Mijn Kifid

Uitspraak 2017-142 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr. 2017-142
(mr. R.J. Paris, voorzitter, drs. A. Adriaansen en mr. W.F.C. Baars, leden
en mr. S. Reddy als secretaris)

Klacht ontvangen op : 26 april 2016
Ingediend door : Consument
Tegen : Staalbankiers N.V., gevestigd te ‘s-Gravenhage,
verder te noemen de Bank
Datum uitspraak : 24 februari 2017
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

Consument klaagt dat het rentetarief dat van toepassing is op de nieuwe rentevastperiode van zijn hypothecaire geldlening niet marktconform is. Consument voert hiertoe de volgende feiten aan. Het rentetarief is niet marktconform vergeleken met andere aanbieders zoals de Rabobank. De Rabobank biedt bij een rentevastperiode van tien jaar een rentetarief aan van 2,0% per jaar. De Bank heeft de dienstverlening eenzijdig opgezegd omdat Consument niet meer zou passen in het klantprofiel van de Bank. Consument stelt dat als gevolg hiervan de Bank een niet marktconform rentetarief aanbiedt. Uitgangspunt is dat banken in beginsel vrij zijn om de hoogte van de hypotheekrente te bepalen, zij het dat, sinds de invoering van het eensporig rentebeleid in 2013, een aanbieder van hypothecair krediet consumenten met hetzelfde risicoprofiel en dezelfde rentevastperiode kort gezegd ook hetzelfde rentetarief moet aanbieden. Ook dient een bank bij het vaststellen van haar rentetarieven te voldoen aan de in een contractuele relatie in acht te nemen eisen van redelijkheid en billijkheid. Weliswaar maakt de Bank geen onderscheid tussen hypotheektarieven met een onderpand in Nederland of daarbuiten, maar andere banken doen dat wel, voor zover zij al hypothecaire geldleningen met onderpand in het buitenland verstrekken. Een vergelijking met het tarief van de Rabobank voor binnenlands onderpand gaat dan ook niet op.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

• het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier met bijlagen;
• het verweerschrift van de Bank;
• de repliek van Consument;
• de dupliek van de Bank.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 30 januari 2017 en zijn aldaar verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.
2.1 In 2001 hebben Consument en zijn partner bij de Bank een hypothecaire geldlening gesloten ter financiering van de woning, gelegen te [..woonplaats..] in België.
2.2 De Bank heeft Consument bij brief d.d. 14 augustus 2015 geïnformeerd over aanpassingen in het productaanbod. Naar aanleiding van de aanpassingen kan Consument vanaf 1 oktober 2015 geen gebruik maken van zijn rekening-courant.

2.3 De Bank heeft bij brief d.d. 27 oktober 2015 Consument meegedeeld dat de lopende rentevastperiode per 1 februari 2016 eindigt. Voor de periode van 1 februari 2016
tot 1 februari 2021 heeft de Bank een rentevoorstel gedaan van 3,60% per jaar.
2.4 Consument heeft bij brief d.d. 4 januari 2016 kenbaar gemaakt niet akkoord te gaan met het voorstel en doet een tegenvoorstel voor een rentevastperiode van tien jaar met een rentetarief van 2,69% per jaar.
2.5 Op 27 januari 2016 (de Bank vermeldt ten onrechte 2015) wordt het tegenvoorstel door de Bank schriftelijk afgewezen.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert dat de Bank wordt veroordeeld met terugwerkende kracht
vanaf 1 februari 2016 het rentetarief van 2,69% op de hypothecaire geldlening te hanteren.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag.
De Bank berekent een niet marktconform rentetarief. Consument voert hiertoe de volgende feiten aan.
• Het rentetarief is niet marktconform vergeleken met andere aanbieders zoals de Rabobank. De Rabobank biedt bij een rentevastperiode van tien jaar een rentetarief aan van 2,0% per jaar.
• De Bank heeft de dienstverlening eenzijdig opgezegd omdat Consument niet meer zou passen in het klantprofiel van de Bank. Consument stelt dat als gevolg hiervan de Bank een niet marktconform rentetarief aanbiedt.

Verweer Bank
3.3 De Bank heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
• Per 1 januari 2013 is, als gevolg van de invoering van wetgeving rond éénsporig rentebeleid, afwijking van vastgestelde rentetarieven niet meer mogelijk. De Bank erkent dat de tarieven van de Bank niet tot de laagste in de markt behoren. De vergelijking met de tarieven van de Rabobank gaat niet op. De fundingskosten van de Bank liggen hoger dan die van de Rabobank. Daarnaast betreft dit een hypothecaire geldlening met als zekerheid een Belgisch onderpand.
• Medio 2015 heeft de Bank haar dienstverlening op het gebied van betalingsverkeer aangepast. De betaalrekening is opgeheven en de hypotheekadministratie is gewijzigd.
De kredietfaciliteit van Consument is ongewijzigd gebleven. De aanpassingen in de dienstverlening hebben geen invloed gehad op de voorgestelde rentetarieven.
• In de brief d.d. 27 oktober 2015 is uitdrukkelijk opgenomen dat, indien Consument gebruik wil maken van het voorstel, hij niet hoefde te reageren. Consument had ook de mogelijkheid een andere rentevastperiode te kiezen of boetevrij over te sluiten naar een andere geldverstrekker.

4. Beoordeling

4.1 Ter beoordeling ligt de vraag voor of het door de Bank gehanteerde rentetarief van 3,60% per jaar niet marktconform is. De Commissie overweegt als volgt.
4.2 Uitgangspunt is dat banken in beginsel vrij zijn om de hoogte van de hypotheekrente te bepalen, zij het dat, sinds de invoering van het eensporig rentebeleid in 2013, een aanbieder van hypothecair krediet consumenten met hetzelfde risicoprofiel en dezelfde rentevastperiode kort gezegd hetzelfde rentetarief moet aanbieden. Ook dient een bank bij het vaststellen van haar rentetarieven te voldoen aan de in een contractuele relatie in acht te nemen eisen van redelijkheid en billijkheid.
4.3 Niet weersproken is dat de Bank voor consumenten met hetzelfde risicoprofiel en dezelfde rentevastperiode dezelfde tarieven hanteert, zodat de Bank voldoet aan voornoemde plicht tot het voeren van een eensporig rentebeleid. Onderzocht dient nog te worden of voldaan wordt aan vermelde eisen van redelijkheid en billijkheid.
4.4 Weliswaar maakt de Bank geen onderscheid tussen hypotheektarieven met een onderpand in Nederland of daarbuiten, maar andere banken doen dat wel, voor zover zij al hypothecaire geldleningen met onderpand in het buitenland verstrekken. Een vergelijking met het tarief van de Rabo-bank voor binnenlands onderpand gaat dan ook niet op.
4.5 De Bank heeft een staatje met de in oktober 2016 door ABN Amro toegepaste tarieven voor onderpand in onder meer België overgelegd. Het toepasselijke tarief in de risicoklasse van Consument en voor 5 jaar vast bedraagt 3,1%, terwijl de Bank er terecht op wijst dat de tarieven sedert december 2015 gedaald zijn. Consument noemt geen tarieven voor onderpand in het buitenland; hij volstaat met erop te wijzen dat het tarief bij Rabo inmiddels gedaald is naar 2%. De Commissie is van oordeel dat een verschil van minder dan 0,5% (vergelijking tussen het door de Bank in oktober 2015 aangeboden tarief van 3,6% en het huidige, sinds oktober 2015 gedaalde, tarief ad 3,1% van ABN Amro voor buitenlands onderpand) niet zodanig is dat gezegd kan worden dat er sprake is van strijd met de redelijkheid en billijkheid.
4.6 Niet is gebleken dat het afsluiten van de betaalrekening verband houdt met het door de Bank vastgestelde rentetarief.
4.7 De Commissie concludeert dat de vordering van Consument dient te worden afgewezen.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak