Mijn Kifid

Uitspraak 2016-545

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr. 2016-545
(mr. J. Wortel, voorzitter, prof. dr. A. Buijs, J.C. Buiter, leden en mr. T.R.G. Leyh als
secretaris)

Klacht ontvangen op : 14 oktober 2015
Ingediend door : Consument
Tegen : BinckBank N.V., gevestigd te Amsterdam,
verder te noemen BinckBank
Datum uitspraak : 8 november 2016
Aard uitspraak : Niet-bindend advies

Samenvatting

Naar het oordeel van de Commissie maakt BinckBank door Consument op basis van zijn nationaliteit te kwalificeren als ‘US Person’ in dit geval een indirect onderscheid in de zin van de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB). De Commissie is van oordeel dat geen sprake is van een verboden indirect onderscheid in de zin van de AWGB.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

• de klachtbrief van de gemachtigde van Consument met bijlagen;
• het verweerschrift van BinckBank;
• de repliek van de gemachtigde van Consument;
• de dupliek van BinckBank.

De Commissie stelt vast dat Consument heeft gekozen voor een niet-bindend advies. De uitspraak is daardoor niet-bindend.

Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 2 september 2016 en zijn aldaar verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 Consument heeft zowel de Nederlandse als de Amerikaanse nationaliteit.

2.2 Consument belegde bij SNS Fundcoach, onderdeel van SNS Bank. BinckBank heeft de klantenportefeuille van SNS Fundcoach van SNS Bank overgenomen. SNS Bank heeft Consument vervolgens in mei 2014 geïnformeerd dat de Fundcoach rekening niet door BinckBank kon worden overgenomen omdat hij kwalificeert als een ‘US Person’.

2.3 De gemachtigde van Consument heeft zich begin 2015 zowel bij SNS Bank als bij BinckBank beklaagd en zich vervolgens met klachten tot Kifid gewend.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert dat de Commissie BinckBank gebiedt hem als klant te accepteren.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Samengevat stelt Consument, onder verwijzing naar een oordeel van het College van de Rechten van de Mens (nr. 2014-40 van 2 april 2014), dat BinckBank hem als cliënt dient te accepteren, niettegenstaande zijn Amerikaanse nationaliteit.

Verweer van BinckBank
3.3 BinckBank heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken, en van haar kant een beroep gedaan op de uitspraken van het College voor de Rechten van de Mens van 3 augustus 2015 (nrs. 2015-90 en 2015-91). Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling op de stellingen van BinckBank ingaan.

4. Beoordeling

4.1 Naar het oordeel van de Commissie maakt BinckBank door Consument op basis van zijn nationaliteit te kwalificeren als ‘US Person’ in dit geval een indirect onderscheid in de zin van artikel 1 sub c van de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB).

4.2 BinckBank heeft naar het oordeel van de Commissie aannemelijk gemaakt dat zij aanzienlijke kosten zou moeten maken om haar bedrijfsvoering zó in te richten dat zij ook US Persons als cliënten kan bedienen zonder de in de Verenigde Staten gelden wet- en regelgeving te overtreden en ingrijpen van overheidsinstellingen uit te lokken. Die in de Verenigde Staten geldende wet- en regelgeving – waarvan de inhoud en werking tussen partijen niet ter discussie staat – moeten naar het oordeel van de Commissie worden gebracht onder de algemeen verbindende voorschriften bedoeld in artikel 5 AWGB. De Commissie is om deze reden van oordeel dat geen sprake van een verboden indirect onderscheid in de zin van de AWGB.

4.3 Ten overvloede tekent de Commissie hierbij nog aan dat het tegenovergestelde oordeel tot gevolg zou hebben dat BinckBank zich inspanningen zou moeten getroosten en uitgaven zou moeten doen om een kleine groep van cliënten (theoretisch zelfs bij een enkele klant) van dienst te kunnen zijn die in geen enkele verhouding staan tot de uit haar dagelijkse bedrijfsvoering voortvloeiende eisen.

4.4 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering van Consument moet worden afgewezen.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

De uitspraak heeft de vorm van een niet-bindend advies. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. U kunt de zaak nog wel aan de rechter voorleggen.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak