Mijn Kifid

Uitspraak 2017-020 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-020
(mr. R.J. Paris, voorzitter, mrs. C.E. Polak en W.F.C. Baars, leden en mr. M.A. Kleijer, secretaris)

Klacht ontvangen op : 29 december 2015
Ingediend door : Consument
Tegen : Coöperatieve Rabobank U.A., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen de Bank
Datum uitspraak : 5 januari 2017
Aard uitspraak : bindend advies

Samenvatting

Niet is komen vast te staan dat de Bank als adviseur in haar zorgplicht jegens Consument ter zake gewijzigde fiscale wet- en regelgeving rond de KEW toerekenbaar tekort is geschoten.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:
• het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier met bijlagen en zijn aanvullend
e-mail bericht van 17 februari 2016;
• het verweerschrift van de Bank met bijlagen;
• de repliek van Consument;
• de dupliek van de Bank.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 14 oktober 2016 en zijn aldaar verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.
2.1 Consument en zijn echtgenote hebben op basis van een offerte in 2002 met de Bank een hypothecaire geldlening afgesloten onder meer bestaande uit een zogenoemde SpaarZeker Hypotheek met daaraan gekoppeld een bij Interpolis afgesloten SpaarZeker Verzekering.

2.2 In 2008 is vanwege de aankoop van een andere woning weer een hypothecaire geldlening bij de Bank gesloten, wederom bestaande uit een SpaarZeker Hypotheek. In de daarvan deel uitmakende SpaarZeker Verzekering diende op de einddatum van 1 januari 2023 een bedrag ter grootte van het leningdeel ad € 170.000,00 bijeen te zijn gespaard. In de desbetreffende door Consument voor akkoord ondertekende offerte is voor zover relevant onder het kopje ‘Inbrengwaarde’, bepaald ‘U brengt de waarde van een andere verzekering, ter grootte van
€ 65.449,–, in deze verzekering in”.

2.3 In deze verzekeringsofferte is verder, voor zover relevant, opgenomen “Het door u beoogde eindkapitaal is het uitgangspunt voor deze offerte. Wij stellen de premie voor de verzekering zodanig vast dat het beoogde kapitaal op de einddatum wordt bereikt.
Uw premie wordt, na aftrek van kosten, ingelegd in de SpaarZeker Rekening. De rentevergoeding op de SpaarZeker Rekening is gelijk aan de hypotheekrente voor de SpaarZeker Hypotheek. Als de hypotheekrente wijzigt, dan wordt de rentevergoeding op de SpaarZeker Rekening ook aangepast. Om te zorgen dat dan toch het beoogde eindkapitaal wordt behaald passen wij op dat moment ook de premie aan”.
(…)

Fiscale behandeling

Deze verzekering wordt aangemerkt als Kapitaalverzekering Eigen Woning (KEW). Een KEW is gekoppeld aan de eigen woning. Tijdens de looptijd betaalt u geen belasting. Wanneer op de einddatum minimaal 20 jaar aaneengesloten premie is betaald, is de uitkering uit de verzekering belastingvrij tot een bedrag van € 145.000,–. Dit noemen we ‘de vrijstelling’. Na minimaal 15 jaar aaneengesloten premiebetaling is de uitkering belastingvrij tot een bedrag van € 32.900,–. Het genoemde maximum geldt per persoon en dus niet per verzekering. Dit betekent dat het vrijstellingsbedrag wordt verlaagd met eventuele bedragen aan vrijstelling KEW die in het verleden al zijn benut.
(…)
De vrijstelling is nooit hoger dan de schuld die is aangegaan voor de eigen woning. Een aanvullende voorwaarde is dat de hoogste, in enig jaar betaalde premie niet meer dan tien keer de laagste, in enig jaar betaalde premie mag bedragen. Mocht u gebruik willen maken van deze maximale fiscale bandbreedte van 1:10 in de premiebetaling, dan houdt dat een risico in. Bij een wijziging van de hypotheekrente wijzigt immers ook de premie. Deze kan dan buiten de fiscaal toegestane bandbreedte gaan vallen.
(…)
Veranderingen in uw persoonlijke situatie of in de wetgeving.
Zowel uw persoonlijke situatie als wijzigingen in de belastingregels en de uitleg van deze regels kunnen een positieve of negatieve invloed hebben op de fiscale behandeling van deze verzekering. Daardoor kan het nettorendement op dit product worden beïnvloed.”

2.4 Verder is in de Productinformatie op de vraag “Kunt u uit de SpaarZeker Verzekering stappen en wat zijn de gevolgen?”, voor zover relevant, geantwoord “Afkopen U kunt besluiten de verzekering vóór de afgesproken einddatum af te kopen. Een verzoek daartoe kunt u schriftelijk indienen bij uw adviseur. Met de uitkering wordt de SpaarZeker Hypotheek in beginsel geheel of gedeeltelijk afgelost en wordt de verzekering beëindigd”. (…) Het afkopen of overdragen van een verzekering kan fiscale gevolgen hebben”.

2.5 In de offerte is onder het kopje ‘Kosten’ een berekening van de afkoopwaarde weergegeven. Zo is daarin opgenomen dat aan het einde van jaar veertien in totaal een bedrag van
€ 84.654,00 aan premie zal zijn betaald. De afkoopwaarde bedraagt in dat geval
€ 170.001,00.

2.6 Op de in de Productinformatie gestelde vraag “Welke informatie is van belang voor de inkomstenbelasting?” is, voor zover relevant, geantwoord “Zowel uw persoonlijke situatie als wijzigingen in de belastingregels en de uitleg van deze regels kunnen een positieve of negatieve invloed hebben op de fiscale behandeling van de SpaarZeker Verzekering. Daardoor kan het nettorendement op dit product worden beïnvloed”.

2.7 In verband met zijn naderende pensionering heeft Consument begin 2015 de Bank kenbaar gemaakt goedkoper te willen gaan wonen. Een nieuwe woning was reeds aangekocht en zijn in 2008 gekochte woning stond te koop.

2.8 Omdat Consument uitsprak te verwachten met de verkoopopbrengst van de bestaande woning de volledige hypothecaire geldlening, waaronder de SpaarZeker Hypotheek, af te kunnen lossen heeft hij, op advies van de Bank, contact gelegd met de fiscus.

2.9 De fiscus heeft Consument hierop in zijn brief van 7 mei 2015, voor zover relevant, geschreven “De hoofdregel is wanneer een KEW niet meer voldoet aan de wettelijke eisen, waaronder de bandbreedte-eis van 10:1, zoals gesteld in artikel 10 bis. 4 lid 2 Wet IB 2001, de kapitaalverzekering geacht wordt tot uitkering te zijn gekomen (fictieve uitkering). Dit betekent voor u dat in beginsel afgerekend moet worden over het rente-bestanddeel in het fictief uitgekeerde kapitaal. Van deze hoofdregel kan niet afgeweken worden. (…) Ingeval het doelkapitaal van de KEW wordt verlaagd en daarmee de premie, heeft dit tot gevolg dat niet meer wordt voldaan aan de bandbreedte-eis, hetgeen de hiervoor geschetste fiscale gevolgen heeft”.

2.10 Deze reactie is door Consument aan de Bank teruggekoppeld. Mede na overleg met de Bank hierover is door Consument andermaal (e-mail 26 mei 2015) contact gelegd met de fiscus. In deze e-mail schrijft hij dat de adviseur van de Bank zich afvraagt of de specifieke feiten en omstandigheden in zijn situatie voor de fiscus geen reden voor het maken van een uitzondering kunnen zijn.

2.11 De fiscus heeft per e-mail (van 4 juni 2015 te 14:53 uur) geantwoord en, voor zover relevant, geschreven “ Ik heb deze situatie besproken met mijn collega, de heer XXX (toevoeging Commissie). Tijdens dit overleg zijn wij een besluit tegengekomen dat wellicht van toepassing is op uw situatie. Het gaat om het besluit van 6 december 2014, BLKB 2014/1763M, zie paragraaf 4.6. In de bijlage treft dit besluit aan. In dit besluit heeft de staatssecretaris van Financiën goedkeuring verleend om de vrijstelling KEW onder voorwaarden toe te passen ingeval van goedkoper wonen.
Het besluit houdt kort gezegd in dat wanneer wordt besloten om goedkoper te wonen en ten gevolge hiervan de nieuwe eigenwoningschuld lager of nihil wordt, dat onder voorwaarden de nieuwe eigenwoningschuld fictief kan worden opgehoogd tot een bepaald bedrag. Op deze manier kan dan alsnog worden voldaan aan de voorwaarde dat de kapitaaluitkering moet worden aangewend voor de aflossing van de eigenwoningschuld. Ik wil hierbij nog wel benadrukken dat de overige vrijstellingsvoorwaarden (bandbreedte-eis en minimaal 15 premiejaren) onverkort blijven gelden!’.

2.12 Dit e-mail bericht van de fiscus is door Consument aan de Bank toegestuurd. In zijn begeleidende e-mail (4 juni 2015 te 15:12 uur) is door Consument, voor zover relevant, geschreven “Zie hier het antwoord van de belastingdienst op mijn e-mail van 26 mei (opgesteld op basis van jouw informatie). Ik moet eerlijk bekennen dat mij niet duidelijk is wat de consequenties zijn van het in de mail aangehaald besluit voor onze situatie. Hopelijk kan jij ons hierin opheldering geven. Is het mogelijk om op korte termijn (vóór eind volgende week) een overleg in te plannen waarin jij ons kan adviseren wat de gunstigste oplossing is voor ons? Volgende week zijn wij namelijk nog in het land, daarna drie weken op vakantie. Op 11 juli verloopt de termijn waarop wij nog van de koop af kunnen zien”.

2.13 In het kader van de interne klachtprocedure is door de Bank (brief van 22 oktober 2015) onder meer ingegaan op de mogelijkheden de verzekering te laten doorlopen in lijn met de door de fiscus gedane mededelingen dan wel de verzekering af te kopen met een fiscale claim als gevolg.

2.14 In haar e-mail van 19 november 2015 te 18:39 uur doet de (lokale) Bank verslag van de mogelijkheden de verzekering door te laten lopen of af te kopen. In het geval Consument tot afkoop zal besluiten wordt een tool aangereikt waarmee hij het belaste rentebestanddeel kan uitrekenen. Voor een definitieve berekening wordt Consument naar de fiscus verwezen. De Bank eindigt de e-mail met de zin ”Voor een concreet advies verwijs ik u door naar een fiscalist”.

2.15 De Bank heeft per e-mail (van 21 december 2015 te 13:06 uur) Consument over het bij Interpolis neergelegde verzoek tot het berekenen van de vergoedingspremie geïnformeerd en voor zover relevant geschreven, “Interpolis heeft met een rentepercentage van 1% gerekend (zoals is besproken). De huidige variabele rente bedraagt 0,7%. Mocht de rente de komende jaren niet stijgen, dan zullen de uitgekeerde bedragen (toevoeging Commissie) lager zijn dan berekend is. Om die reden wil ik nogmaals benadrukken dat er aan de gegeven bedragen geen rechten ontleend kunnen worden.

Per 01-01-2023 zal het opgebouwde kapitaal ongeveer € 120.000 bedragen (bij een rente van 1%). (looptijd 20 jaar)
Per 01-01-2018 zal het opgebouwde bedrag ongeveer € 110.000,- bedragen (bij een rente van 1%). (looptijd 15 jaar)”.


3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert compensatie van het door hem geleden nadeel begroot op € 59.000,00.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag. De Bank is in haar jegens hem in acht te nemen zorgplicht toerekenbaar tekort geschoten door ten tijde van het financieringstraject rond de SpaarZeker Hypotheek in 2002 en/of in 2008 hem niet dan wel onvoldoende te informeren over de mogelijke risico’s bij vervroegd en geheel aflossen van de SpaarZeker Hypotheek. Dit geldt met name ten aanzien van de informatie over de bandbreedte-eis. In het geval in 2002 wel op deze risico’s zou zijn gewezen zou Consument de afweging hebben kunnen maken om een andere financieringsvorm te kiezen. De in 2002 hierover verstrekte informatie was zeer beknopt. Uit de productinformatie van 2008 bleek dat er ter zake geen financiële risico’s waren. Consument voelde zich hierin gesterkt mede vanwege het feit dat het rentecontract zoals in 2002 was afgesloten werd ‘meeverhuisd’ waardoor de verschuldigde premie (en daarmee het eindkapitaal) ongewijzigd bleef. Ter zitting is door Consument gesteld dat hem niet is verteld dat na aflossing van de SpaarZeker Hypotheek de vergoedingsrente over de SpaarZeker Verzekering niet meer aan de hypothecaire debetrente is gekoppeld hetgeen van invloed is op het op te bouwen eindkapitaal.

Verweer Bank
3.3 De Bank heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

4. Beoordeling

4.1 De Commissie is van oordeel dat de klacht van Consument, dat de Bank als adviseur in haar zorgplicht en dan met name ter zake haar informatieplicht over de (fiscale) risico’s van het vervroegd aflossen van de SpaarZeker Hypotheek en de daarmee samenhangende (fiscale) gevolgen voor de daaraan gekoppelde SpaarZeker Verzekering in 2002 en/of 2008 jegens hem toerekenbaar tekort is geschoten, ongegrond moet worden geacht en licht dit toe als volgt.

4.2 De Commissie stelt om te beginnen vast dat voor de beoordeling van de klacht de hypothecaire geldleningsovereenkomst in 2008 als uitgangspunt dient te worden genomen. De hypothecaire geldlening in de vorm van een SpaarZeker Hypotheek en de daaraan gekoppelde kapitaalverzekering in de vorm van een SpaarZeker Verzekering zijn toen na acceptatie door ondertekening van de offertes door Consument tot stand gekomen. Zie hiervoor ook rechtsoverweging 2.2. Het enkele feit dat het rentecontract van de hypothecaire geldleningsovereenkomst uit 2002 is meeverhuisd, maakt dit niet anders.

4.3 Verder dient te worden vastgesteld dat in de kern de klacht van Consument verband houdt met onbekendheid met een in 2010 doorgevoerde wijziging van de Bijleenregeling.
Tot 1 januari 2010 bleef de renteaftrek in box 1 over de schuld op de oude woning in stand tot maximaal het bedrag van de koopsom van de nieuwe goedkopere woning. Met ingang van 1 januari 2010 is deze zogenoemde ‘goedkoperwonenregeling’ uit de Bijleenregeling geschrapt. Dit heeft als gevolg dat vanaf dat moment de gehele overwaarde van de woning voor de aankoop van de nieuwe woning diende te worden ingebracht. Ook in het geval een goedkopere woning werd aangekocht.

4.4 Tussen partijen staat niet ter discussie dat wijzigingen in fiscale wet- en regelgeving van invloed kunnen zijn op de hypothecaire geldlening en de daaraan gekoppelde kapitaalverzekering. Zie ook hetgeen hierover onder rechtsoverweging 2.3 en 2.6 is opgemerkt. Verder is niet gesteld dan wel anderszins gebleken dat de hiervoor onder 4.3 genoemde fiscale wijziging tijdens de advisering rond de financiering in 2008 bij de Bank bekend was dan wel bekend hoorde te zijn.

4.5 Hierbij wordt van belang geacht dat Consument de Bank niet eerder dan begin 2015 heeft geïnformeerd over zijn wens een goedkopere woning te willen aankopen en al tot uitvoering daarvan was overgegaan.

4.6 Voor zover de klacht van Consument gericht zou zijn op het niet informeren over de wijziging van de Bijleenregeling in 2010 door de Bank, is de Commissie van oordeel dat op de Bank mede gelet op haar positie als adviseur en in relatie tot de feiten en omstandigheden van dit geval geen actieve informatieplicht rust.

4.7 De Commissie leidt uit hetgeen onder rechtsoverweging 2.9 tot en met 2.15 is overwogen af dat Consument naar het zich laat aanzien een beroep kan doen op het in rechtsoverweging 2.11 genoemde Besluit waardoor wellicht een fiscale claim kan worden voorkomen.

4.8 Tot slot wordt niet ingegaan op de eerst ter zitting door Consument ingebrachte stelling over de hoogte van de vergoedingsrente over de kapitaalverzekering na aflossing van het daaraan gekoppelde leningdeel. Deze stelling is te laat ingebracht en derhalve in strijd met een goede procesorde, zodat die niet meer in dit bindend advies kan worden meegenomen. De Bank heeft zich hierop niet kunnen voorbereiden en is daardoor niet in de gelegenheid gesteld haar verweer daarop af te stemmen. Dit terwijl vaststaat dat dit gegeven bij Consument voor de indiening van zijn klacht al bekend was. Zie rechtsoverweging 2.15.

4.9 Gelet op het vorenstaande luidt de conclusie dat de klacht van Consument ongegrond wordt geacht en zijn vordering wordt afgewezen. Alle overige stellingen en/of ingebrachte argumenten kunnen niet tot een ander oordeel leiden en zullen derhalve onbesproken blijven.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak