Mijn Kifid

Uitspraak 2017-066 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-066
(mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. J S.W. Holtrop, mr. A.M.T. Wigger en mr. G.A. van de Watering, secretaris)

Klacht ontvangen op : 6 april 2016
Ingediend door : Consument
Tegen : Achmea Schadeverzekeringen N.V. handelend onder de naam Interpolis, in deze
vertegenwoordigd door Stichting Achmea Rechtsbijstand, gevestigd te Apeldoorn, verder
te noemen Rechtshulpverlener
Datum uitspraak : 23 januari 2017
Aard uitspraak : bindend advies

Samenvatting

In april 2015 heeft Consument van werkgever vernomen dat het de bedoeling was om zijn arbeidsovereenkomst te beëindigen. Consument heeft hiervoor een beroep gedaan op zijn rechtsbijstandsverzekering. Rechtshulpverlener heeft Consument daarbij ook geïnformeerd over een in zijn arbeidsovereenkomst opgenomen relatiebeding. Na beëindiging van de arbeidsovereenkomst is Consument als beleggingsadviseur voor zichzelf begonnen waarbij hij zich ook heeft gericht op het relatiebestand van zijn voormalig werkgever. Consument is hierna door zijn voormalige werkgever in rechte betrokken wegens overtreding van het relatiebeding. Partijen hebben in dat kader een minnelijke regeling getroffen waarbij Consument zijn voormalige werkgever een bedrag van € 23.000,- heeft vergoed. Consument verwijt Rechtshulpverlener dat deze hem niet juist heeft geïnformeerd over het relatiebeding en vordert vergoeding van door hem aan zijn voormalig werkgever betaalde bedrag. Commissie is van oordeel dat de door Rechtshulpverlener gegeven beoordeling kan niet worden gekwalificeerd als een foutieve interpretatie van het ter tafel liggende relatiebeding. Het had bovendien op de weg van Consument gelegen om te verifiëren of hij de voorgenomen werkzaamheden zonder bezwaar kon gaan verrichten. Door dat niet te doen heeft Consument zich blootgesteld aan het risico dat de door hem verrichte werkzaamheden wel degelijk in strijd waren met het relatiebeding. Dat betreft een omstandigheid die voor rekening en risico van Consument dient te komen. Vordering wordt afgewezen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

• het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier met bijlagen;
• het verweerschrift met bijlagen van Rechtshulpverlener;
• de repliek van Consument;
• de dupliek van Rechtshulpverlener;
• de verklaring van Consument met diens keuze voor bindend advies.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.
Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 14 november 2016 en zijn aldaar verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 In april 2015 heeft Consument van zijn toenmalige werkgever vernomen dat zijn functie per 1 juli 2015 kwam te vervallen en dat het de bedoeling was de arbeidsovereenkomst met Consument middels een vaststellingsovereenkomst te beëindigen. Teneinde zich in die kwestie te voorzien van juridische bijstand heeft Consument een beroep gedaan op zijn rechtsbijstandsverzekering, zoals uitgevoerd door Rechtshulpverlener.

2.2 Bij brief van 28 april 2015 heeft Rechtshulpverlener Consument in eerste instantie geïnformeerd over het voorstel van zijn werkgever om de arbeidsovereenkomst met hem te beëindigen middels een vaststellingovereenkomst. Deze brief werd gevolgd door een
e-mailbericht van 29 april 2015 waarin Rechtshulpverlener Consument als volgt heeft bericht.
(…)
“In uw arbeidsovereenkomst is een relatiebeding opgenomen. Op grond van dit beding is het niet toegestaan om gedurende uw dienstverband of binnen 12 maanden na beëindiging, ongeacht de wijze waarop de arbeidsovereenkomst tot een einde is gekomen en op wiens initiatief dit is geweest, op enigerlei wijze, direct of indirect, contacten te onderhouden, activiteiten te verrichten of daaraan medewerking te verlenen met potentiële cliënten of relaties van de werkgever waarmee u gedurende de laatste twee jaar voorafgaand aan de beëindiging van de arbeidsovereenkomst zakelijk contact hebt gehad. Dit houdt in dat u geen relaties mag benaderen maar ook dat u geen zaken mag doen met de relaties van uw werkgever indien zij u benaderen. Er is niet in het beding opgenomen dat het enkel om concurrerende activiteiten zou gaan waarover u geen contact mag hebben met relaties. Het strekt dus verder. Op overtreding staat een boete van € 1000,-. Ik adviseer u om, indien u matiging van dit beding wenst, hierover in onderhandeling met uw werkgever te treden en afspraken die u hier over maakt in de vaststellingsovereenkomst vast te leggen. Mocht uw werkgever hier niet aan mee willen werken dan kunt u dit juridisch niet afdwingen. Ik acht de kans klein, gezien de duur van het dienstverband en de duur van het beding na beëindiging van de arbeidsovereenkomst, maar ook gezien het feit dat het om relaties waar u de afgelopen twee jaar contact mee hebt gehad vanuit werkgever, dat een rechter tot matiging van dit bedankt beding over zal gaan.”
(…)

2.3 Per e-mailbericht van 4 mei 2015 heeft Consument Rechtshulpverlener als volgt
bericht.
(…)
“Hierbij de definitieve vaststellingsovereenkomst. Dank voor uw inspanningen omtrent de leaseregeling en het relatiebeding. Met betrekking tot het relatiebeding hebben wij nog telefonisch contact gehad. U bevestigde toen dat het relatiebeding niet van toepassing is indien ik potentiele klanten bij mijn huidige werkgever laat bankieren en dat ik geen enkele intentie heb deze over te hevelen naar een andere financiële instelling. Dit is ook daadwerkelijk mijn intentie. Ik wil namelijk dat mijn toekomstige klanten het vermogen bij mijn huidige werkgever laten staan en dat ze de basisdienstverlening blijven afnemen bij mijn huidige werkgever. Het is dan de bedoeling dat ze het advies/begeleiding/coaching m.b.t. hun vermogen niet bij mijn huidige werkgever, maar bij mij afnemen. Als ik het goed begrepen heb vormt het relatiebeding hier geen belemmering in?”
(…)

2.4 Nog dezelfde dag heeft Rechtshulpverlener hierop per e-mailbericht als volgt
gereageerd:
(…)
“Wat uw vraag over het relatiebeding betreft bericht ik als volgt. Het relatiebeding
verbiedt u om contacten met relaties te hebben voor zover u hierbij het oogmerk
hebt deze relaties te doen besluiten hun relatie met de werkgever (deels) te
beëindigen en/of hun zakelijke belangen (deels) elders onder te brengen.“
(…)

2.5 Na het beëindigen van het dienstverband met zijn voormalige werkgever, is
Consument zijn eigen bedrijf begonnen. Ter zitting heeft Consument, daarnaar gevraagd, verteld dat zijn activiteiten hierop neerkomen dat hij als beleggingsadviseur relaties coacht waarbij hij zich mede heeft gericht op het relatiebestand van zijn voormalige werkgever. Een en ander op een dusdanige manier dat deze konden veranderen van een zogenaamde “beheer-” naar een “execution-only”-relatie bij zijn voormalige werkgever.

2.6 Consument is vervolgens door zijn voormalige werkgever in rechte betrokken wegens overtreding van het relatiebeding. Partijen hebben in dat kader op 1 maart 2016 een minnelijke regeling getroffen in het kader waarvan Consument zich heeft verplicht zijn voormalige werkgever een bedrag van € 23.000,- te vergoeden.

2.7 De door Consument ingeschakelde advocaat heeft Rechtshulpverlener hiervan op
3 maart 2016 op de hoogte gebracht en deze te kennen gegeven dat een en ander achterwege had kunnen blijven als Rechtshulpverlener Consument adequaat had geïnformeerd over de consequenties van het relatiebeding.

2.8 In reactie hierop heeft Rechtshulpverlener per e-mailbericht van 18 maart 2106 laten weten dat hij zich niet met die visie kan verenigen en aansprakelijkheid van de hand gewezen. Na het doorlopen van de interne klachtprocedure heeft Consument daarover een klacht aan Kifid voorgelegd.

3. Vordering, klacht en verweer

3.1 Vordering Consument
Consument vordert vergoeding van een bedrag van € 23.000,- zoals hij dat in het
kader van een minnelijke regeling heeft betaald aan zijn voormalige werkgever in
verband met door de voormalige werkgever gestelde overtreding van het
relatiebeding.

3.2 Grondslagen en argumenten daarvoor
Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag. Rechtshulpverlener is toerekenbaar te kort geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van deze rechtsbijstandsverzekering meer in het bijzonder zijn advisering over de inhoud en strekking van het relatiebeding. Consument voert hiertoe de volgende argumenten aan.
• Overtreding van het relatiebeding en de met de voormalige werkgever getroffen minnelijke regeling in het kader waarvan Consument een bedrag van € 23.000,- heeft betaald , hadden voorkomen kunnen worden als Rechtshulpverlener Consument een duidelijk advies had gegeven en doorgevraagd had indien de door Consument aan Rechtshulpverlener voorgelegde vragen niet duidelijk waren geweest.
• Telefonisch is door Rechtshulpverlener te kennen gegeven dat het relatiebeding geen belemmering zou vormen om de voorgenomen activiteiten in zijn eigen bedrijf te ontplooien. In zijn e-mailbericht van 4 mei 2015 heeft Consument gevraagd dat te
bevestigen. In de reactie die Consument daarop van Rechtshulpverlener heeft ontvangen, wordt dat ook niet ontkend. Indien Consument het telefoongesprek met Rechtshulpverlener onjuist dan wel onvolledig had geïnterpreteerd, had het op de weg van Rechtshulpverlener gelegen om dit duidelijk kenbaar te maken. Nu heeft hij Consument in de veronderstelling gelaten dat deze met het ontplooien van zijn werkzaamheden het relatiebeding niet zou overtreden.

3.3 Verweer
Rechtshulpverlener heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren
gevoerd:
• Rechtshulpverlener betwist dat hij Consument, zoals deze stelt, op 3 mei 2015 telefonisch geadviseerd heeft dat deze, gezien het relatiebeding, zijn nieuwe werkzaamheden zonder problemen zou kunnen gaan verrichten. Nog daargelaten dat uit het dossier blijkt dat dit gesprek niet op 3 mei maar op 30 april 2015 heeft plaatsgevonden is in dat gesprek enkel het eerder reeds schriftelijk gegeven advies doorgesproken. Daarbij heeft de behandelend juriste niet geadviseerd over de mogelijk door Consument te ontplooien werkzaamheden en hoe die zich verhielden tot het relatiebeding.
• In het e-mailbericht van Rechtshulpverlener van 4 mei 2015 wordt benadrukt dat het Consument verboden is om contacten met relaties met zijn ex-werkgever te hebben voor zover hij daarbij het oogmerk heeft deze relaties te doen besluiten hun relatie met de werkgever (deels) te beëindigen en/of hun zakelijke belangen elders onder te brengen. Hierin kan op geen enkele manier een positief advies worden gelezen. Evenmin is de indruk gewekt dat Consument zonder problemen (en zonder nader juridisch overleg) de door hem gewenste werkzaamheden kon ontplooien. Rechtshulpverlener betwist dan ook nadrukkelijk dat hij er de oorzaak van is geweest dat Consument een minnelijke regeling met zijn voormalig werkgever heeft moeten treffen.

4 Beoordeling

4.1 Ter beantwoording ligt de vraag voor of Rechtshulpverlener toerekenbaar te kort
geschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de
rechtsbijstandsverzekering door Consument op de hierboven onder 2.2 e.v.
aangegeven wijze te adviseren over de inhoud en strekking van het relatiebeding zoals
opgenomen in de arbeidsovereenkomst van Consument met zijn voormalige
werkgever.

4.2 Consument heeft ter onderbouwing hiervan aangevoerd dat Rechtshulpverlener in een
met hem gevoerd telefonisch onderhoud heeft bevestigd dat het relatiebeding
geen belemmering zou vormen om de door hem voorgenomen werkzaamheden in zijn
eigen bedrijf te gaan uitvoeren en Consument hem vervolgens heeft verzocht om dat
schriftelijk te bevestigen. In de reactie die Consument daarop van Rechtshulpverlener
heeft ontvangen, wordt dat ook niet ontkend. Daarmee heeft hij volgens Consument
hem in de veronderstelling gelaten dat deze met het ontplooien van zijn
werkzaamheden het relatiebeding niet zou overtreden.

4.3 De Commissie is allereerst van oordeel dat Consument niet aannemelijk heeft
gemaakt dat Rechtshulpverlener hem telefonisch te kennen heeft gegeven dat het
overeengekomen relatiebeding geen enkele belemmering zou vormen om de door
Consument voorgenomen werkzaamheden ten behoeve van zijn eigen bedrijf uit te
voeren. Rechtshulpverlener heeft deze stelling gemotiveerd betwist, waarna Consument
zijn stelling op geen enkele manier met bewijsmiddelen nader heeft onderbouwd.
De Commissie stelt in dit kader vast dat het aan Consument gericht e-mailbericht van
4 mei 2015 niet ingaat op de door Consument in zijn eerder e-mailbericht van die dag
over het relatiebeding gestelde vragen en opmerkingen. Aan de andere kant laat het
bericht er ook geen misverstand over bestaan dat het beding hem verbiedt om
contacten met relaties te hebben voor zover hij daarbij het oogmerk had om die
relaties te doen besluiten hun verhouding met zijn voormalig werkgever (deels) te
beëindigen. Dit standpunt past in hetgeen in de brief van 28 april 2015 (zie hiervoor
2.2.) ook al tot uitdrukking was gebracht. De op 4 mei 2015 gegeven beoordeling van
Rechtshulpverlener kan daarbij niet worden gekwalificeerd als een foutieve interpretatie
van het ter tafel liggende relatiebeding. Als Consument, gezien de werkzaamheden die
hij wilde gaan verrichten waarbij hij ook het relatiebestand van zijn voormalig
werkgever zou benaderen, nadere informatie over zijn mogelijkheden nodig had gehad
had het op zijn weg gelegen om hetzij bij Rechtshulpverlener hetzij bij zijn voormalig
werkgever zelf, uitdrukkelijk te verifiëren of zij zich konden verenigen met zijn visie dat
hij de voorgenomen werkzaamheden zonder bezwaar kon gaan verrichten. Door dat
niet te doen heeft Consument zich blootgesteld aan het – achteraf niet denkbeeldig
gebleken – risico dat de door hem verrichte werkzaamheden wel degelijk in strijd waren
met het relatiebeding . Het lag niet op de weg van Rechtshulpverlener om navraag te
doen bij Consument over de exacte aard van de voorgenomen werkzaamheden, maar
Consument had bij blijvende onduidelijkheid over zijn verplichtingen nader informatie
aan Rechtshulpverlener moeten vragen.

Nu het hier een omstandigheid betreft die voor rekening en risico van Consument dient te komen, kan Rechtshulpverlener daarvan geen verwijt worden gemaakt.

4.4 Alles overziende komt de Commissie tot de conclusie dat van een toerekenbare
tekortkoming aan de zijde van Rechtshulpverlener in de nakoming van zijn
verplichtingen bij de uitvoering van deze rechtsbijstandsverzekering geen sprake is
geweest.

4.5 Nu ook de overige door Consument aangevoerde argumenten niet tot een andere
beslissing kunnen leiden, dient zijn vordering te worden afgewezen.

5 Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak