Mijn Kifid

Uitspraak 2017-016B (bindend)

Einduitspraak Commissie van Beroep 2017-016B d.d. 26 september 2017
(mr. C.A. Joustra, voorzitter, mr. A. Bus, mr. J.B. Fleers, mr. A. Smeeïng-van Hees en
F.R. Valkenburg AAG, RBA, leden, en mr. H.C. Dobbelaar-ten Cate, secretaris)

Samenvatting

Bankspaarhypotheek, (fiscale) bandbreedte-eis, inhoudend dat de hoogste jaarpremie niet meer dan het tienvoud van de laagste jaarpremie mag bedragen. De bandbreedte-eis is ook in de algemene voorwaarden van de Bank opgenomen. De Bank weigert ten onrechte de extra stortingen die Belanghebbende wil doen: anders dan de Bank aanvoert, zijn de extra stortingen niet in strijd met de bandbreedte-eis.

Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg.

1. De procedure in beroep

1.1 De Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening (verder: Commissie van Beroep) heeft in deze zaak op 23 februari 2017 een tussenuitspraak gedaan.

1.2 Belanghebbende heeft vervolgens een akte uitlatingen, overlegging producties en aanvullend bewijsaanbod aan de Commissie van Beroep toegezonden.

1.3 De Bank heeft hierop gereageerd bij brief van 15 mei 2017.

2. Verdere beoordeling van het beroep

2.1 Tussen partijen is in geschil of de door Belanghebbende gewenste extra stortingen op zijn bankspaarrekening de toegelaten bandbreedte van 1:10 overschrijden. In de tussen-uitspraak heeft de Commissie van Beroep Belang¬hebbende in de gelegenheid gesteld om aan de Inspectie der Belastingen voor te leggen of deze met het door hem opgestelde scenario in aan¬merking zou komen voor de fiscale vrij¬stelling die geldt voor banksparen met het oog op de aflossing van een eigenwoning¬schuld. De Commissie van Beroep heeft Belanghebbende verzocht daarbij (in ieder geval) de offerte uit 2012 voor de Budgethypotheek mee te sturen, alsmede de onderstaande, door hem opgestelde berekening.

1 juni 2012 1 maart 2014 1 maart 2015 1 juni 2042
Waarde 0 € 6.367,52 €13.700,71 € 154.000,-
Maandelijkse inleg € 288,47 € 288,47 €126,29 € 79,68
Extra inleg 0 € 5.134,59 € 8.000,- 0
Waarde na extra inleg 0 €11.502,11 € 21.700,71 € 154.000,-
Nieuwe maandelijkse inleg € 288,47 €126,29 € 79,68 0
Totale inleg lopend jaar € 3.461,64 € 7.136,64 € 9.096,01 € 956,17

2.2 Belanghebbende heeft bij brief van 10 maart 2017 aan de Inspectie gevraagd in hoeverre met de door hem gewenste extra stortingen de bandbreedte van 1:10 wordt over¬schreden. Hij heeft de offerte uit 2012, de bovenstaande berekening en de tussen¬uitspraak als bijlagen bij die brief gevoegd.

2.3 Hierop heeft de Inspectie het volgende geantwoord:

“Om in aanmerking te komen voor de vrijstelling van de SEW moet aan de band¬breedte-eis voldaan worden. De bandbreedte-eis stelt dat de hoogste jaarpremie niet meer dan het tienvoud van de laagste jaarpremie mag bedragen. Volgens uw voorbeeld bedraagt de laagste jaarpremie € 956,17. De hoogste premie mag daardoor maximaal € 9.561,70 bedragen. Volgens uw cijfers blijft u binnen deze marge.
Bij de beoordeling van de bandbreedte ben ik er van uit gegaan dat de door u aan-geleverde cijfers juist zijn. De berekening is echter niet bijgevoegd en kan derhalve niet gecontroleerd worden. Daarnaast gaat de berekening uit van een storting op 1 maart 2015. De storting kan echter pas op een later moment ingaan waardoor de berekening opnieuw gemaakt zal moeten worden. Tot slot wijs ik er op dat er contractueel andere afspraken met de bank overeen¬gekomen kunnen zijn over te storten bedragen. Hierdoor kan de berekening anders lopen.”

2.4 Belanghebbende heeft aangevoerd dat uit de reactie van de Inspectie blijkt dat de door hem gewenste stortingen binnen de bandbreedte-eis vielen. Volgens Belanghebbende bieden ook de algemene voorwaarden ruimte voor de door hem gewenste extra stortingen. Belanghebbende stelt dat de Bank is tekortgeschoten door de extra stortingen niet toe te laten.

2.5 De Bank is van mening dat Belanghebbende onvoldoende informatie aan de Inspectie heeft verstrekt, omdat de achterliggende berekeningen ontbreken. De Inspectie heeft deze dus niet kunnen controleren. De Commissie van Beroep verwerpt dit verweer omdat van de Bank had mogen worden verwacht dat zij zou toelichten waarom de achterliggende berekeningen onjuist zouden (kunnen) zijn. Dat heeft de Bank echter niet gedaan.

2.6 Verder heeft de Bank aangevoerd dat uit de reactie van de Inspectie kan worden op-gemaakt dat op 1 maart 2015 geen storting kon worden gedaan, al is voor de Bank niet geheel duidelijk waarop de Inspectie doelt. Anders dan de Bank is de Commissie van Beroep van oordeel dat uit deze passage in de brief van de Inspectie niet kan worden afgeleid dat de berekening uitgaat van onjuiste stortingsdata en dat de berekening om die reden zonder meer onjuist is. Uit de brief van de Inspectie blijkt dat ook voor het overige niet. De Inspectie zou ook kunnen doelen op de omstandigheid dat 1 maart 2015 reeds was verstreken, zodat er op die datum geen extra storting meer kon worden gedaan. Een en ander laat onverlet, dat de Inspectie zich op het standpunt heeft gesteld, dat in het gepresenteerde scenario wordt voldaan aan de fiscale eisen voor de toegestane band-breedte.

2.7 Tot slot is de Bank van mening dat de door Belanghebbende gewenste extra stortingen contractueel niet zijn toegestaan. De Bank voert aan dat zij in 2012 met Belanghebbende is overeengekomen dat hij de eerste 121 maanden € 288,74 per maand zou storten en daar¬na € 41,21 per maand. Dit brengt mee – volgens de Bank – dat er nooit meer dan 12 x 10 x € 41,21 = € 4.945,20 per jaar kan worden ingelegd. Het IT-systeem van de Bank voorziet niet in de mogelijkheid van een automatische aanpassing van de maandelijkse inleg als er extra wordt gestort. Hiermee beoogt de Bank haar klanten te beschermen tegen mogelijke negatieve fiscale conse¬quenties, aldus de Bank.

2.8 Naar de Commissie van Beroep begrijpt is de Bank van mening dat de oorspronkelijk overeen¬gekomen (en in de toekomst gelegen) lage inleg van € 41,21 gedurende de looptijd van de overeenkomst niet zou kunnen worden verhoogd. De Bank laat echter na toe te lichten waarom dat contractueel zou zijn uitgesloten. Uit de algemene voor¬waarden volgt dit in ieder geval niet. De Bank heeft aangevoerd dat zij haar klanten wil beschermen tegen mogelijke negatieve fiscale consequenties van een extra storting, hetgeen op zichzelf een goede reden kan zijn om extra stortingen niet automatisch toe te staan. Zij heeft echter niet toegelicht tegen welk specifiek risico Belanghebbende beschermd zou moeten worden indien hij extra stortingen zou doen conform het door hem doorgerekende scenario.

2.9 Naar het oordeel van de Commissie van Beroep is de Bank tekortgeschoten in haar verplichting de extra stortingen – die contractueel waren toegestaan – te accepteren. Belanghebbende heeft primair verzocht om ontbinding van zijn beide hypothecaire geld-leningen, dus zowel van de geldlening die is gekoppeld aan de bankspaarhypotheek als van de geldlening die is gekoppeld aan de annuïteiten¬hypotheek. Voor ontbinding van de aan de annuïteitenhypotheek gekoppelde geldlening bestaat echter geen aanleiding, nu de Bank ter zake van deze overeenkomst niet toerekenbaar is tekortgeschoten. De Commissie van Beroep is voorts van oordeel dat ook geen aanleiding bestaat om de aan de bank-spaarhypotheek gekoppelde geldlening te ontbinden. De Bank heeft de extra stortingen enkel niet willen toelaten, omdat zij in de (achteraf gezien: onjuiste) veronderstelling verkeerde dat Belanghebbende zichzelf daarmee (fiscaal) in de vingers zou kunnen snijden. Dat is, gelet op het feit dat de Bank haar verplichtingen voor het overige steeds onberispelijk nagekomen, een geringe tekortkoming die de ontbinding van de overeen-komst niet rechtvaardigt.

2.10 Subsidiair heeft Belanghebbende gevorderd dat de Bank zal worden veroordeeld tot nakoming van de overeenkomst door het faciliteren van extra stortingen, zo mogelijk met terug¬werkende kracht, alsmede dat de Bank zal worden veroor¬deeld tot vergoeding van het rendements¬verlies aan Belanghebbende, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2014. Deze vordering is toewijsbaar op de wijze zoals hieronder vermeld. Daarnaast zal de Commissie van Beroep de Bank veroordelen tot vergoeding van de eigen bijdrage van Belanghebbende in beroep.

3. Beslissing

De Commissie van Beroep vernietigt de uitspraak van de Geschillencommissie en stelt daar¬voor de volgende beslissing in de plaats:

 Veroordeelt de Bank tot nakoming van de overeenkomst door het faciliteren van extra stortingen, zo mogelijk met terug¬werkende kracht;

 Veroordeelt de Bank in het geval de hiervoor genoemde stortingen niet met terug-werkende kracht mogelijk zijn tot betaling van schade¬vergoeding aan Belanghebbende, bestaande uit het rendements¬verlies, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 oktober 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.

 Veroordeelt de Bank tot betaling van € 500,- aan Belanghebbende.

Bekijk de volledige uitspraak