Mijn Kifid

Uitspraak 2017-005 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-005
(mr. E.L.A. van Emden, voorzitter en mr. A.C. Bek, secretaris)

Klacht ontvangen op : 15 februari 2016
Ingediend door : Consument
Tegen : ABN AMRO Hypotheken Groep B.V., h.o.d.n. MNF Bank, gevestigd te Amsterdam, verder
te noemen de Bank
Datum uitspraak : 3 januari 2017
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

Tussen partijen is discussie ontstaan over de betaling van de laatste maandtermijn van de hypothecaire geldlening, nu Consument stelt dat zij met de Bank een periode van 240 maanden is overeengekomen en deze heeft voldaan en de Bank zich op het standpunt stelt dat Consument slechts 239 maandtermijnen heeft voldaan. De Commissie stelt vast dat de looptijd van de hypothecaire geldlening niet gelijk loopt aan die van de spaarpolis, waardoor een verschil van
1 maand is ontstaan. Consument heeft echter kunnen aantonen dat 240 termijnen heeft voldaan.
De Commissie wijst de vordering van Consument daarom toe.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van het Reglement Ombudsman en Geschillencommissie Financiële Dienstverlening (hierna: het Reglement) en op basis van de volgende stukken:
• het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier;
• het verweerschrift van de Bank;
• de repliek van Consument;
• de dupliek van de Bank;
• de reactie van Consument op de dupliek.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies en dat een mondelinge behandeling niet vereist is. De zaak zal daarom op grond van de stukken worden beslist.

2. Feiten

De Commissie gaat bij de beoordeling van dit geschil uit van de volgende feiten:

2.1 Op 12 februari 1996 heeft de Bank aan Consument een hypothecaire geldlening verstrekt bestaande uit twee leningdelen, te weten een Aflossingsvrije Hypotheek en een [X] Hypotheek, waaraan een spaarpolis bij [X] Levensverzekering N.V. (hierna: de Spaarpolis), is gekoppeld.

2.2 De hypothecaire geldlening is met ingang van 12 februari 1996 van kracht gegaan en de eerste maandtermijn (maart 1996) bedroeg derhalve een gedeeltelijke maand.

2.3 De Spaarpolis had een looptijd van 20 jaar, ingaande op 1 maart 1996 en derhalve eindigend op 1 maart 2016.
2.4 Op 17 februari 2016 heeft de Bank een terugbetaalnota aan Consument verstuurd, vanwege het einde van de looptijd op 1 maart 2016. Hierin is tevens vermeld dat na 1 maart 2016 geen maandbedragen meer worden geïncasseerd.

2.5 Tussen partijen is onenigheid ontstaan over de inning van de laatste maandtermijn.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert restitutie van € 980,17 zijnde de laatst betaalde maandtermijn.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort weergegeven, op de volgende grondslag. Consument stelt dat zij in januari 2016 heeft voldaan aan haar betalingsverplichting van 240 termijnen en voert hiertoe de volgende argumenten aan:
• Consument diende de hypothecaire geldlening in 240 termijnen, die initieel werden afgeschreven op de eerste werkdag van de maand, te voldoen. Op 1 maart 1996 is het eerste termijnbedrag (over februari 1996) afgeschreven;
• in 2014 heeft de Bank een beleidswijziging doorgevoerd en sindsdien werden de maandbedragen aan het einde van iedere maand afgeschreven. De laatste termijn had dus in januari 2016 moeten plaatsvinden;
• in 1996 heeft Consument 10 termijnen betaald, in alle daarop volgende jaren 12 termijnen, behalve in 2014 toen 13 termijnen verschuldigd waren door het nieuwe beleid van de Bank. Consument heeft dus 240 termijnen voldaan. Doordat zij van de Bank nog een maandtermijn in februari 2016 moest betalen, heeft zij totaal 241 maandtermijnen betaald;
• Consument heeft de laatste maandtermijn onder protest en onder voorbehoud van alle rechten en weren aan de Bank voldaan en wenst restitutie van dit bedrag.

Verweer van de Bank
3.3 De Bank heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
• de hypothecaire geldlening is op 12 februari 1996 afgesloten, waardoor de eerste betaling betrekking had op de periode 12 tot 29 februari 1996. Dit is een gebroken maand en telt niet mee als een volledige maandtermijn. Dit komt omdat de spaarpolis die aan een hypotheek gekoppeld is, altijd op de eerste van de maand in gaat, in geval van Consument op 1 maart 1996. De spaarpolis had een looptijd van 20 jaar, waardoor de einddatum
1 maart 2016 was;
• Consument heeft in januari 1997 de maandtermijn van december 1996 voldaan, waardoor in 1996 dus maar negen termijnen zijn voldaan in plaats van de door Consument gestelde tien maandtermijnen;
• zolang de spaarpolis, waarmee de hypothecaire geldlening dient te worden afgelost, niet had uitbetaald, was Consument rente aan de Bank verschuldigd. De spaarpolis is pas na
1 maart 2016 uitgekeerd, dus Consument diende tot die datum rente aan de Bank te voldoen.

4. Beoordeling

4.1 De Commissie stelt vast dat partijen zijn overeengekomen dat Consument 240 maandtermijnen aan de Bank verschuldigd was met betrekking tot de hypothecaire geldlening. Initieel is tussen partijen overeengekomen dat iedere maandtermijn zou worden voldaan op de eerste werkdag van de daarop volgende maand. De eerste maandtermijn
(12 tot 29 februari 1996) is op 1 maart 1996 geïncasseerd. Vanaf april 1996 zijn volledige maandtermijnen geïncasseerd, met een totaal van 10 in 1996. De stelling van de Bank dat in 1996 slechts negen termijnen zijn betaald, omdat de maand december 1996 in januari 1997 is voldaan, is dan ook incorrect.

4.2 De maandtermijnen zijn tot december 2014 geïncasseerd op de eerste werkdag van de maand. Op 17 november 2014 heeft de Bank Consument per brief geïnformeerd dat de maandtermijnen vanaf december 2014 op de laatste werkdag van de maand zullen plaatsvinden, in plaats van de eerste werkdag van de maand. Begin december 2014 is dus de maandtermijn van november afgeschreven en eind december 2014 is de maandtermijn van december 2014 afgeschreven. Dit leidt tot de conclusie dat in 2014 dus 13 maandtermijnen afgeschreven in plaats van de gebruikelijke 12.

4.3 In de jaren 1997 tot en met 2013 en in 2015 zijn 12 maandtermijnen afgeschreven, totaal 216 maandtermijnen. Vermeerderd met 10 termijnen in 1996 en 13 in 2014 levert een totaal van 239 in de periode vanaf 1 maart 1996 tot en met 31 december 2015.

4.4 Nu tussen partijen is overeengekomen dat Consument 240 maandtermijnen aan de Bank verschuldigd is met betrekking tot de hypothecaire geldlening, diende Consument in 2016 slechts één maandtermijn (namelijk januari 2016) te voldoen.

4.5 De Commissie merkt op dat de looptijd van de Spaarpolis een (gedeeltelijke) maand later is ingegaan dan de looptijd van de hypothecaire geldlening. Dat de Spaarpolis een maand later dan het einde van de looptijd van de hypothecaire geldlening is beëindigd
-en dus tot uitkering is gekomen- is dan ook niet meer dan logisch. De stelling van de Bank dat Consument rente verschuldigd is totdat de Spaarpolis heeft uitgekeerd, kan de Commissie echter niet volgen. De Commissie oordeelt dan ook dat de Bank de maandtermijn van februari 2016 aan Consument dient te restitueren en wijst de vordering van Consument daarom toe.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering toe.

De Commissie beslist dat de Bank binnen vier weken na de dag waarop een afschrift van deze beslissing aan partijen is verstuurd, aan Consument vergoedt een bedrag van € 980,17.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak