Mijn Kifid

Uitspraak 2017-020 (bindend)

Uitspraak Commissie van Beroep 2017-020 d.d. 15 mei 2017
(mr. W.J.J. Los, voorzitter, mr. A. Bus, mr. J.B. Fleers, mr. R.J.F. Thiessen, en
F.R. Valkenburg AAG RBA, leden, en mr. H.C. Dobbelaar-ten Cate, secretaris)

Samenvatting

Kostbaarhedenverzekering. Vergeefse klachten tegen het oordeel van de Geschillencommissie dat de verzekerde zijn verplichting tot het verschaffen van inlichtingen en bescheiden niet is na-gekomen met het opzet de verzekeraar te misleiden.

Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg.

1. De procedure in hoger beroep

1.1 Bij een op 2 augustus 2016 door de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening (hierna: Commissie van Beroep) ontvangen beroepschrift, met bijlagen, heeft Belanghebbende de uitspraak van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening (hierna: Geschillencommissie) van 21 juni 2016 in de zaak [nummer] ter toetsing voorgelegd.

1.2 De Verzekeraar heeft een op 3 november 2016 gedateerd verweerschrift, met bijlagen, ingediend.

1.3 Bij brief van 30 december 2016 heeft Belanghebbende aanvullende stukken ingediend.

1.4 De Commissie van Beroep heeft het beroep mondeling behandeld op 16 januari 2017. Beide partijen waren aanwezig. Partijen hebben hun standpunten aan de hand van pleitnotities nader toegelicht en vragen van de Commissie van Beroep beantwoord.

2. De procedure in eerste aanleg

Voor het verloop van de procedure in eerste aanleg verwijst de Commissie van Beroep naar de aan deze uitspraak gehechte uitspraak van de Geschillencommissie.

3. Inleiding op de beoordeling van het beroep

3.1 In deze zaak – waarin centraal staat de vraag of Belanghebbende met betrekking tot een door hem in 2013 ingediende schadeclaim in verband met een inbraak op 11 augustus van dat jaar opzettelijk misleidende inlichtingen heeft verstrekt door, zo¬als de Verzekeraar stelt, sieraden die door hem in mei 2011 als gestolen waren gemeld, en waarvoor hij destijds een schade-uitkering heeft ontvangen, in het najaar van 2013 opnieuw als gestolen op te geven – kan onder meer worden uitgegaan van de door de Geschillencommissie onder 2.1-2.8 vastgestelde feiten.

3.2.1 Belanghebbende heeft zich, stellende dat niet is aangetoond dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan – kort gezegd – verzekeringsfraude, tot de Geschillencommissie gewend en gevorderd dat de Verzekeraar zal worden veroordeeld tot
a) het doen van een uitkering ter zake van de door hem in 2013 geleden schade en
b) het ongedaan maken van de opname van de persoonsgegevens van Belanghebbende in zowel haar intern incidentenregister als het Extern Verwijzingsregister, alsmede van de melding van laatstgenoemde opname bij het Centrum Bestrijding Verzekeringsfraude.

3.2.2 De Geschillencommissie heeft de vorderingen van Belanghebbende afgewezen. De bestreden beslissing bevat – onder Verweer van de Verzekeraar en in rov. 3.5, betreffende de beantwoording door de Verzekeraar van de haar na de mondelinge behandeling schriftelijk door de Geschillencommissie gestelde vragen – een uitvoerig relaas aangaande het in opdracht van de Verzekeraar door de onderzoeker [naam 1] (hierna: de onderzoeker) ingestelde onderzoek (bron: “Verslag van Toedrachtsonderzoek t.b.v. [naam verzekeraar]” van 14 januari 2014, hierna ook: het Verslag) en het door hem naar aanleiding van de zo- even bedoelde vragen ingestelde nader onder¬¬zoek. In dit relaas passeren onder meer de vier in de loop van dat onderzoek door Belanghebbende afgelegde verklaringen en de verklaringen van de hierna te noemen taxateurs, deskundige en (medewerkers van) tussenpersonen de revue.

3.2.3 De, mede tegen de achtergrond van genoemd relaas te beschouwen, overwegingen die de Geschillencommissie hebben geleid tot haar afwijzende beslissing kunnen, voor zover thans van belang, als volgt worden weergegeven.
De Geschillencommissie deelt het standpunt van de Verzekeraar dat uit de verklaringen van de taxateurs [naam 2 en naam 3], die in verband met het verhogen van de verzekerde som van de kostbaarhedenverzekering onderscheidenlijk in april 2011 ([naam 2]) en maart 2013 ([naam 3]) een taxatierapport betreffende de te verzekeren sieraden hebben op¬- gesteld, alsmede de verklaring van de door de Verzekeraar ingeschakelde gerechtelijk deskundige [naam 4] de conclusie kan worden getrokken dat
a) het bij beide meldingen om grotendeels dezelfde sieraden gaat en
b) dat het praktisch gezien vrijwel onmogelijk is dat Belanghebbende, zoals hij stelt, in de tussentijd (vrijwel) identieke sieraden heeft kunnen verkrijgen.
Bij de drie mappen met foto’s die de Verzekeraar heeft overgelegd – twee mappen met foto’s op Mitsubishi Electric papier en een met foto’s op Canon papier – gaat het om afdrukken van merendeels dezelfde sieraden en van dezelfde opnamen. Gelet op de verklaringen van zowel de toenmalige als de huidige tussenpersoon moet worden aan¬- genomen dat de foto’s van de meeste sieraden in 2011 zijn gemaakt. De toenmalige tussen¬- persoon heeft in dat jaar tezamen met het toen opgemaakte taxatie¬rapport een set foto’s van de getaxeerde sieraden ontvangen. Bij het taxatie¬rapport van 2013 zijn foto’s gevoegd die in 2011 zijn gemaakt. Deze zijn ook ter hand gesteld aan de expert van de Verzekeraar en aan de schade-onderzoeker als foto’s van sieraden die in 2013 zouden zijn gestolen. (rov. 4.1 en 4.2) Verzekeraar heeft in voldoende mate aangetoond dat Belanghebbende zijn in de verzekerings¬overeenkomst vastgelegde verplichting tot het verschaffen van inlichtingen en bescheiden niet is nagekomen met het opzet de Verzekeraar te misleiden

teneinde naar aanleiding van de in 2013 gedane schademelding een uitkering te verkrijgen waarop hij geen recht had. De verklaringen van Belanghebbende zijn op meerdere onder¬¬- delen niet te verenigen met de bevindingen van de schadeonderzoeker en van de geraad¬- pleegde taxateurs en deskundige. (rov. 4.3)

4. Beoordeling van het beroep

4.1 De bezwaren die Belanghebbende aanvoert tegen (de motivering van) de hiervoor aan het slot van 3.3 weergegeven oordelen van de Geschillencommissie, die mede hebben geleid tot afwijzing van de in 3.2.1 onder b) vermelde vordering, komen neer op het volgende:
– ten onrechte heeft de Geschillencommissie geoordeeld dat de toenmalige tussen¬- persoon van Belanghebbende in 2011 een set foto’s van de sieraden heeft ontvangen; foto’s van de sieraden waren er toen niet;
– ten onrechte heeft de Geschillencommissie op grond van de verklaringen van beide taxateurs en de gerechtelijk deskundige geoordeeld dat de taxatierapporten van 2011 en 2013 grotendeels betrekking hebben op dezelfde sieraden, en dat het praktisch gezien vrij¬- wel onmogelijk is om identieke sieraden te verkrijgen binnen het tijdvak dat Belanghebbende daarvoor, uitgaande van diens eigen verklaringen, ter beschikking stond.

De foto’s van de sieraden
4.2.1 Partijen zijn het erover eens dat het bij de foto’s van de sieraden gaat om vier sets gelijke foto’s; drie sets op Mitsubishi Electric papier en een op Canon papier. Deze laatste set maakt deel uit van het dossier van Belanghebbende bij diens huidige tussen¬persoon.
Volgens Belanghebbende zijn alle foto’s in verband met de verhoging van de verzekerde som in maart 2013 gemaakt door zijn stiefzoon met diens digitale camera. Deze heeft toen ook op zijn printer de afdrukken op Canon papier vervaardigd; de afdrukken op Mitsubishi Electric papier, enkele dagen nadien gemaakt, zijn afkomstig van HEMA, aldus Belanghebbende.

De Verzekeraar daarentegen stelt zich op het standpunt dat één set foto’s al in 2011 tezamen met het taxatierapport van [naam 2] is afgegeven aan de toenmalige tussen¬- persoon, zoals deze tegenover de onderzoeker heeft verklaard.

4.2.2 Alle vier hiervoor in 3.2.2 bedoelde, door Belanghebbende in de periode van 9 oktober 2013 tot en met 9 januari 2014 afgelegde, verklaringen zijn door hem voor akkoord getekend. Zij kunnen, wat het onderwerp “foto’s van de sieraden” betreft, als volgt worden samengevat.
De eerste verklaring, afgelegd op 9 oktober 2013, komt erop neer dat de ongeveer twee maanden voordien als gestolen opgegeven sieraden in maart van dat jaar, nadat ze getaxeerd waren, door Belanghebbende zelf zijn gefotografeerd met een wegwerpcamera; niet met een digitale camera. Belanghebbende heeft afdrukken gegeven aan de expert. Daarop zijn, aldus Belanghebbende, dezelfde sieraden te zien als op de foto’s die hij bij het afleggen van de verklaring aan de onderzoeker overhandigt.

De tweede verklaring dateert van 25 oktober 2013. De onderzoeker heeft dan inmiddels vast¬gesteld dat de hem door Belanghebbende overhandigde foto’s op de achterzijde zijn voorzien van de tekst “Mitsubishi Electric”. Belanghebbende verklaart eerst dat hij met betrekking tot zijn eerdere verklaring niets heeft aan te vullen of aan te passen. Vervolgens verklaart hij, in antwoord op de vraag bij wie of waar hij de negatieven van de met de wegwerp¬camera gemaakte foto’s van de sieraden heeft laten afdrukken, dat de foto’s zijn gemaakt door zijn stiefzoon, met diens camera; naar hij aanneemt een digitale, want hij weet dat zijn stiefzoon de opnamen op zijn computer kan zetten en dan direct kan uit¬- printen. Die digitale opnamen staan niet meer op de computer; ze zijn direct na het uit¬- printen verwijderd, zo verklaart Belanghebbende.
De derde verklaring is afgelegd op 21 november 2013. Ongeveer drie weken voordien had, aldus het Verslag, Verzekeraar van een medewerker van de huidige tussen¬persoon vernomen dat men daar eind maart 2013 het taxatierapport van [naam 3] ontving met daarbij foto’s van de sieraden, en dat die foto’s na 11 augustus 2013 weer bij die mede¬- werker zijn opgehaald.
Belanghebbende verklaart desgevraagd allereerst dat hij ten aanzien van zijn op 25 oktober 2013 afgelegde verklaring niets heeft aan te vullen of aan te passen. Nadat de onderzoeker had meegedeeld naar aanleiding van zijn bevindingen nog nadere vragen te hebben, verklaart Belanghebbende echter dat hij de sieraden na de laatste taxatie heeft opgehaald en dat daarvan thuis toen direct foto’s zijn gemaakt door zijn stiefzoon. Belanghebbende heeft de foto’s vervolgens, tezamen met het taxatie¬ rapport van [naam 3], naar zijn huidige tussenpersoon gebracht. Volgens Belanghebbende heeft zijn stiefzoon drie setjes afgedrukt. “Hij deed dit omdat hij de gemaakte foto’s op het kaartje weggooide.” Een set is door Belanghebbende af¬gegeven bij zijn huidige tussenpersoon; de overige bewaarde hij in een kast in de woonkamer. Na de inbraak heeft hij aan zowel de politie, de expert als de onder¬¬¬zoeker een complete set gegeven. Zelf, aldus Belanghebbende, heeft hij nu geen foto’s van de sieraden meer. Op de vraag van de onderzoeker waarom hij bij zijn huidige tussenpersoon een set ophaalde, verklaart hij vervolgens: “Ik kan mij dat niet meer herinneren, maar dat zou best kunnen dat ik dat heb gedaan. Als dat zo is dan moet dat 1 van de setjes zijn geweest die mijn stiefzoon maakte van de foto’s van de sieraden. Maar nogmaals, ik [kan] mij dat niet meer herinneren. Het zou best zo kunnen zijn, dat ik inderdaad naar hem toe ben gegaan om dat setje foto’s weer op te halen. Misschien kwam dat wel door de expert, omdat die foto’s wilde hebben en ik al een set bij de politie had afgegeven. Anders zou ik zelf zonder foto’s komen te zitten, maar nogmaals ik weet dit allemaal niet meer precies.”
De vierde verklaring is afgelegd op 9 januari 2014. In verband met deze verklaring dient vooraf in de eerste plaats te worden opgemerkt dat de stiefzoon in een telefoon¬gesprek met de onderzoeker op 21 november 2013 heeft bevestigd hetgeen zijn stiefvader in diens derde verklaring had gezegd over het maken van de foto’s van de sieraden en het af¬- drukken daarvan, en tevens heeft verklaard dat hij de foto’s heeft afgedrukt met een printer van het merk Canon. Een tweede opmerking vooraf is dat de onderzoeker even¬¬- eens op 21 november 2013 bij een bezoek aan het kantoor van de huidige tussenpersoon had vastgesteld dat zich in het dossier van Belanghebbende nog afdrukken bevonden van dezelfde foto’s als door Belanghebbende aan de onderzoeker ter beschikking gesteld, zij het niet op Mitsubishi Electric papier maar op Canon papier.

De verklaring van Belanghebbende luidt, voor zover thans van belang: “U vertelt mij dat mijn verklaring omtrent het afdrukken van de foto’s die ik ter beschikking stelde niet juist is: Het is gegaan zoals ik u reeds verklaarde en niet anders. U vertelt mij dat de foto’s, die ik ter beschikking stelde aan de expert, de politie en aan u, allemaal zijn afgedrukt op foto¬- papier van het merk Mitsubishi Electric. U vertelt mij dat het niet mogelijk is [foto’s op] Mitsubishi Electric fotopapier af te drukken met behulp van een Canon fotoprinter: Mijn stiefzoon heeft 1 setje afgedrukt op zijn Canon printer en hij heeft de originele foto’s op een usb stick gezet. Mijn stiefdochter heeft vervolgens twee of drie dagen later 2 setjes laten afdrukken vanaf die usb stick. Dus die 2 setjes zouden op ander fotopapier kunnen zijn afgedrukt. Dat heeft zij denk ik bij een foto¬centrale gedaan. Ik weet niet bij welke fotocentrale. (…) U vertelt mij uit uw onder¬zoek te hebben begrepen dat ik foto’s heb laten afdrukken bij de digitale foto¬service van de HEMA. U vraagt mij om een reactie: Dat zou kunnen. Als dat zo is, dan moet mijn stiefdochter dat hebben gedaan. Ik ben nooit bij de HEMA geweest voor het afdrukken van foto’s. U vraagt mij of ik er bezwaar tegen heb dat er door u contact wordt opgenomen met de HEMA en daar wordt nagevraagd wat ik bij hen verzocht af te drukken en hoe [ik] dit aanleverde. Nee, ik wil niet hebben dat de HEMA hier¬over wordt benaderd. Ik wil dit niet omdat ik dit een inbreuk op mijn privacy vind. (…) U vraagt mij of ik, na de inbraak in mijn woning in augustus 2013 foto’s van de getaxeerde sieraden heb opgehaald bij mijn assurantietussenpersoon. Ja, volgens mij heb ik die inderdaad opgehaald (…) U vraagt mij of ik destijds, in 2011, ook foto’s inleverde van de sieraden die ik liet taxeren: Dat weet ik niet meer. Echt niet. Zo ver gaat mijn geheugen niet terug. (…) U vertelt mij van mijn toenmalige tussenpersoon (…) te hebben vernomen dat ik in 2011, bij het inleveren van het taxatierapport, ook foto’s inleverde van de in 2011 getaxeerde sieraden. U vraagt mij om een reactie: Dat weet ik niet meer. Ik weet echt niet meer of ik destijds wel of niet ook een setje foto’s inleverde. U vraagt mij, als dat wel zo is geweest, hoe ik die foto’s destijds liet maken en afdrukken: Ook dat weet ik echt niet meer. (…) U vertelt mij dat die foto’s, die ik [volgens mijn toenmalige tussenpersoon in 2011 bij hem inleverde], zich nog in mijn dossier/portefeuille [bij] mijn huidige tussen¬ persoon bevinden en dat u die foto’s hebt bekeken. U vraagt mij om een reactie: Dat zou best kunnen, maar ik weet dat niet. Ik kan mij over destijds niets herinneren. U vertelt mij dat die foto’s zijn af¬gedrukt op Canon papier. U vraagt mij om een reactie: Zegt mij niks. Mijn stiefzoon had toen volgens mij nog geen printer met fotopapier, zodat hij zelf kon afdrukken. Hij doet dit pas sinds ongeveer de laatste 2 jaar. (…)”

4.2.3 In de loop van deze procedure heeft Belanghebbende zijn verklaring nog op een twee¬tal punten bijgesteld. In zijn klachtbrief van 15 april 2015, toen hem duidelijk was geworden dat zich bij zijn huidige tussenpersoon nog een setje foto’s bevond, stelt hij dat hij in 2013 niet één maar twee setjes foto’s bij deze heeft ingeleverd en dat hij na de diefstal een van die setjes weer heeft opgehaald voor de aangifte bij de politie. Voorts houdt zijn brief aan de Geschillencommissie van 27 januari 2016 onder meer in, wat het tweede punt betreft, dat de toenmalige tussenpersoon in 2011 geen foto’s van de sieraden heeft ontvangen omdat die er toen niet waren. Zoals hiervoor aan het slot van 4.2.2 vermeld, verklaarde hij op 9 januari 2014 in antwoord op een vraag van de onderzoeker echt niet meer te weten of hij in 2011 bij het inleveren van het taxatierapport bij zijn toenmalige tussenpersoon ook foto’s van de getaxeerde sieraden inleverde.

4.2.4 De uiteindelijk door Belanghebbende gegeven lezing van de gang van zaken aangaande het maken, afdrukken en verspreiden van de foto’s komt neer op het volgende.
Alle foto’s zijn in verband met de verhoging van de verzekerde som in maart 2013 door zijn stiefzoon gemaakt met diens digitale camera. Deze heeft toen ook op zijn printer de set op Canon papier afgedrukt. De drie sets op Mitsubishi Electric papier zijn afkomstig van HEMA. Belanghebbende heeft in maart 2013 met het taxatie¬rapport twee sets bij zijn huidige tussenpersoon ingeleverd. Na de inbraak heeft hij een van die twee sets weer op¬- gehaald en aan de politie gegeven. Dit betreft, evenals de sets die hij aan de expert en de onderzoeker heeft gegeven, een set op Mitsubishi Electric papier.

4.2.5 De ontstaansgeschiedenis van deze lezing is, voorzichtig uitgedrukt, moeizaam. Wat met name aanstonds opvalt is dat Belanghebbende bij herhaling op wezenlijke punten terug¬- komt van eerdere verklaringen; niet eigener beweging maar eerst nadat hij zich geconfronteerd ziet met feiten die daarmee onverenigbaar zijn. De Commissie van Beroep wijst in dit verband op het volgende.
De eerste hiervoor onder 4.2.2 samengevatte verklaring is afgelegd ongeveer zes maanden nadat de foto’s zouden zijn gemaakt en zo’n twee maanden nadat de diefstal zou hebben plaatsgevonden. Zij bevat ten aanzien van zowel de persoon die foto’s heeft gemaakt – volgens Belanghebbende zou hij dat zelf zijn geweest – als de camera waarvan deze gebruik heeft gemaakt – volgens Belanghebbende zijn wegwerpcamera – een onwaarheid. Dat het hierbij om vergissingen zou gaan, valt redelijkerwijs niet aan te nemen.
Aan het begin van zijn tweede verklaring, afgelegd ongeveer twee weken na de eerste, beantwoordt Belanghebbende de vraag of hij ten aanzien zijn eerste verklaring iets zou willen aanvullen of aanpassen ontkennend. Eerst als hem wordt gevraagd bij wie of waar hij de, naar zijn zeggen, door hem met de wegwerpcamera gemaakte foto’s van de sieraden heeft laten afdrukken, verklaart Belanghebbende dat zijn stiefzoon de foto’s heeft gemaakt, en wel met diens – naar Belanghebbende aanneemt: digitale – camera. De digitale opnamen, aldus Belanghebbende, zijn direct nadat zijn stiefzoon ze had uitgeprint door deze van de computer verwijderd. Dit laatste – in enigszins andere bewoordingen herhaald in de derde verklaring – is niet te verenigen met zijn verklaring op 9 januari 2014 dat zijn stiefzoon, na één set te hebben uit¬ geprint, de foto’s op een usb stick heeft gezet, waarna twee of drie dagen later zijn stiefdochter vanaf die stick twee setjes heeft laten afdrukken; bij een foto¬- centrale, naar hij veronderstelt.
Ook de derde verklaring van Belanghebbende begint met de mededeling dat hij niets zou willen aanvullen of aanpassen. Vervolgens herhaalt hij in wezen hetgeen hij eerder, maar afgaande op zijn vierde verklaring: ten onrechte, verklaarde omtrent het afdrukken en verwijderen van de foto’s door zijn stiefzoon. Nieuw is zijn verklaring dat hij een van de sets tezamen met het taxatierapport uit 2013 naar zijn huidige tussenpersoon heeft gebracht en dat hij na de diefstal ook aan de politie een set heeft gegeven, mogelijk nadat hij die bij zijn tussenpersoon had opgehaald.
In zijn vierde verklaring reageert Belanghebbende op de mededeling van de onderzoeker, dat zijn verklaring omtrent het afdrukken van de foto’s niet juist is, met de woorden “Het is gegaan, zoals ik u reeds verklaarde en niet anders.” Maar nadat hij van de onderzoeker verneemt dat de foto’s die hij aan hem, de expert en de politie ter beschikking had gesteld alle zijn afgedrukt op Mitsubishi Electric papier en dat het niet mogelijk is om met behulp van een Canon printer foto’s af te drukken op dat papier, volgt zijn hiervoor kort aan¬- geduide verklaring waaruit blijkt dat het toch wezenlijk anders is gegaan dan hij eerder verklaarde. Terwijl hij eerder slechts voor mogelijk hield dat het setje dat hij aan de politie had gegeven door hem was opgehaald bij zijn tussenpersoon, verklaart hij bij deze gelegenheid dat het inderdaad zo is gegaan. Of hij destijds in 2011 ook foto’s van de sieraden die hij liet taxeren heeft ingeleverd bij zijn toenmalige tussenpersoon weet Belanghebbende niet meer. Zo ver gaat zijn geheugen niet, aldus de verklaring. Ten aanzien van de hiervoor in 4.2.3 genoemde aanpassingen in de loop van deze procedure moet ten slotte het volgende worden opgemerkt. Indien deze overeenkomstig de waarheid zouden zijn, valt niet zonder meer te begrijpen dat Belanghebbende, toen de onderzoeker hem op 9 januari 2014 confronteerde met het feit dat zich in het dossier van zijn tussen-persoon nog een, op Canon papier afgedrukte, vierde set foto´s van de sieraden bevond, niet aan¬ stonds heeft verklaard dat hij in maart 2013 tegelijk met het taxatie¬rapport niet één set maar twee sets van die foto´s heeft afgegeven bij zijn tussen¬persoon en dat er in 2011 nog geen foto´s van de sieraden waren.

De sieraden
4.3.1 De Geschillencommissie heeft op grond van de verklaringen van de hiervoor genoemde taxateurs en gerechtelijk deskundige geoordeeld dat het bij de sieraden die in 2011 onder¬- scheidenlijk 2013 als gestolen zijn opgegeven grotendeels gaat om dezelfde sieraden en dat het praktisch gezien vrijwel onmogelijk is dat Belanghebbende, zoals hij tegenover de onder¬zoeker verklaarde: buiten de reguliere juweliersbranche om, binnen de periode die hem daarvoor ter beschikking stond identieke sieraden heeft kunnen verkrijgen. De tegen dit oordeel gerichte bezwaren komen op het volgende neer:
a) na de diefstal in 2011 heeft Belanghebbende, zoals slachtoffers van diefstal in een geval als dit wel vaker doen, met het door de verzekering uitgekeerde geld, vervangende – identieke dan wel soortgelijke – sieraden gekocht; dat hij dat heeft gedaan blijkt uit diverse door hem overgelegde verklaringen, waaronder die van de verkoper van het enige sieraad waarvan de gerechtelijk deskundige – ten onrechte – verklaart dat het om een uniek exemplaar gaat;
b) het was en is, blijkens de overgelegde Marktplaats-advertenties, wel degelijk mogelijk de gestolen sieraden binnen de daarvoor beschikbare tijd door identieke te vervangen.

4.3.2 Anders dan Belanghebbende meent, blijkt uit de door hem overgelegde Marktplaats- advertenties geenszins dat het voor hem mogelijk is geweest de als gestolen op¬gegeven sieraden binnen de periode van ongeveer twee jaar die hem daarvoor ter beschikking stond door identieke te vervangen. Uit die advertenties valt niets af te leiden omtrent tijd die het zou kosten de sieraden door middel van aankopen op Marktplaats te vervangen. Evenmin blijkt dat het gaat om sieraden die (nagenoeg) identiek zijn aan de als gestolen opgegeven sieraden. Daar komt nog bij dat Belanghebbende nimmer tegenover de onder¬- zoeker heeft verklaard dan wel in deze procedure heeft gesteld, dat de zes als identiek aangemerkte sieraden waarover partijen in beroep met name strijden, door hem op Marktplaats zijn gekocht.

De door Belanghebbende kort voor de mondelinge behandeling nog overgelegde verklaring van [naam 5] Juweliers, dat het zeer goed mogelijk is juwelen als die waarover het hier gaat, voor zover ze al niet voorradig zijn, binnen een termijn van een tot anderhalf jaar te leveren, kan om een vergelijkbare reden geen afbreuk doen aan het in de eerste zin van 4.3.1 genoemde oordeel van de Geschillencommissie. Naar eigen zeggen – zie met name zijn eerste verklaring – kocht Belanghebbende immers niet, althans – zie de brief van
12 oktober 2014 waarin zijn gemachtigde reageert op de bevindingen van de gerechtelijk deskundige betreffende die hiervoor bedoelde zes sieraden – slechts bij uitzondering, bij of via juweliers.

4.3.3 De hiervoor in 4.3.1, onder a) bedoelde verklaringen leiden er evenmin toe dat het oor¬- deel van de Geschillencommissie, dat het bij de sieraden die in 2011 en 2013 als gestolen zijn opgegeven om grotendeels dezelfde sieraden gaat, niet in stand kan blijven. De Commissie van Beroep hecht aan deze verklaringen, die wat opmaak, zinsbouw en letter¬- type betreft overeenstemmen en alle zijn voorzien van een dag¬tekening in mei of juni 2014, geen geloof. Niet alleen omdat Belanghebbende, als het ging om de wijze waarop hij (of zijn echtgenote) in het bezit was gekomen van de sieraden, tegenover de onderzoeker ermee heeft volstaan te zeggen dat het ging om aankopen op Marktplaats, de Zwarte Markt in Beverwijk, internet, in de kroeg, en mogelijk ook op het woonwagenkamp, zonder ooit een van de namen van de onder¬tekenaars van de verklaringen te noemen. Ongeloofwaardig zijn die verklaringen, die wat betreft elk der daarin genoemde sieraden slechts uit een enkele korte zin bestaan, met name ook daarom omdat redelijkerwijs niet kan worden aan¬- genomen dat Belanghebbende, toen hij in het najaar van 2013 bij twee gelegenheden tegen¬- over de onderzoeker sprak over aankopen als hiervoor vermeld, ontschoten zou zijn dat het in één geval ging om een transactie met zijn moeder in november 2012 en in een ander om een geschenk van zijn dochter ter gelegenheid van Vaderdag in 2012, zoals hij nu tracht aan te tonen.

Belanghebbende heeft nog aangevoerd dat het sieraad dat door de deskundige is aan¬- gemerkt als een unicum in het taxatierapport van maart 2011 anders wordt beschreven en gewaardeerd dan in het taxatierapport van april 2013 en dat de taxaties dus niet hetzelfde sieraad betreffen, maar ook die stelling wordt verworpen. De Commissie van Beroep heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid van het, gemotiveerde, oordeel van de deskundige in diens door de Verzekeraar overgelegde brief van 28 oktober 2016 dat het ondanks de verschillen waarop Belanghebbende wijst – in het rapport van maart 2011 wordt overigens, anders dan Belanghebbende stelt, geen karaat genoemd – om hetzelfde sieraad gaat.

Slotsom
4.4 Het hiervoor in 4.2.5, 4.3.2 en 4.3.3 overwogene tezamen genomen leidt ertoe dat, mede in aanmerking genomen dat Belanghebbende geweigerd heeft de onderzoeker toe-stemming te verlenen inlichtingen in te winnen bij het bedrijf waar de drie sets op Mitsubishi Electric papier zijn afgedrukt, het oordeel van de Geschillencommissie dat Belanghebbende zijn verplichting tot het verschaffen van inlichtingen en bescheiden niet is nagekomen met het opzet de Verzekeraar te misleiden om op die wijze een uitkering te verkrijgen waarop hij geen recht had, in stand blijft.

5. Beslissing

De Commissie van Beroep handhaaft de bestreden beslissing.

Bekijk de volledige uitspraak