Mijn Kifid

Uitspraak 2017-107

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-107
(mr. R.J. Paris, voorzitter, mr. C.E. Polak en mr. W.H.G.A. Filott mpf (leden) en
mr. R.P.W. van de Meerakker, secretaris)

Klacht ontvangen op : 16 juni 2016
Ingediend door : Consument
Tegen : ING Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen de Bank
Datum uitspraak : 9 februari 2017
Aard uitspraak : Niet-bindend advies

Samenvatting

Consument heeft een hypothecaire geldlening bij de Bank waaraan een kapitaalverzekering verpand is, die is ondergebracht bij Nationale Nederlanden. In september 2015 heeft Consument een renteverlengingsvoorstel gekregen. Hij heeft de Bank een lagere rente verzocht. De Bank heeft aangegeven dat de rente met 0,5 procentpunt zou kunnen worden verlaagd wanneer de schuld-marktwaardeverhouding verlaagd zou worden. In de bepaling van die verhouding houdt de Bank geen rekening met de opgebouwde waarde in de verzekering. De vorderingen van Consument om de hypotheekrente te verlagen, wijst de Commissie af. Hoe de schuld-marktwaardeverhouding bepaald wordt, is niet overeengekomen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:
• het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier met als bijlage de correspondentie in de interne klachtprocedure van de Bank;
• het verweer van de Bank.

De Commissie stelt vast dat Consument heeft gekozen voor een niet-bindend advies. De uitspraak is daardoor niet-bindend.

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 In 2005 heeft Consument bij de Bank een hypothecaire geldlening afgesloten met een rentevastperiode van tien jaar en een rentetarief van 3,9%. In totaal is de geldlening groot € 400.000,-. Dit bedrag is gesplitst in twee leningdelen. Een aflossingsvrij deel ter grootte van € 240.000,- en een deel van € 160.000,- vormgegeven als levenhypotheek. In de hypotheekakte is opgenomen dat aflossing van de levenhypotheek plaatsvindt in één bedrag aan het einde van de looptijd.

2.2 Tot meerdere zekerheid voor de terugbetaling van het geleende bedrag van € 160.000,- zijn de rechten aan de Bank zijn verpand die zullen voortvloeien uit de overeenkomst van gemengde verzekering, die is gesloten met Nationale Nederlanden Levensverzekering N.V. Binnen die gemengde verzekering vindt vermogensopbouw plaats.

2.3 Voor zover relevant is in de van toepassing verklaarde Algemene Bepalingen van Geldlening, artikelen 7 en 8, en in de Algemene Bepalingen van Zekerheidstelling, artikel 15, voor zover hier relevant, het volgende opgenomen:

Artikel 7
Rentepercentage
1. Tenzij anders wordt overeengekomen, zal het rentepercentage telkenmale na het verstrijken van een rentevaste periode opnieuw door de bank worden vastgesteld voor een alsdan door haar vast te stellen aantal jaren aan de hand van de alsdan geldende marktsituatie.
[…]

Artikel 8
Vergoeding bij aflossing
[…]
3. Indien in een kalenderjaar meer dan tien procent van de oorspronkelijke hoofdsom van de lening vervroegd wordt afgelost, is over dat meerdere een aflossingsvergoeding verschuldigd indien de rente over die hoofdsom op het tijdstip van ontvangst door de bank van die meerdere aflossing hoger is dan de door de bank alsdan voor soortgelijke leningen met een rentevaste periode die gelijk is aan de resterende rentevaste periode van die lening gehanteerde rente. Deze aflossingsvergoeding wordt vastgesteld door de bank rekening houdend met bedoeld renteverschil en het restant van de rentevaste periode.
4. De in lid 3 van dit artikel bedoelde aflossingsvergoeding is niet verschuldigd indien de aflossing geschiedt:
[…]
d. wegens het op een eenmalige, vaste einddatum tot uitkering komen van (een) tot onderpand strekkende levensverzekering(en) of wegens het tot uitkering komen van (een) tot onderpand strekkende arbeidsongeschiktheids-, ongevallen- of overlijdensrisicoverzekering(en); […]

Artikel 15
Polissen als onderpand
1. Indien tot meerdere zekerheid aan de bank zijn verpand rechten voortvloeiende uit overeenkomsten van levens- en/of arbeidsongeschiktheids- en/of ongevallenverzekering, geldt onder meer het volgende:
[…]
e. indien enige terzake van zodanige verzekering verschuldigde betaling, daaronder begrepen die van premie, niet tijdig geschiedt, is de bank bevoegd tot opzegging en afkoop van die verzekering en tot ontvangst van de afkoopwaarde ter betaling van de lening, tot en ten belope van het bedrag van de lening; de bank is in zodanig geval voorts bevoegd met de verzekeraar – eventueel in afwijking van de polisvoorwaarden – overeen te komen, dat die verzekering ongewijzigd van kracht blijft, zolang de waarde van deze daarvoor toereikend is;

2.4 Op 26 september 2015 heeft Consument een renteverlengingsvoorstel van de Bank ontvangen. Vervolgens heeft Consument telefonisch contact gehad met de Bank omdat de geoffreerde rentetarieven hem tegenvielen. Vervolgens heeft de Bank Consument medegedeeld dat een lagere rente slechts mogelijk is ingeval de schuld-marktwaardeverhouding wordt verlaagd.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert € 40.000,- aan schadevergoeding.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag. Voor de resterende looptijd van de hypothecaire geldlening betaalt Consument 0,5 procentpunt te veel aan rente wegens een hem onterecht in rekening gebrachte risico-opslag. Ten onrechte houdt de Bank vast aan de schuld-marktwaardeverhouding om het risico voor de Bank te bepalen. Consument voert aan dat hij voor de Bank geen risicovolle klant is, waardoor een verlaging van de rente op haar plaats zou zijn. De kapitaalverzekering die hij heeft afgesloten strekt tot meerdere zekerheid voor de Bank. Met meer zekerheid hangt minder risico samen. De benadering van de schuld-marktwaardeverhouding acht Consument onjuist dan wel onredelijk, gelet op hetgeen is overeengekomen in de voorwaarden die van toepassing zijn op de hypothecaire geldlening. Met name zou het saldo van het opgebouwde kapitaal in de gemengde verzekering moeten worden meegenomen door de Bank in de bepaling van de schuld-marktwaardeverhouding. Hij verwijst daartoe naar de in rechtsoverweging 2.3 geciteerde bepalingen. Daarnaast verzoekt Consument inzicht te verkrijgen in de manier waarop de Bank in 2005 tot een rente van 3,9% gekomen is.

Verweer van de Bank
3.3 De Bank heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

4. Beoordeling

4.1 Uitgangspunt is dat het aan de Bank is te bepalen op welke voorwaarden zij financieringen verstrekt. Van deze voorwaarden maakt het risico- en prijsbeleid onderdeel uit. Deze contractsvrijheid wordt ingeperkt voor zover deze in strijd komt met dwingend recht, partijafspraken of naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.

4.2 Onderdeel van het risico- en prijsbeleid van de Bank is dat zij sinds mei 2014 rentetarieven offreert aan haar klanten aan de hand van de tariefklasse waarbinnen de lening valt. Deze tariefklasse wordt bepaald op basis van de verhouding: (totale actuele hypotheekschuld/ marktwaarde) x 100%.
Afhankelijk van het aldus berekende percentage (de schuld-marktwaardeverhouding genoemd) wordt de hoogte van de in rekening te brengen risico-opslag bepaald. Wijziging van de schuld-marktwaardeverhouding kan plaatsvinden na wijziging van de uitstaande geldlening of na wijziging van de waarde van het onderpand.

4.3 Centraal in de klacht van Consument staat de weigering van de Bank om voor de bepaling van de risico-opslag het opgebouwde kapitaal in de gemengde verzekering in mindering te brengen op de totale actuele hypotheekschuld. Met de opbrengst uit de polis wordt aan het einde van de looptijd van de verzekering de hypothecaire geldlening gedeeltelijk afgelost. Binnen deze verzekering wordt vermogen opgebouwd. Het opgebouwde bedrag wordt pas als aflossing aangemerkt wanneer de verzekering op de einddatum tot uitkering komt, dat blijkt onder meer uit het in overweging 2.3 aangehaalde artikel 8 lid 4, sub d, van de Algemene Bepalingen van Geldlening. Dat partijen op enig moment overeengekomen zijn dat de opbouw in de verzekeringspolis meetelt voor de invulling van het begrip ‘totale actuele hypotheekschuld’ is niet gesteld of gebleken. Dat valt evenmin af te leiden uit het bepaalde in artikel 15 lid 1 sub e van de Algemene Bepalingen van Zekerheidstelling. Evenmin is het voor Consument mogelijk het tegoed in de verzekering rechtstreeks te verrekenen met de openstaande schuld uit de geldlening. Het saldo valt immers pas op de einddatum vrij en is ondergebracht bij een andere contractspartij dan de Bank, namelijk Nationale Nederlanden Levensverzekering N.V. (zie artikel 6:127 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW)).

4.4 Ruimte voor toewijzing van de vordering bestaat derhalve alleen in het geval dat het beleid van de Bank, gelet op de specifieke omstandigheden van het geval, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (artikel 6:248 lid 2 BW). De Commissie acht het gevoerde prijs- en risicobeleid in de omstandigheden van het geval niet onaanvaardbaar. Daartoe merkt de Commissie op dat voor een onaanvaardbaarheidsoordeel onvoldoende is dat een ander beleid van de Bank ook en wellicht beter verdedigbaar is (zie Geschillencommissie Financiële Dienstverlening 2016-267).

4.5 Ten slotte overweegt de Commissie dat de Bank niet gehouden is aan te geven hoe zij in 2005 tot het rentetarief van 3,9% gekomen is. Er bestaat geen verplichting van de Bank om te specificeren hoe de vaste rente is opgebouwd en welke opslagen toen daarbij in rekening zijn gebracht.

5. Beslissing
De Commissie wijst de vordering af.

De uitspraak heeft de vorm van een niet-bindend advies. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. U kunt de zaak nog wel aan de rechter voorleggen.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak