Mijn Kifid

Uitspraak 2016-575 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-575
(mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en drs. A. Adriaansen en mr. J.W.H. Offerhaus en mr. A.C. de Bie, secretaris)

Klacht ontvangen op : 23 september 2015
Ingediend door : Consument
Tegen : ABN-AMRO MeesPierson, gevestigd te Amsterdam, verder te noemen de Bank
Datum uitspraak : 23 november 2016
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

Ter discussie in onderhavige geschil staat of de Bank, zonder opdracht daartoe te hebben ontvangen, op 4 april 2002 € 225.000 heeft overgeboekt van de Stamrechtrekening van Consument naar de Privérekening van Consument. Naar het oordeel van de Commissie heeft Consument niet aannemelijk kunnen maken dat de Bank eigenhandig de € 225.000 heeft overgeboekt. Consument heeft geen verklaring voor deze eigenmachtige overboeking gegeven. Het arrest van de Hoge Raad waar Consument zich op beroept is voor de beoordeling van de klacht niet van betekenis. De klacht van Consument wordt ongegrond verklaard en de vordering wordt afgewezen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

• de klachtbrief van Consument;
• het verweerschrift van de Bank;
• de repliek van Consument;
• de dupliek van de Bank;
• de schadeberekening van Consument;
• de verklaring van Consument met diens keuze voor bindend advies.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 27 oktober 2016 en zijn aldaar verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 Consument hield begin 2002 een privérekening met nummer [nr. 1] aan bij de Bank (hierna: ‘Privérekening’). Hierop waren destijds van toepassing de Algemene Bankvoorwaarden 1995. De voorwaarden vermeldden, voor zover relevant, het volgende:

‘Artikel 12: Controle bankbescheiden
Indien de bank constateert dat zij in bevestigingen, rekeningafschriften, nota’s of andere opgaven aan de cliënt een fout of een vergissing heeft gemaakt, is de bank verplicht de cliënt daarvan zo spoedig mogelijk in kennis te stellen.

De cliënt is verplicht de door de bank aan hem gezonden bevestigingen, rekeningafschriften, nota’s of andere opgaven terstond na ontvangst te controleren. Voorts dient de cliënt te controleren of door of namens hem gegeven opdrachten door de bank juist en volledig zijn uitgevoerd. Bij constatering van een onjuistheid of onvolledigheid is de cliënt verplicht de bank daarvan zo spoedig mogelijk in kennis te stellen.

In de hiervoor bedoelde gevallen is de bank verplicht om de door haar gemaakte fouten en vergissingen te herstellen.’

‘Artikel 13: Goedkeuring bankbescheiden
Indien de cliënt de inhoud van bevestigingen, rekeningafschriften, nota’s of andere opgaven van de bank aan de cliënt niet heeft betwist binnen twaalf maanden nadat die stukken redelijkerwijze geacht kunnen worden de cliënt te hebben bereikt, geldt de inhoud van die stukken als door de cliënt te zijn goedgekeurd. Indien in dergelijke stukken rekenfouten voorkomen, is de bank bevoegd en verplicht die rekenfouten te herstellen, ook nadat genoemde termijn van twaalf maanden is verstreken.’

2.2 Op 19 februari 2002 heeft een gesprek tussen Consument en de Bank plaatsgevonden. Consument heeft de Bank in dat gesprek opdracht gegeven tot het openen van een ondernemersrekening op naam van een nog in oprichting zijnde stamrechtvennootschap (hierna: ‘Stamrechtrekening’). Op 21 februari 2002 heeft de Bank de Stamrechtrekening geopend.

2.3 Op 12 maart 2002 heeft de werkgever een bedrag van € 1.361.340 gestort op de Stamrechtrekening. Diezelfde dag is een bedrag van € 225.000 van de Stamrechtrekening naar de Privérekening overgeboekt. Op 14 maart 2002 verklaart de notaris dat de Stamrechtrekening op naam van de stamrechtvennootschap is geopend.

2.4 Op 3 april 2002 is de stamrechtvennootschap opgericht.

2.5 Op 4 april 2002 (valutadatum) is €225.000 teruggeboekt van de Privérekening naar de Stamrechtrekening. Eveneens met valutadatum 4 april 2002 is een bedrag van €226.890 van de Stamrechtrekening naar de Privérekening overgeboekt.

2.6 Op 14 november 2014 heeft de Hoge Raad in de procedure tussen de Staatssecretaris van Financiën (de inspecteur van de Belastingdienst) en Consument arrest gewezen (HR 14 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3194).

2.7 Op 9 januari 2015 heeft Consument de Bank aansprakelijk gesteld. De Bank heeft op
19 februari 2015 de aansprakelijkheid van de hand gewezen. Consument heeft zijn klacht vervolgens voorgelegd aan dit klachteninstituut.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert een schadevergoeding, begroot op €915.094.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag. De Bank is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen. Consument voert hiertoe de volgende argumenten aan.
• De Bank heeft, zonder opdracht daartoe te hebben ontvangen, op 12 maart 2002 €225.000 en – naar Consument tijdens de hoorzitting daaraan heeft toegevoegd – op 4 april 2002 €226.890 overgeboekt van de Stamrechtrekening naar de Privérekening.
• In het arrest dat de Hoge Raad heeft gewezen staat dat door de overboeking van
12 maart 2002 de €1.361.340 die Consument heeft ontvangen, aangemerkt moet worden als inkomen uit werk en woning, met als gevolg dat Consument een navorderingsaanslag van €915.094 heeft ontvangen.

Verweer van de Bank
3.3 De Bank heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
• De overboekingen van €225.000 op 12 maart 2002 en €226.890 4 april 2002 hebben niet zonder opdracht en instemming van Consument plaatsgevonden.
• Indien de overboekingen door de Bank zonder opdracht en instemming daartoe zouden hebben plaatsgevonden, heeft dit niet tot schade geleid.
• Indien de overboeking door de Bank zonder opdracht daartoe zou hebben plaatsgevonden, en dit tot schade zou hebben geleid, dient die schade op grond van eigen schuld voor rekening van Consument te blijven.
• Consument heeft zijn recht om te klagen op grond van artikel 12 en 13 van de Algemene Bankvoorwaarden 1995 verspeeld.

4. Beoordeling

4.1 Vast staat dat er meerdere overboekingen hebben plaatsgevonden van de Stamrechtrekening naar de Privérekening. Ter discussie in het onderhavige geschil staat de vraag of de Bank, zonder opdracht daartoe te hebben ontvangen, €225.000 heeft overgeboekt. Het is aan Consument om zijn stelling dat die overboeking zonder zijn goedkeuringen plaats heeft gevonden aannemelijk te maken. De Bank heeft de stelling van Consument betwist.

4.2 Naar het oordeel van de Commissie ligt het niet voor de hand dat een bankmedewerker eigenhandig overgaat tot een overboeking van €225.000. Enige verklaring voor deze eigenmachtige overboeking, tot juist dat bedrag, heeft Consument ook niet gegeven. Dat de terminologie die gebruikt wordt in de omschrijving van de overboekingen
(i.e. retourboeking, ovb naar prive) volgens Consument duidt op jargon van bankmedewerkers is, ervan uitgaande dat de Commissie de stelling van Consument zou volgen, weinigzeggend, omdat daarmee niet vast komt te staan dat de Bank zonder opdracht van Consument de overboeking heeft uitgevoerd.
Daarbij merkt de Commissie op dat Consument ter zitting heeft aangevoerd dat hij geen opdracht had verleend voor de overboeking van €226.890 van de Stamrechtrekening naar de Privérekening, maar dat hij ook die stelling niet heeft kunnen onderbouwen.

4.3 Daar het arrest van de Hoge Raad voor de beoordeling van het onderhavige geschil niet van betekenis is en Consument niet aannemelijk heeft kunnen maken dat de Bank, zonder opdracht daartoe te hebben ontvangen, de betreffende overboekingen heeft uitgevoerd komt de Commissie tot de conclusie dat de klacht van Consument ongegrond wordt verklaard en de vordering wordt afgewezen.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak