Mijn Kifid

Uitspraak 2017-024 (bindend)

Uitspraak Commissie van Beroep 2017-024 d.d. 3 juli 2017
(mr. F.R. Salomons, voorzitter, mr. A. Bus, mr. J.B. Fleers, drs. P.H.M. Kuijs AAG en
mr. R.J.F. Thiessen, leden, en mr. H.C. Dobbelaar-ten Cate, secretaris)

Samenvatting

Mededelingsplicht bij het aangaan van een arbeidsongeschiktheidsverzekering. In de hem in 2009 door verzekeraar voorgelegde Uitgebreide gezondheidsverklaring beantwoordt belanghebbende de vraag “Heeft u wel eens een medisch specialist geraadpleegd? (Zo ja, waarvoor, wanneer, wie?)” met “Nee”. Hij wist toen echter al jaren dat in zijn jeugd bij hem de diagnose ADHD/PDD-NOS was gesteld en dat hij in verband daarmee langdurig door een kinderpsychiater was begeleid. In 2012 meldt belanghebbende zich arbeidsongeschikt wegens genoemde aandoening. Schending van die mededelingsplicht, nu aannemelijk is dat een redelijk handelend verzekeraar dekking voor arbeidsongeschiktheid wegens ADHD/PDD-NOS zou hebben uitgesloten als hij genoemde feiten zou hebben gekend. Uitkering ter zake van arbeidsongeschiktheid terecht geweigerd.

Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg.

1. De procedure in beroep

1.1 Bij een op 7 november 2016 ontvangen beroepschrift heeft Verzekeraar de uitspraak van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening (hierna: de Geschillencommissie) van 26 september 2016 in de zaak met dossiernummer [nummer 1] ter toetsing voorgelegd aan de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening (hierna: de Commissie van Beroep).

1.2 Belanghebbende, vertegenwoordigd door zijn bewindvoerder [naam 1], heeft een op 1 december 2016 gedateerd verweerschrift ingediend.

1.3 De Commissie van Beroep heeft het beroep mondeling behandeld op 10 april 2017. Beide partijen waren aanwezig en hebben hun standpunten nader toegelicht en vragen van de Commissie van Beroep beantwoord.

2. De procedure in eerste aanleg

Voor het verloop van de procedure in eerste aanleg verwijst de Commissie van Beroep naar de aan deze uitspraak gehechte uitspraak van de Geschillencommissie.

3. Inleiding op de beoordeling van het beroep

3.1 In deze zaak kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
(i) Belanghebbende, geboren op [datum] 1984, heeft via een zelfstandige tussen¬- persoon op 25 september 2009 bij Verzekeraar een als [naam 2] aan¬geduide verzekering aangevraagd die dekking biedt tegen het risico van arbeidsongeschiktheid.
(ii) In de bij het aanvraagformulier behorende Beknopte gezondheidsverklaring heeft hij de vraag “1. Heeft u een ziekte, kwaal of gebrek?” met “Nee” beantwoord. In de eveneens bij dat formulier behorende Uitgebreide gezondheidsverklaring heeft hij in rubriek “3. Uw gezondheid” onder meer de vragen “Lijdt u, of heeft u geleden aan een van de volgende ziekten, aandoeningen en/of gebreken (hier vallen ook klachten onder): b) aandoeningen of klachten van psychische aard zoals depressie, overspannen¬heid, overwerktheid, slapeloosheid, burnout? (…) l) ziekten, aan¬-
doeningen en/of gebreken (hier vallen ook klachten onder) die niet onder boven¬- genoemde categorieën kunnen worden geplaatst? met “Nee” beantwoord. Hetzelfde geldt voor vraag a) in rubriek “4. (Huis)artsenbezoek en medicijngebruik” luidende “Heeft u wel eens een medisch specialist geraadpleegd? (Zo ja, waarvoor, wanneer, wie?)”.
(iii) De verzekering, met polisnummer [nummer 2], die een looptijd heeft van
360 maanden, is op 21 oktober 2009 ingegaan.
(iv) Belanghebbende heeft zich op 31 augustus 2012 bij Verzekeraar arbeids¬- ongeschikt gemeld wegens ADHD/PDD-NOS.
(v) Blijkens de door de medisch adviseur van Verzekeraar naar aanleiding van deze melding opgevraagde informatie is bij Belanghebbende in 1993 in het Universitair Centrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie [plaatsnaam] de diagnose ADHD/PDD-NOS (afkorting voor: Attention Deficit Hyperactivity Disorder/Pervasive Developmental Disorder Not Otherwise Specified) gesteld. Hij is daarop langdurig door dit Centrum begeleid, met name door een daaraan verbonden kinderpsychiater. In verband met genoemde stoornis heeft GGZ [naam 3] hem vervolgens lange tijd zorg verleend, in welk kader hij van september 1994 tot januari 1997 opgenomen is geweest in [naam 4] van Jeugdzorg [plaatsnaam] en vervolgens tot 2001 in [naam 5] Groep.
(vi) Verzekeraar heeft zich in 2012, en opnieuw in 2015 naar aanleiding van een in dat jaar door de – in 2014 benoemde – bewindvoerder gedaan verzoek om herover¬- weging, op het standpunt gesteld dat Belanghebbende, in aanmerking genomen dat hij voor de onder (v) genoemde stoornis onder specialistische psychiatrische behandeling heeft gestaan, zijn precontractuele mededelingsplicht heeft geschonden door in de Uitgebreide gezondheidsverklaring de vragen 3b en 4a met “Nee” te

beantwoorden. Zij heeft uitkering onder de polis geweigerd met een beroep op
art. 7:929 lid 1 BW en 7:730 lid 3 BW en alle psychopathologie met terug¬werkende kracht van dekking uitgesloten.

3.2 De Geschillencommissie heeft Verzekeraar gelast de uitsluiting voor psychische klachten van de polis te verwijderen en de arbeidsongeschiktheidsclaim van Belanghebbende in behandeling te nemen. Hetgeen zij daartoe heeft overwogen kan, voor zover thans van belang, als volgt worden weergegeven.
De vraag of Belanghebbende had moeten begrijpen dat ADHD/PDD-NOS een aan¬- doening is van psychische aard zoals depressie, overspannenheid, overwerktheid, slapeloosheid of burnout als genoemd in vraag 3b moet ontkennend worden beantwoord. Belanghebbende weet weliswaar dat hij een gedragsstoornis heeft (de bij hem al op negenjarige leeftijd geconstateerde ADHD/PDD-NOS), maar het vereist een zekere, bij hem ontbrekende, kennis van de psychiatrie om een gedrags¬- stoornis te beschouwen als een klacht van psychische aard, zeker gezien de in vraag 3b genoemde voorbeelden. Met betrekking tot vraag 4a moet, nu niet kan worden vastgesteld dat het bij de begeleiding door het Universitair Centrum ging om individuele begeleiding van Belanghebbende en evenmin wat het karakter van die begeleiding was, worden geconcludeerd dat niet is komen vast te staan dat hij onder behandeling is geweest van een medisch specialist. (rov. 4.3) Omdat gezien het hier¬- voor overwogene niet is vast komen te staan dat Belanghebbende zijn pre¬- contractuele mededelingsplicht heeft geschonden was Verzekeraar niet gerechtigd met terugwerkende kracht alle psychopathologie van dekking uit te sluiten. Het antwoord op de dan nog resterende vraag of de aandoening van Belanghebbende een ziekte is in de zin van artikel 1h van de toepasselijke verzekeringsvoorwaarden luidt bevestigend. (4.4)

4. Beoordeling van het beroep

4.1.1 De door Verzekeraar in beroep aangevoerde bezwaren zijn in de eerste plaats gericht tegen het oordeel van de Geschillencommissie dat niet is komen vast te staan dat Belanghebbende zijn precontractuele mededelingsplicht heeft geschonden. Volgens Verzekeraar is dat oordeel onder meer daarom onjuist omdat gelet op de hiervoor in 3.1 onder (v) vermelde feiten onmiskenbaar is dat Belanghebbende, anders dan de Geschillencommissie heeft geoordeeld, vraag 4a (“Heeft u wel eens een medisch specialist geraadpleegd? (Zo ja, waarvoor, wanneer, wie?)”) ten onrechte met “Nee” heeft beantwoord.

4.1.2 Dit bezwaar is gegrond. Met vraag 4a gaf Verzekeraar te kennen dat de beantwoording daarvan van belang was voor haar beslissing of, en zo ja op welke voorwaarden, zij met Belanghebbende een verzekering wilde sluiten die dekking bood tegen arbeidsongeschiktheid. Ten tijde van het invullen van het aanvraag¬- formulier wist Belanghebbende al sinds jaren dat in zijn jeugd bij hem de diagnose ADHD/PDD-NOS was gesteld. Die diagnose is gesteld in het hiervoor in 3.1 onder (v) genoemde Universitair Centrum voor Kinder- en Jeugdpsychiatrie en heeft er onder meer toe geleid dat hij langdurig door een aan dit Centrum verbonden kinder¬- psychiater is begeleid. Het niet vermelden van deze feiten, maar in plaats daarvan aankruisen van het antwoord “Nee” vormt, nu aannemelijk is dat een redelijk handelend verzekeraar dekking voor arbeidsongeschiktheid wegens ADHD/PDD- NOS zou hebben uitgesloten als hij die feiten zou hebben gekend, een schending van de op Belanghebbende als verzekeringnemer rustende mededelingsplicht. Anders dan de Geschillencommissie heeft geoordeeld, staat hieraan niet in de weg dat niet gebleken is of de hiervoor bedoelde langdurige begeleiding door een kinder-psychiater individueel gericht was en wat het precieze karakter daarvan was.

4.1.3 Voor zover het door Belanghebbende in eerste aanleg gevoerde verweer, dat hij zich bij het met “Nee” beantwoorden van vraag 3b heeft laten leiden door de hiervoor in 3.1 onder (i) bedoelde tussenpersoon, aldus moet worden opgevat dat hetzelfde heeft te gelden voor vraag 4a, overweegt de Commissie van Beroep nog het volgende.
Het gaat hier, naar niet bestreden is, om een zelfstandige tussenpersoon. Diens fouten – al aangenomen dat in deze procedure, in afwijking van hetgeen de Geschillencommissie heeft geoordeeld in de zaak tussen Belanghebbende en de tussen¬persoon, zou worden vastgesteld dat Belanghebbende zich bij de beantwoording van genoemde vragen inderdaad heeft laten leiden door die tussen¬- persoon – kunnen niet aan Verzekeraar worden toegerekend, zodat Belanghebbende daaraan in zijn verhouding tot Verzekeraar geen verweer kan ontlenen.

5. Slotsom

Omdat het beroep reeds op grond van het vorenstaande doel treft, behoeven de overige door Verzekeraar aangevoerde bezwaren geen behandeling. De hierna te noemen beslissing zal in de plaats worden gesteld van die van de Geschillencommissie. Voor een veroordeling van Belanghebbende tot betaling van de verschotten die Verzekeraar voor de behandeling in beroep heeft gemaakt, bestaat geen grond.

6. Beslissing

De Commissie van Beroep stelt de volgende beslissing in de plaats van de beslissing van de Geschillencommissie:
– wijst de vordering van Belanghebbende af.

Bekijk de volledige uitspraak