rappelbrief gestuurd.

2.6 Op 18 augustus 2015 is er contact geweest tussen de Bank en de gemachtigde van Consument.

2.7 Op 21 augustus 2015 heeft Bank de gemachtigde van Consument per brief geïnformeerd dat zij op zoek was naar een oplossing voor het herstellen van de afgekochte lijfspaarrenterekeningen en dat zodra zij meer informatie zou hebben, zij de gemachtigde van Consument zou informeren.

2.8 Op 26 augustus 2015 heeft de Bank aan de gemachtigde van Consument bericht dat deze de lijfspaarrenterekeningen zal herstellen en heeft daarbij de nieuwe overeenkomsten aan de gemachtigde van Consument gezonden.

2.9 Op 26 augustus 2015 heeft de gemachtigde van Consument bij de Raad voor de Rechtsbijstand een verzoek ingediend voor een toevoeging in verband met een geschil met de Bank. De toevoeging is op 9 oktober 2015 verleend waarbij de eigen bijdrage vastgesteld op € 770,-

2.10 Op 15 oktober 2015 heeft de Bank bericht dat de afgekochte lijfspaarrenterekeningen waren hersteld onder opening van nieuwe rekeningen.

2.11 Consument heeft de Bank verzocht over te gaan tot vergoeding van de eigen bijdrage van €770,-. De Bank heeft dat verzoek afgewezen.

2.12 Consument heeft daarop een klacht bij Kifid aanhangig gemaakt, waarvoor de gemachtigde van Consument ook een toevoeging bij de Raad voor de Rechtsbijstand heeft aangevraagd. Deze is op 15 december 2015 verleend waarbij de eigen bijdrage van Consument is vastgesteld op € 823,-.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert vergoeding van de eigen bijdrage van € 770,-. Bij repliek heeft Consument zijn eis vermeerderd in die zin dat van de Bank tevens de eigen bijdrage van
€ 823,- wordt gevorderd. In totaal vordert Consument derhalve € 1.593,-.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag. Consument stelt dat er sprake was van een geschil met Rabobank waarvoor rechtsbijstand noodzakelijk was. De eigen bijdrage moet, zo begrijpt de Commissie de klacht, als noodzakelijke kosten van verhaal worden bezien die door Bank dient te worden vergoed.

Verweer van de Bank
3.3 De Bank heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

4. Beoordeling

4.1 De Commissie is van oordeel dat de klacht van Consument ongegrond is en de vordering dient te worden afgewezen.

4.2 Nadat de beschikking van de Rechter-Commissaris van 30 december 2014 door de Rechtbank Noord-Nederland op 16 juni 2015 is vernietigd heeft de gemachtigde van Consument de Bank eerst op 10 juli 2015 aangeschreven. De gemachtigde van Consument heeft de Bank op 7 augustus 2015 gerappelleerd. De Bank heeft, nadat er op
18 augustus 2015 contact is geweest, op 21 augustus 2015 geantwoord dat zij op zoek was naar een oplossing.

4.3 Uit het antwoord van de Bank blijkt dat zij, weliswaar na rappel maar op eerste verzoek op zoek ging naar een oplossing van het probleem, welk probleem enkele dagen later door de Bank is opgelost.

4.4 De Commissie is van oordeel dat van een geschil met de Bank dat de inschakeling van een juridisch geschoold gemachtigde rechtvaardigde, geen sprake was. De Commissie neemt daarbij in ogenschouw dat de Bank niet eerder dan op 10 juli 2015 is aangeschreven.

4.5 De Bank stelt zich dan ook terecht op het standpunt dat de eigen bijdrage van Consument van € 770,- niet hoeft te worden vergoed.

4.6 Daaruit volgt dat aan de onderhavige procedure ook iedere grondslag ontbreekt, reden waarom de vordering van € 823,- evenmin voor vergoeding in aanmerking komt.

4.7 Al het andere door partijen naar voren gebrachte stellingen leiden niet tot een andere beoordeling van de klacht en blijven derhalve buiten bespreking.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement

Bekijk de volledige uitspraak