Mijn Kifid

Uitspraak 2017-045 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-045
(prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. S.W.A. Kelterman, secretaris)

Klacht ontvangen op : 17 februari 2016
Ingediend door : Consument
Tegen : AEGON Schadeverzekering N.V., gevestigd te ‘s-Gravenhage, verder te noemen
Verzekeraar
Datum uitspraak : 12 januari 2017
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting
Rechtsbijstandverzekering – geschillenregeling. Consument heeft een beroep gedaan op zijn rechtsbijstandverzekering in verband met de opzegging door de verhuurder van de huurovereenkomst met betrekking tot een door zijn dochter bewoonde kamer. Het ging om een onderhuurcontract voor een onzelfstandige kamer, waarin voor beide partijen een opzegtermijn van één volle kalendermaand was opgenomen. Volgens de rechtsbijstandstichting was geen sprake van hospitaverhuur en genoot verzekerde om die reden geen huurbescherming en was de opzegging rechtsgeldig. Nadat Consument een beroep had gedaan op de geschillenregeling van zijn rechtsbijstandverzekering heeft de stichting haar standpunt herzien. De Commissie is van oordeel dat het een rechtsbijstandverzekeraar vrij staat om zijn standpunt omtrent de haalbaarheid van de zaak bij aanvang of in de loop van de behandeling van de zaak te herzien. Zie ook r.o. 5 van GC Kifid 2013-278. De rechtsbijstandstichting heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat Consument geen beroep meer kan doen op de geschillenregeling van zijn rechtsbijstandverzekering, aangezien na de herziening van het aanvankelijk door de stichting ingenomen standpunt over de haalbaarheid van de vordering geen sprake meer was van een verschil van mening over de kans van slagen of over de juridische aanpak van het conflict. Nu Consument het vertrouwen in de eerste behandelaar had verloren, heeft de stichting terecht een andere behandelaar aangeboden. Consument heeft expliciet bevestigd dat hij geen financiële schade heeft geleden. De vordering wordt afgewezen.
1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:
• Het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier;
• Het verweerschrift van de rechtsbijstandstichting, gemachtigde van Verzekeraar, d.d. 28 april 2016;
• De repliek van Consument d.d. 24 mei en 15 juni 2016;
• De dupliek van de rechtsbijstandstichting d.d. 28 juni 2016;
• De reactie daarop van Consument d.d. 12 september 2016.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies en dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.
2.1 Consument heeft een rechtsbijstandverzekering gesloten bij Verzekeraar. De uitvoering van de rechtsbijstand is overgedragen aan een rechtsbijstandstichting.

2.2 Op 28 januari 2016 heeft Consument een beroep gedaan op zijn rechtsbijstand-verzekering in verband met de opzegging door de verhuurder van de huur-overeenkomst met betrekking tot een door zijn dochter bewoonde kamer per 1 maart 2016. Het ging om een onderhuurcontract voor een onzelfstandige kamer, waarin voor beide partijen een opzegtermijn van één volle kalendermaand was opgenomen.

2.3 De behandelaar van de rechtsbijstandstichting heeft op 28 januari 2016 telefonisch aan Consument te kennen gegeven dat geen sprake was van hospitaverhuur en dat zijn dochter om die reden geen huurbescherming genoot. Consument was het hiermee niet eens en vroeg op 29 januari 2016 per e-mail aan de behandelaar om uiterlijk maandag [1 februari 2016] een standpunt kenbaar te maken.

2.4 Op 1 februari 2016 heeft de behandelaar van de rechtsbijstandstichting een beschrijving van het juridische geschil gegeven met de volgende conclusie:
Daar er sprake is van onderverhuur van een onzelfstandige woonruimte, geniet uw dochter in beginsel op grond van artikel 7:221 BW geen huurbescherming. Hetgeen betekent dat conform de
huurovereenkomst de verhuurder een opzegtermijn van 1 maand in acht kan nemen.
Daarenboven is er mijns inziens geen sprake van hospitaverhuur. De verhuurder van de kamer is
namelijk niet de hoofdhuurder dan wel hoofdbewoner van de woning. Zij is slechts een van de
gebruikers. De vader van de verhuurder is de hoofdhuurder. Daarenboven heeft de verhuurder
mevrouw [naam verhuurder] niet haar hoofdverblijf in het gehuurde. Aan de vereiste van hospitaverhuur wordt dus niet voldaan.
Gelet op het vorenstaande hoeft er door de verhuurder geen opzegtermijn van drie maanden in acht te worden genomen. Helaas is er juridisch gezien geen kans om voor u positief resultaat te bereiken in een eventuele gerechtelijke procedure. Hoe u het ook wendt of keert uw dochter dient het gehuurde te verlaten. Uit coulance ben ik bereid om een brief te sturen naar de verhuurder, waarin we sturen naar een minnelijke oplossing. Wellicht dat de verhuurder akkoord gaat wanneer uw dochter de kamer een aantal maanden later verlaat. Ik verneem graag van u of u hier gebruik van wilt maken.

2.5 Op 3 februari 2016 heeft Consument gereageerd. Hij was het niet eens met het door de behandelaar ingenomen standpunt en deed een beroep op de geschillenregeling van zijn rechtsbijstandverzekering.

2.6 Een andere medewerker van de rechtsbijstandstichting, een senior advocaat, gespecialiseerd op het gebied van het vastgoedrecht, deelde Consument op 4 februari 2016 mee, dat zij – onder aanbieding van excuses – tot een ander juridisch standpunt was gekomen dan haar collega. Zij was van mening dat de dochter van Consument zich jegens de verhuurder op huurbescherming kon beroepen. Bijgevoegd was een concept van een brief aan de verhuurder waarin met een beroep op huurbescherming werd gemeld dat de onderhuurster de kamer niet per 1 maart 2016 zou verlaten.

2.7 Naar aanleiding van een telefoongesprek op 8 februari 2016, waarin Consument te kennen gaf dat hij de behandeling van de zaak wilde laten overdragen aan een externe advocaat in het kader van de geschillenregeling, heeft een teamleider van de rechtsbijstandstichting het beroep van Consument op de geschillenregeling op 9 februari 2016 afgewezen.
Op 16 februari 2016 heeft Consument de rechtsbijstand-stichting gevraagd om inhoudelijk geen verdere actie te ondernemen.

2.8 De dochter van Consument heeft de kamer op 1 april 2016 verlaten. Op 21 april 2016 heeft Consument de stichting gevraagd om rechtsbijstand te verlenen voor het instellen van een vordering tegen de verhuurder die weigerde de waarborgsom terug te betalen. Dat verzoek is in behandeling genomen.

2.9 Consument heeft op een verzoek om zijn vordering nader te onderbouwen op
15 juni 2016 bevestigd dat hij in concreto geen financiële schade heeft geleden, maar dat de rechtsbijstandstichting zich heeft verrijkt door ten onrechte het verzoek om toepassing van de geschillenregeling af te wijzen en daarmee een bedrag van naar schatting €1.500,00 te besparen.

2.10 In de verzekeringsvoorwaarden model 3020 is een geschillenregeling opgenomen:
8.3. Wat doet u als u het niet eens bent met SRK?
8.3.1 Als u het niet eens bent met het standpunt of de aanpak
Bent u het niet eens met het standpunt over de kans van slagen van uw zaak? Of over de juridische aanpak?
Dan kunt u één keer een beroep doen op de conflictenregeling. Wat houdt dat in? U vraagt dan een externe (Nederlandse) advocaat een bindend advies te geven of het standpunt of de aanpak juist is. U kunt niet de advocaat kiezen die uw belangen in deze zaak behartigt. Of dat heeft gedaan.
Hoe werkt het? SRK schakelt deze advocaat in. SRK betaalt dan de kosten van het advies. Schakelt u zelf een advocaat in? Dan vergoedt SRK uw kosten niet.
Is het advies van de advocaat gunstig voor u? Dan kan SRK of een externe advocaat uw zaak verder behandelen.
De zaak wordt nooit behandeld door de advocaat die het bindend advies heeft gegeven. Ook de kantoorgenoten van deze advocaat kunnen de zaak niet verder behandelen. SRK geeft per brief de opdracht om uw zaak verder te behandelen.
Deelt de advocaat de mening van SRK? Dan kunt u doorgaan met uw zaak voor eigen risico en op eigen kosten. Blijkt uit de definitieve uitslag van de zaak dat u uw beoogde resultaat geheel heeft bereikt? Dan vergoedt SRK alsnog de kosten van rechtsbijstand. Heeft u slechts gedeeltelijk succes? Dan vergoedt SRK deze kosten in verhouding tot het resultaat dat u heeft behaald. Wij verwachten dat u SRK binnen een maand laat weten wat de uitslag was.

2.11 Artikel 4:68 lid 1 Wet op het financieel toezicht (Wft) luidt als volgt:
1. Een rechtsbijstandverzekeraar draagt er zorg voor dat in de overeenkomst inzake de rechtsbijstanddekking uitdrukkelijk wordt voorzien in een scheidsrechterlijke procedure of een andere procedure die met een scheidsrechterlijke procedure vergelijkbare garanties inzake objectiviteit biedt, teneinde te bepalen welke gedragslijn er bij verschil van mening tussen de verzekeraar onderscheidenlijk het juridisch zelfstandig schaderegelingkantoor en de verzekerde zal worden gevolgd voor de regeling van het geschil waarvoor een beroep op de rechtsbijstandverzekering wordt gedaan.
3. Vordering en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert beoordeling van de zaak door een externe advocaat, dan wel schadevergoeding van €1.500,00 zijnde de geschatte kosten van een onafhankelijk oordeel door een externe advocaat.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag.
De rechtsbijstandstichting is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenissen uit de overeenkomst van rechtsbijstandverzekering en Verzekeraar is aansprakelijk voor de gevolgen daarvan. Consument voert hiertoe aan dat de handelwijze van de rechtsbijstandstichting in strijd is met de verzekerings-voorwaarden en met artikel 48 WFT. [De Commissie neemt aan dat hier artikel 4:68 Wet op het financieel toezicht (Wft) wordt bedoeld.].

Verweer rechtsbijstandstichting, namens Verzekeraar
3.3 De rechtsbijstandstichting heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

4. Beoordeling
4.1 De klacht van Consument betreft primair de vraag of Verzekeraar c.q. de rechtsbijstandstichting bij de behandeling van de claim op de rechtsbijstand-verzekering van Consument tekort is geschoten in de uitvoering van de verzekeringsovereenkomst en zo ja, of daaruit (extra) schade voor Consument is voortgevloeid. Voorop staat dat het op de weg van Consument ligt om te stellen, en bij gemotiveerde betwisting door Verzekeraar ook om te bewijzen, dat Verzekeraar c.q. de stichting is tekortgeschoten en – indien dat het geval is – dat hij daardoor schade heeft geleden. Het is ook aan Consument om die schade met voldoende concrete gegevens te onderbouwen.

4.2 De Commissie stelt voorop dat het een rechtsbijstandsverzekeraar – in dit geval de rechtsbijstandstichting – vrij staat om bij de behandeling van een aan hem voorgelegd juridisch conflict tot het oordeel te komen dat er onvoldoende mogelijkheden zijn om het door de verzekerde beoogde resultaat met redelijke kans van slagen te bereiken. Indien een verzekerde het oneens is met de wijze van verdere behandeling dan wel met het standpunt over de haalbaarheid van de zaak, heeft hij de mogelijkheid gebruik te maken van de geschillenregeling, zoals in dit geval verwoord in artikel 8.3.1 (‘Als u het niet eens bent met het standpunt of de aanpak’) van de verzekeringsvoorwaarden.
Daarbij merkt de Commissie op dat deze geschillenregeling naar haar oordeel voldoet aan de in art. 4:68 van de Wet op het financieel toezicht gestelde eisen inzake objectiviteit.

Zie ook de uitspraak van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr.
2013-278 d.d. 17 september 2013.

4.3 Vast staat dat Consument het niet eens was met het oordeel van de rechtsbijstand-stichting over de haalbaarheid van zijn vordering jegens de verhuurder van de kamer die bij zijn dochter in gebruik was en dat hij een beroep op de geschillenregeling heeft gedaan. De rechtsbijstandstichting heeft de kwestie daarna opnieuw beoordeeld en een standpunt ingenomen overeenkomstig dat van Consument, namelijk dat zijn dochter de opzegging van de huurovereenkomst per 1 maart 2016 met succes kon betwisten met een beroep op huurbescherming.

4.4 De Commissie is van oordeel dat het een rechtsbijstandverzekeraar vrij staat om zijn standpunt omtrent de haalbaarheid van de zaak bij aanvang of in de loop van de behandeling van de zaak te herzien. Zie ook r.o. 5 van GC Kifid 2013-278. De rechtsbijstandstichting heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat Consument geen beroep meer kan doen op de geschillenregeling van zijn rechtsbijstand-verzekering, aangezien na de herziening van het aanvankelijk door de stichting ingenomen standpunt over de haalbaarheid van de vordering geen sprake meer was van een verschil van mening over de kans van slagen of over de juridische aanpak van het conflict. Nu Consument het vertrouwen in de eerste behandelaar had verloren, heeft de stichting terecht een andere behandelaar aangeboden.

4.6 Niet kan worden vastgesteld dat Verzekeraar c.q. de rechtsbijstandstichting anderszins tekort is geschoten in de uitvoering van de verzekerde rechtsbijstand en dat daaruit voor Consument (financieel) nadeel is voortgevloeid. Consument heeft expliciet bevestigd dat hij geen financiële schade heeft geleden.

4.7 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, wordt de vordering van Consument
afgewezen. Al hetgeen Consument verder nog aan zijn vordering ten grondslag heeft gelegd, kan niet tot een andere beslissing leiden en zal onbesproken blijven.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak