Mijn Kifid

Uitspraak 2017-188 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-188
(mr. A.M.T. Wigger, voorzitter en mr. M.C.Y. van de Griendt, secretaris)

Klacht ontvangen op : 24 december 2015
Ingediend door : “Consument”
Tegen : ABN AMRO Hypotheken Groep B.V., handelend onder de naam
Florius, gevestigd te Amersfoort, verder te noemen “Kredietverstrekker”
Datum uitspraak : 20 maart 2017
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

Consument heeft een hypothecaire geldlening bij Kredietverstrekker afgesloten. Aan het spaardeel is een Spaarverzekering gekoppeld. In de van toepassing zijnde voorwaarden staat dat het mogelijk is om één of meer extra premiestortingen te doen op de spaarverzekering. Consument stelt dat Kredietverstrekker onzorgvuldig heeft gehandeld door Consument onduidelijk te informeren over de hoogte van mogelijke extra storting en de berekening daarvan. Consument komt namelijk via berekening op het internet uit op een hoger bedrag dat zij extra kan storten. Consument vordert daarom dat Kredietverstrekker het misgelopen rendement vergoedt dan wel dat Kredietverstrekker inzichtelijk maakt welke grondslag zij hanteert voor de berekening van de hoogte van de maximale storting. De Commissie is van oordeel dat uit de Voorwaarden duidelijk blijkt hoe de hoogte van de extra storting wordt berekend. Kredietverstrekker gaat hierbij voorzichtigheidshalve uit van de risicopremie als laagste premie. Niet is gebleken dat de door Kredietverstrekker berekeningen onjuist zijn dan wel dat Kredietverstrekker een onjuiste grondslag hanteert. Het is de Commissie dan ook niet gebleken dat Kredietverstrekker onrechtmatig dan wel onzorgvuldig heeft gehandeld. De vordering van Consument wordt afgewezen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

• het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier;
• de klachtbrief van Consument met bijlagen;
• het verweerschrift van de Kredietverstrekker;
• de repliek van Consument;
• aanvullende informatie Kredietverstrekker;
• de reactie van Consument op de aanvullende informatie van de Kredietverstrekker;
• de e-mail van de Kredietverstrekker d.d. 20 december 2016;
• de reactie van Consument d.d. 6 januari 2016;
• de verklaring van Consument met haar keuze voor bindend advies.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.
Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 30 augustus 2016 en zijn aldaar verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 Consument heeft via haar tussenpersoon in 2007 een hypothecaire lening afgesloten bij Kredietverstrekker bestaande uit een aflossingsvrijdeel en een spaardeel. Aan het spaardeel is een Spaarverzekering gekoppeld (hierna: “de Verzekering”). De spaarpremie voor deze Verzekering bedraagt € 173,42 per maand en de risicopremie bedraagt € 28,60 per maand.
Op deze overeenkomst zijn de Voorwaarden Bouwfonds Hypotheek (hierna: “de Voorwaarden”) van toepassing. In de Voorwaarden staat – voor zover relevant – het volgende:

“22.9.1 Algemeen
Het is mogelijk om één of meer extra premiestortingen te doen. U kunt een extra premiestorting overmaken op de bankrekening van Bouwfonds Hypotheken.
(…)
22.9.4 Extra premiestorting/bandbreedte-eis
Uw Spaarverzekering in box 1 dient aan een aantal fiscale regels te voldoen. Eén van deze regels houdt in dat de hoogte van een extra premiestorting aan een maximum gebonden. De hoogste jaarpremie waarbij wordt uitgegaan van het polisjaar van de verzekering, mag namelijk niet meer bedragen dan tienmaal de laagste jaarpremie. Belangrijk is dat de jaarpremie uit zowel een spaar- én een risicopremie bestaat. Voor polissen afgesloten vóór 1992 kunnen andere verhoudingen gelden. Deze fiscale regel geldt ook voor de kapitaalverzekeringen afgesloten vóór 1 januari 2001 of deze nu in box 1 of box 3 vallen. Voor polissen afgesloten vanaf 1 januari 2001 en die in box 3 vallen geldt deze regel niet.

De mogelijkheid bestaat dat door een renteverhoging aan het einde van de looptijd van de lening geen spaarpremie meer hoeft te worden betaald, maar alleen nog de risicopremie. Het is daarom verstandig om voor de laagste premie voorzichtigheidshalve de risicopremie aan te houden. Voor het bepalen van de maximale hoogte van de extra premiestorting trekt u dat bedrag af van het totaal van de spaar- en risicopremie die u in dat polisjaar normaal maandelijks betaalt. Als in dat polisjaar een rentewijzing plaatsvindt, kan daardoor de spaarpremie worden verhoogd, waardoor minder ruimte is voor de extra premiestorting. Houd er ook rekening mee dat de risicopremie niet altijd een vast gegeven is. De risicopremie wordt namelijk verlaagd als het verzekerde bedrag wordt verlaagd, bijvoorbeeld na een extra aflossing op de lening of na een verhuizing naar een goedkopere woning.

U bent zelf verantwoordelijk voor het op de juiste manier hanteren van de fiscale regels, omdat u tenslotte als verzekeringnemer degene bent die bepaalt wat er met de Spaarverzekering gebeurt.”

2.2 In het Besluit van 28 april 2009, nr. CPP2008/1118M, Stcrt. nr. 90 staat met betrekking tot de bandbreedte-eis het volgende opgenomen:

“Fiscaal gevolg gesplitste behandeling
Bij de kapitaaluitkering bij leven is het rentebestanddeel belast (behalve voor zover de vrijstelling van toepassing is). Het rentebestanddeel is het bedrag waarmee de uitkering de voor de verzekering betaalde premies overtreft.
Bij fiscaal gesplitste verzekeringen zoals hiervóór beschreven, worden de premies die zijn betaald voor de uitkering bij overlijden echter niet in aanmerking genomen voor de berekening van het belastbare rentebestanddeel in de uitkering bij leven.
Voor de bandbreedte-eis van de premies voor de KEW – hoogste premie niet meer dan 10 maal de laagste premie – tellen de premies voor de overlijdensrisicoverzekering evenmin mee.”

2.3 Consument heeft vanaf 2011 Kredietverstrekker gevraagd wat de maximale storting is in het spaardeel van de hypothecaire lening. Dit bedroeg maximaal € 1.000,- per verzekeringsjaar.

2.4 Consument heeft de afgelopen jaren meerdere malen gevraagd aan Kredietverstrekker welke grondslag zij hanteert voor de berekening. Zonder bevredigend resultaat. Hierop heeft Consument besloten om een klacht in te dienen.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert dat de Kredietverstrekker het misgelopen rendement, door Consument begroot op een bedrag van € 15.000,-, vergoedt dan wel dat de Kredietverstrekker inzichtelijk maakt welke grondslag zij hanteert voor de berekening van de hoogte van de maximale storting.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag. Kredietverstrekker heeft onzorgvuldig gehandeld door Consument onduidelijk te informeren over de hoogte van de mogelijke extra storting en de berekening daarvan. Consument voert hiertoe de volgende argumenten aan:
• Consument heeft in de loop der jaren meerdere malen gevraagd waarom Kredietverstrekker op een andere grondslag uitkomt dan de berekening die Consument heeft gemaakt, maar zij kreeg alleen een standaard reactie. Consument heeft deze berekeningen van het internet waarbij zij uitkomt op een hoger bedrag dat zij extra kan inleggen. Volgens Consument zou ook het spaarpremiedeel als uitgangspunt moeten gelden in de berekening. Dit is tegenstrijdig met hetgeen Kredietverstrekker berekent.
• In de berekening van Kredietverstrekker gaat zij voorbij aan de vraag waarom niet met de volledige verzekeringspremie mag worden gerekend in plaats van de nu gehanteerde overlijdensrisicoverzekering zonder inleg.
• Voor Consument is het onduidelijk op welke wetgeving Kredietverstrekker zich beroept als het gaat om de berekening volgens de overlijdensrisicopremie. Als gevolg van het niet beantwoorden van de vragen die Consument heeft, is zij teleurgesteld in de dienstverlening van Kredietverstrekker.
• De beleidsvrijheid van Kredietverstrekker valt in dit geval in het voordeel uit van Kredietverstrekker zelf.
• Kredietverstrekker verwijst in haar brieven naar de beperkingen die worden opgelegd via de fiscale regelgeving, terwijl tijdens de procedure bij het Kifid blijkt dat de Voorwaarden van de Kredietverstrekker zelf de beperkende factor zijn.
Kredietverstrekker had Consument direct moeten verwijzen naar de Voorwaarden dan wel naar de tussenpersoon van Consument. Dit is niet gebeurd. Kredietverstrekker heeft daarom onzorgvuldig gehandeld.
• Kredietverstrekker heeft op het laatste moment een aanbod gedaan tot het doen van een hogere storting tegen vrijwaring van aansprakelijkheid. Kredietverstrekker heeft gedurende het proces Consument slecht geïnformeerd.

Verweer Kredietverstrekker
3.3 Kredietverstrekker heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
• De Verzekering van Consument valt in het huidige belastingregime. Daar staat in dat de hoogste premie niet hoger mag zijn dan tien keer de laagste premie. Verder kijkt Kredietverstrekker of sprake is van rentewijzigingen. Dit kan van invloed zijn op de spaarverzekering. Daarna gaat Kredietverstrekker ervan uit dat Consument de gehele looptijd van de overlijdensrisicoverzekering zal betalen. Deze laagste nimmer wijzigende premie geldt daarom als uitgangspunt van de berekening. De premie is per maand € 27,60 en € 331,20 per jaar. Dit is tevens de laagste premie. € 331,20 x 10 = € 3.312,00.
Consument betaalt op dit moment € 201,30 premie per maand. De extra premie wordt opgeteld bij de totale premie. € 201,30 x 12= € 2.415,60. € 3.312,00- € 2.415,60 =
€ 895,00. Dit is het bedrag dat Consument maximaal per jaar mag inleggen.
• Consument kan ervoor kiezen om per polis jaar 1 x extra premie in te leggen of 1 x een extra bedrag af te lossen op het leningdeel. Per jaar wordt dan een nieuwe berekening gemaakt wat Consument extra kan inleggen.
• Kredietverstrekker rekent dus met de laagst nimmer wijzigende premie (in dit geval de overlijdensrisicopremie). De reden dat Kredietverstrekker de laagste vaststaande premie hanteert is gelegen in de invloed die een wijziging van het rentevergoedingspercentage van de gekoppelde hypothecaire geldlening kan hebben voor de spaarpremie en de uitkomst van de bandbreedteberekening. Dit kan mogelijk nadelige fiscale gevolgen hebben. Daarom is het beleid van Kredietverstrekker er op ingericht enkel niet te wijzigen verzekeringspremies te betrekken in haar berekeningen voor een mogelijke extra storting. Het staat Kredietverstrekker gezien haar beleidsvrijheid vrij dit beleid te hanteren.
• De onder 2.2. genoemde wettelijke regels staan los van de bepalingen omtrent bijstorten in de van toepassing zijnde voorwaarden. Consument is bij het aangaan van de lening akkoord gegaan met de Voorwaarden welke bedoeld zijn om de risico’s op het buiten de bandbreedte te treden zo laag mogelijk te houden.
• Kredietverstrekker heeft, gedurende dat de klacht intern werd behandeld, Consument in de gelegenheid gesteld om een hogere storting te doen tegen vrijwaring van aansprakelijkheid. Consument heeft dit aanbod niet geaccepteerd, maar een klacht ingediend bij het Kifid. Nu Kredietverstrekker tegemoet komt aan de wens van Consument om een extra premiestorting mogelijk te maken, heeft Consument geen belang meer bij onderhavige procedure.

4. Beoordeling

4.1 De Commissie is van oordeel dat uit de Voorwaarden duidelijk blijkt dat de Kredietverstrekker met Consument is overeengekomen dat het mogelijk is om extra premiestortingen te doen. Uit artikel 22.9.4 volgt dat Consument extra premiestortingen mag doen binnen de bandbreedte eis van 1:10. Dit houdt in dat de hoogste jaarpremie niet meer mag bedragen dan tienmaal de laagste jaarpremie. De jaarpremie bestaat uit zowel een spaar- en risicopremie. Hierbij wordt in de Voorwaarden vermeld dat het verstandig is om voorzichtigheidshalve de risicopremie aan te houden als laagste premie. Voor het bepalen van de maximale hoogte van de premiestorting wordt de laagste jaarpremie afgetrokken van het totaal van de spaar-en risicopremie.
De Commissie stelt vast dat de Voorwaarden omtrent de extra premiestortingen en de berekeningen daarvan duidelijk zijn. De Kredietverstrekker heeft haar berekeningen ook inzichtelijk gemaakt. Niet is gebleken dat de door de Kredietverstrekker gemaakte berekeningen onjuist zijn dan wel dat de Kredietverstrekker een onjuiste grondslag hanteert. Dat Consument op het internet andere berekeningen heeft gevonden doet hieraan niets af. Consument is namelijk zelf akkoord gegaan met de van toepassing zijnde Voorwaarden. Bovendien behoort het in beginsel tot de beleidsvrijheid van de Kredietverstrekker om te bepalen hoe zij haar regeling met betrekking tot de extra premiestortingen inricht. De Commissie stelt vast dat de Kredietverstrekker met haar beleid Consument enkel probeert te beschermen tegen mogelijke fiscale gevolgen van extra premiestortingen. Het is de Commissie dan ook niet gebleken dat de Kredietverstrekker onrechtmatig dan wel onzorgvuldig heeft gehandeld.

4.2 De Commissie merkt bovendien op dat Consument – zoals ook is voorgesteld door Kredietverstrekker – op grond van de Voorwaarden een extra premiestorting mocht doen. De fiscale gevolgen van de extra premiestorting behoren dan echter op grond van artikel 22.9.4 wel tot de eigen verantwoordelijkheid van Consument. De Kredietverstrekker heeft Consument immers duidelijk gewaarschuwd voor de mogelijke fiscale gevolgen en hiermee voldaan aan de op haar rustende mededelingsplicht. Indien Consument daarom alsnog gebruik wil maken van een hogere premiestorting kan zij op dit aanbod ingaan.

4.3 Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering van Consument wordt afgewezen.
Al hetgeen partijen verder nog hebben gesteld, kan niet tot een andere beslissing leiden en zal onbesproken blijven.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak