Mijn Kifid

Uitspraak 2017-121 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-121
(prof. mr. M.L. Hendrikse voorzitter en mr. M. Nijland, secretaris)

Klacht ontvangen op : 13 augustus 2016
Ingediend door : Consument
Tegen : Coöperatieve Rabobank Nederland U.A., gevestigd te Amsterdam, verder te
noemen de Bank
Datum uitspraak : 14 februari 2017
Aard uitspraak : bindend advies

Samenvatting

Bank zet bij renteverlenging de rente voor vijf jaar in plaats van tien jaar vast. Consument heeft expliciet voor tien jaar gekozen. Consument ontdekt de fout, de Bank herstelt de situatie. Consument eist het lagere rentepercentage voor een rentevastperiode van tien jaar. Naar het oordeel van de Commissie heeft consument er geen gerechtvaardigd vertrouwen aan kunnen ontlenen dat een lager percentage zou gelden. De vordering wordt afgewezen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

• het door Consument digitaal ingediende klachtformulier;
• het verweerschrift van de Bank;
• de repliek van Consument; en
• de dupliek van de Bank.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.
De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 In mei 2015 heeft de Bank een renteverlengingsvoorstel aan Consument verstrekt ten behoeve van haar hypothecaire geldlening waarvan de rentevastperiode op
1 september 2015 zou aflopen.

2.2 Consument heeft toen gekozen voor een nieuwe rentevastperiode van tien jaar tegen een rentepercentage van 2,8%.

2.3 Bij brief van 29 mei 2015 heeft de Bank deze keuze aan Consument bevestigd.

2.4 Per 1 september 2015 heeft de Bank de rente vastgezet voor een periode van vijf jaar tegen een rentepercentage van 2,6%.
2.5 Consument heeft na enige tijd ontdekt dat de rente voor een onjuiste rentevastperiode was vastgezet.

2.6 De Bank heeft vervolgens de rente voor een periode van tien jaar vastgezet tegen het geldende percentage van 2,7%.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert dat de Bank wordt veroordeeld tot het hanteren van een rentepercentage van 2,6 voor de rentevastperiode van tien jaar.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2. Aan deze vordering legt Consument ten grondslag dat zij er gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat het percentage van 2,6% voor een rentevastperiode van tien jaar zou gelden. Zij mocht ervan uitgaan dat het rentepercentage voor een rentevastperiode van tien jaar was gedaald nu dit percentage ook op haar rekeningafschrift opgenomen. Bovendien heeft zij de fout van de Bank zelf ontdekt.

Verweer
3.3. De Bank heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

4. Beoordeling

4.1 Vaststaat dat Consument voorafgaand aan het verstrijken van de rentevastperiode van haar hypothecaire geldlening heeft gekozen voor een nieuwe rentevastperiode van tien jaar tegen een percentage van 2,8%.

4.2 Tevens staat vast dat de Bank ten onrechte een nieuwe rentevastperiode van vijf jaar heeft vastgezet tegen het daarbij behorende rentepercentage.

4.3 De Commissie overweegt dat Consument welbewust heeft gekozen voor een rentevastperiode van tien jaar. Het feit dat de Bank een ander rentepercentage (en andere rentevastperiode) heeft gehanteerd en dat dit percentage ook op haar rekeningafschriften stond vermeld rechtvaardigt niet de conclusie dat zij er op heeft mogen vertrouwen dat een lager rentepercentage voor de periode van tien jaar zou gelden. Dat Consument de fout van de Bank zelf heeft ontdekt, maakt dit niet anders.

4.4 Bovendien, als ook door de Bank naar voren gebracht, is het voor een bank op grond van de geldende wet- en regelgeving, meer in het bijzonder artikel 81 BGfo, niet toegestaan om rentedifferentiatie tussen haar klanten toe te passen.

4.5 Nu Consument er niet gerechtvaardigd op heeft mogen vertrouwen dat het lagere rentepercentage voor een rentevastperiode van tien jaar zou gelden en de Bank haar fout heeft mogen herstellen, betekent dit dat de vordering niet voor vergoeding in aanmerking komt.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak