Mijn Kifid

Uitspraak 2017-016A (bindend)

Tussenuitspraak Commissie van Beroep 2017-016A d.d. 23 februari 2017
(mr. C.A. Joustra, voorzitter, mr. A. Bus, mr. J.B. Fleers, mr. A. Smeeïng-van Hees en
F.R. Valkenburg AAG, RBA, leden, en mr. H.C. Dobbelaar-ten Cate, secretaris)

Samenvatting

Hypotheek, bankspaarhypotheek, consument wil extra inleggen op de bankspaarrekening, uitleg van de (fiscale) bandbreedte-eis, die ook in de algemene voorwaarden van de bank is opgenomen.

Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg.

1. De procedure in hoger beroep

1.1 Bij een op 10 mei 2016 door de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening (verder: Commissie van Beroep) ontvangen beroepschrift heeft Belanghebbende een uitspraak van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening (verder: de Geschillenc¬¬ommissie) van
1 april 2016 (kenmerk [nummer]) ter toetsing voorgelegd. Op 30 mei 2016 is een aan-vullend beroepschrift met bijlagen binnengekomen.

1.2 De Bank heeft een op 29 juli 2016 gedateerd verweerschrift ingediend.

1.3 De Commissie van Beroep heeft het beroep mondeling behandeld op 14 november 2016. Beide partijen waren aanwezig. De Bank heeft een pleitnotitie overgelegd.

2. De procedure in eerste aanleg

Voor het verloop van de procedure in eerste aanleg verwijst de Commissie van Beroep naar de aan deze uitspraak gehechte uitspraak van de Geschillencommissie.

3. Inleiding op de beoordeling van het beroep

3.1 Belanghebbende heeft geen bezwaar gemaakt tegen de door de Geschillencommissie vast-gestelde feiten, zodat de Commissie van Beroep van die feiten zal uitgaan. Het gaat in deze zaak om het volgende.

i. De Bank heeft Belanghebbende in 2012 geadviseerd omtrent het afsluiten van een hypothecaire geldlening. Partijen hebben vervolgens een overeenkomst van hypothecaire geldlening gesloten, aangeduid als de Budget¬hypotheek.

ii. De Budgethypotheek bestaat uit een Bankspaarhypotheek voor het leningdeel van € 154.000,- en een Annuïteitenhypotheek voor een leningdeel van € 186.000,-. Op de overeenkomst zijn van toepassing:
(a) de Algemene Voorwaarden [Bank] N.V.,
(b) de Voorwaarden [Bank] Hypotheekvormen – Budget Hypotheek en
(c) de Algemene Bepalingen voor Hypotheken.

iii. De Bankspaarhypotheek heeft als ingangsdatum 1 juni 2012 en heeft een looptijd van
30 jaar, waarbij Belanghebbende gedurende de gehele looptijd 5,45% rente betaalt. Overeen¬gekomen is dat de inleg op de bank¬spaarrekening gedurende de eerste
121 maanden € 288,47 bedraagt en daarna € 41,21.

iv. Artikel 25.29 van de Voorwaarden [Bank] Hypotheekvormen – Budget Hypotheek bepaalt:

“Aan de maandelijkse inleg worden in de Wet Inkomstenbelasting 2001 onder andere de volgende eisen gesteld:
(1) Op de bankspaarrekening moet minimaal vijftien (15) jaar lang iedere maand een bedrag worden gestort. U kunt dit bedrag niet zonder toestemming van de bank veranderen. (…)
(2) Het hoogste bedrag dat u in een rekeningjaar in totaal stort mag niet meer zijn dan tien (10) keer het laagste bedrag dat u in een rekeningjaar in totaal hebt gestort. Met andere woorden de verhouding tussen het totaal van de hoogste stortingen in een rekeningjaar en de laagste stortingen in een rekeningjaar is (maximaal) 1:10. Dit wordt ook wel de bandbreedte eis genoemd.
(3) U kunt maximaal dertig (30) jaar een bedrag (inleg) op uw bankspaarrekening storten.”

Artikel 25.32 bepaalt:

“De hoogte van uw maandelijkse inleg verandert als:
– u een extra storting op uw bankspaarrekening doet (…);
(…)”

Artikel 25.33 bepaalt:

“U kunt naast uw maandelijkse inleg een extra bedrag op uw bankspaarrekening storten.”

Artikel 25.34 bepaalt:

“Als u een extra bedrag stort op uw bankspaarrekening kan de hoogte van uw maandelijkse inleg veranderen. Per de eerste dag van de maand die volgt op uw extra storting wordt uw maandelijkse inleg veranderd. De hoogte van uw nieuwe maandelijkse inleg staat in de brief die u na uw extra storting van de bank of [dochteronderneming] ontvangt.”

v. Eind 2013 heeft Belanghebbende de Bank gevraagd of hij een extra storting kon doen. De Bank heeft hem op 28 december 2013 geadviseerd (veiligheidshalve) maximaal € 17.305,- (dat wil zeggen vijf keer de dan geldende jaarinleg) te storten.

vi. Op 18 maart 2014 heeft Belanghebbende te kennen gegeven begin april 2014 een bedrag van € 15.000,- extra te willen inleggen op de bankspaarrekening. De Bank heeft hem telefonisch laten weten dat dit niet mogelijk was.

vii. Belanghebbende heeft bij e-mail van 20 april 2014 aan de Bank geschreven dat hij heeft berekend dat het mogelijk is in april 2014 een extra inleg van ongeveer € 6.000,- te doen en in juli 2014 (gelet op de bijgevoegde berekening leest de Commissie van Beroep dat mogelijk is bedoeld: ‘in juli 2015’) een bedrag van ongeveer € 8.000,-. Bij e-mail van 12 juni 2014 heeft de Bank onder meer het volgende geantwoord:

“U geeft aan (…) een bedrag van EUR 15.000,- extra te willen inleggen op uw
Bank¬spaarrekening. Een extra inleg op uw bankspaarrekening kent fiscale vereisten. Een van deze vereisten is inleggen binnen de bandbreedte van 1:10.
Bij de start van uw hypotheek heeft u afgesproken dat de inleg van uw Bankspaarrekening EUR 288,47 per maand is om het doelkapitaal van EUR 154.000,- op te bouwen. De inleg geldt voor de eerste 121 maanden van uw hypotheek. Hierna zal de maandinleg EUR 41,21 worden. Dit kunt u nalezen in uw hypotheekofferte. Wanneer u (…) extra inlegt zal dit direct een overschrijding van de bandbreedte tot gevolg hebben. De hoogste inleg overschrijdt in dit geval de laagste inleg in een jaar. Mijn advies is dan ook om dit niet te doen. Het is wel mogelijk om een extra aflossing te doen op uw annuïtaire leningdeel.”

3.2. Belanghebbende heeft in eerste aanleg primair gevorderd dat de Bankspaarhypotheek kosteloos zal worden overgesloten en dat alle kosten (zoals oversluitkosten, boeterente en advieskosten) door de Bank zullen worden vergoed. Subsidiair heeft hij gevorderd dat de Bank de overeenkomst nakomt en hem toestaat extra stortingen te doen, waarbij de vervolg¬inleg wordt aangepast conform artikel 25.34 van de Voorwaarden om nadelige fiscale consequenties te voorkomen.

3.3 De Geschillencommissie heeft in het midden gelaten of de door Belanghebbende gewenste extra stortingen zouden hebben geleid tot nadelige fiscale consequenties. Naar het oordeel van de Geschillencommissie is het moge¬lijk dat de overeenkomst tussen partijen wordt uitgevoerd doordat de Bank bijstorten conform de verhouding 1:10 mogelijk maakt. Het oversluiten van de hypotheek op kosten van de Bank is daarom niet aan de orde. De Geschillencommissie heeft daarom de primaire vordering afgewezen. De subsidiaire vordering heeft de Geschillencommissie gedeeltelijk toegewezen, in die zin dat de Bank het (telkens) mogelijk moet maken dat Belanghebbende een bedrag bijstort op de bankspaar¬rekening en hem (telkens) waarschuwt wanneer hij door bijstortingen in de toekomst buiten de bandbreedte dreigt te geraken.

4. Beoordeling van het beroep

4.1 Belanghebbende heeft in zijn aanvullend beroepschrift zijn vordering vermeerderd. Hij vordert thans primair ontbinding van de hypothecaire geldleningovereenkomst (naar hij ter zitting heeft toegelicht: zowel de bankspaarhypotheek als de annuïteitenhypotheek). Daarnaast vordert hij vergoeding van de ontbindings¬schade, waaronder de oversluitkosten (begroot op € 56.336,-), de advieskosten (begroot op € 2.500,-) en het rendementsverlies (begroot op € 15.478,-), een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente. Subsidiair vordert hij dat de Bank zal worden veroordeeld tot nakoming van de overeenkomst door

het faciliteren van extra stortingen, zo mogelijk met terug¬werkende kracht, alsmede dat de Bank zal worden veroordeeld tot vergoeding van het rendementsverlies, te vermeerderen met de wettelijke rente.

4.2 De bezwaren van Belanghebbende tegen de uitspraak van de Geschillencommissie komen – samengevat weergegeven – op het volgende neer. Belanghebbende heeft berekend dat het fiscaal was toegestaan na 21 maanden een extra storting van ongeveer € 6.000,- te doen. De maandelijkse inleg voor het restant van de looptijd zou dan € 126,29 zijn geworden. Belanghebbende had een jaar later een extra storting van € 8.000,- kunnen doen, waarna de maande¬lijkse inleg € 79,68 zou hebben bedragen. De inleg zou dan onder de band¬breedte-eis van 1:10 zijn gebleven, namelijk 1:9,95. De Bank wilde hieraan ten onrechte niet mee¬werken en verschuilt zich erachter dat haar IT-systeem niet (op eenvoudige wijze) kan berekenen wat de (volgens de Bank) maximale extra storting zou kunnen zijn. De Bank heeft niet voortvarend gehandeld en de voorstellen die de Bank in de loop van de tijd heeft gedaan, komen onvoldoende tegemoet aan de wensen van Belanghebbende. Hij heeft in¬middels dan ook alle vertrouwen in de Bank verloren en wil daarom zijn gehele hypothecaire geldlening bij een andere bank oversluiten.

4.3 De Bank heeft aangevoerd dat uit haar voorwaarden en uit de fiscale wetgeving voortvloeit dat de hoogste jaarlijkse inleg nooit meer mag zijn dan tien keer de laagste jaarlijkse inleg. Dit houdt in dat de extra stortingen van € 6.000,- en € 8.000,- niet zonder meer mogelijk zijn, omdat deze hoger zijn dan tien maal de laagste jaarlijkse storting (12 x € 41,21 = € 494,52). Als Belanghebbende de door hem gewenste (hoge) extra stortingen wil doen, dan kan dat door bijvoorbeeld de looptijd van het Bankspaar-leningdeel te verkorten, waardoor de maandelijkse inleg op de bankspaarrekening hoger wordt. De Bank heeft in het kader van de procedure een aantal voorstellen aan Belanghebbende gedaan om zo veel mogelijk tegemoet te komen aan zijn wens om extra stortingen te doen. Deze voorstellen zijn echter niet geaccepteerd.

4.4 De Commissie van Beroep oordeelt als volgt. Bij een bankspaarhypotheek wordt op een geblokkeerde spaarrekening gespaard voor de aflossing van een hypothecaire geldlening. Aan het eind van de looptijd van de hypothecaire geldlening ontvangt een klant van de bank het gespaarde bedrag plus de opgebouwde rente, waarmee hij vervolgens de lening (eigenwoning¬schuld) kan aflossen. Hij heeft bij een dergelijke constructie recht op een fiscale vrijstelling indien hij voldoet aan de wettelijke voorwaarden zoals opgenomen in het (inmiddels ingetrokken) artikel 3.116a lid 2 Wet IB 2001. Dit artikel bepaalt:
“Van een spaarrekening eigen woning is sprake indien het betreft een rekening bij een krediet-instelling waarbij de volgende voorwaarden in acht worden genomen:
a. de rekeninghouder heeft een eigen woning met een eigenwoningschuld;
b. de rekening is geblokkeerd en wordt slechts eenmalig gedeblokkeerd ter aflossing van de eigen¬- woning¬schuld;

c. ten minste 15 jaar, of tot het overlijden van de rekeninghouder, zijn echtgenoot of degene met wie hij duurzaam een gezamenlijke huishouding voert, wordt jaarlijks een bedrag naar de rekening overgemaakt waarbij het hoogste totaal van in een jaar overgemaakte bedragen niet meer bedraagt dan het tienvoud van het laagste totaal van in een jaar overgemaakte bedragen; ingeval een spaarrekening met ingang van enig tijdstip wordt aangeduid als spaarrekening eigen woning wordt het op dat tijdstip aanwezige tegoed aangemerkt als eerste overmaking;
d. de op de rekening genoten inkomsten worden bijgeboekt op de rekening; bij deblokkering in de loop van het tijdvak waarover inkomsten worden genoten, vindt eerst nog bijboeking van die inkomsten plaats voordat tot deblokkering wordt overgegaan;
e. de kredietinstelling is een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen.”

4.5 Partijen strijden in wezen over de vraag of de extra inleg die Belanghebbende op zijn bank-spaarrekening wilde doen, voldoet aan de fiscale voorwaarden die gelden om in
aan¬merking te komen voor de fiscale vrijstelling. In bijzonder is in geschil of Belanghebbende voldoet aan de eis dat jaarlijks een bedrag naar de rekening wordt over-gemaakt “waarbij het hoogste totaal van in een jaar overgemaakte bedragen niet meer bedraagt dan het tienvoud van het laagste totaal van in een jaar overgemaakte bedragen”.

4.6 Belanghebbende heeft een spreadsheet overgelegd waaruit volgens hem blijkt welke extra stortingen hij wilde doen, alsmede welke aanpassingen van de maandelijkse inleg nodig zijn om binnen de bandbreedte van 1:10 te blijven. Volgens Belanghebbende komt hij in het door hem doorgerekende scenario uit op een bandbreedte van 1:9,95 omdat de hoogste jaarlijkse inleg € 9.096,01 is en de laagste € 956,17. Belanghebbende loopt niet het risico dat hij buiten de bandbreedte komt als gevolg van een rentewijziging, omdat hij de rente dertig jaar vast heeft gezet. Het door Belanghebbende doorgerekende scenario luidt als volgt.

1 juni 2012 1 maart 2014 1 maart 2015 1 juni 2042
Waarde 0 € 6.367,52 €13.700,71 € 154.000,-
Maandelijkse inleg € 288,47 € 288,47 €126,29 € 79,68
Extra inleg 0 € 5.134,59 € 8.000,- 0
Waarde na extra inleg 0 €11.502,11 € 21.700,71 € 154.000,-
Nieuwe maandelijkse inleg € 288,47 €126,29 € 79,68 0
Totale inleg lopend jaar € 3.461,64 € 7.136,64 € 9.096,01 € 956,17

4.7 Tijdens de mondelinge behandeling bij de Commissie van Beroep is aan de orde gekomen dat geen van partijen het verschil van mening of de door Belanghebbende gewenste extra stortingen ertoe leiden dat Belanghebbende de fiscale vrijstelling van zijn bank¬spaar-hypotheek kwijtraakt, heeft voorgelegd aan de Belastingdienst. Aangezien het in eerste instantie de Inspectie der Belastingen is die over de fiscale vrijstelling beslist, acht de Commissie van Beroep het voor de beoordeling van het geschil van belang dat dit alsnog gebeurt.

4.8 De Commissie van Beroep zal Belanghebbende in de gelegenheid stellen om aan de Inspectie der Belastingen voor te leggen of Belanghebbende met het door hem opgestelde scenario zoals hiervoor onder 4.6 weergegeven, in aan¬merking komt voor de fiscale vrij-stelling die geldt voor banksparen met het oog op de aflossing van een eigenwoning¬schuld. Belang¬hebbende dient daarbij (in ieder geval) de offerte uit 2012 voor de Budgethypotheek mee te sturen, alsmede de door hem opgestelde berekening, zoals hierboven onder 4.6 weer¬¬gegeven. Belanghebbende dient – zo mogelijk – een schriftelijke reactie van de Inspectie der Belastingen in het geding te brengen. Vervolgens zal de Bank in de gelegenheid worden gesteld te reageren.

4.9 Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5. Beslissing

De Commissie van Beroep laat Belanghebbende toe een schriftelijke reactie van de Inspectie der Belastingen over te leggen, zoals bedoeld in 4.8. De Bank zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld hierop te reageren.

Bekijk de volledige uitspraak