Mijn Kifid

Uitspraak 2017-196

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-196
(mr. R.J. Paris, voorzitter, mr. W.F.C. Baars en mr. C.E. Polak, leden en mr. F. Faes, secretaris)

Klacht ontvangen op : 19 april 2016
Ingediend door : Consument
Tegen : Coöperatieve Rabobank U.A., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen de Bank
Datum uitspraak : 22 maart 2017
Aard uitspraak : Niet-bindend advies

Samenvatting

De vader en moeder van Consument houden bij de bank een betaalrekening aan. De vader van Consument is overleden en heeft Consument in zijn testament benoemd tot executeur. De moeder van Consument staat onder bewind. Op een gegeven moment heeft de bank de tenaamstelling van de rekening gewijzigd en op naam van alleen moeder gezet. Consument stelt dat dat in strijd is met het testament/erfrecht. De Commissie is van oordeel dat de bank op basis van een brief van de rechtbank heeft mogen aannemen dat er sprake was van een zuivere aanvaarding van de erfenis door moeder. De Commissie is van oordeel dat de bank op goede gronden is overgegaan tot wijziging van de tenaamstelling van de rekening. De vorderingen worden afgewezen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

• het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier;
• de klachtbrief van Consument;
• het verweerschrift van de Bank;
• de repliek van Consument;
• de dupliek van de Bank.

De Commissie stelt vast dat Consument heeft gekozen voor een niet-bindend advies. De uitspraak is daardoor niet-bindend. Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 14 oktober 2016 en zijn aldaar verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 De (wijlen) vader en de moeder van Consument waren in gemeenschap van goederen gehuwd. Vader en moeder hadden een en/of-rekening (hierna: de Rekening) en twee spaarrekeningen bij de Bank.

2.2 In 1986 heeft vader een volmacht aan Consument verleend met betrekking tot de Rekening.

2.3 Op 31 maart 2014 is vader overleden. Bij testament heeft vader Consument aangewezen als executeur van de nalatenschap. Consument heeft de benoeming aanvaard. In het testament is – voor zover relevant – het volgende bepaald:

WETTELIJKE VERDELING
VII.A. Ik bepaal dat op mijn nalatenschap de wettelijke verdeling als bedoeld bij artikel 13 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing is, tenzij mijn echtgenote de wettelijke verdeling binnen drie maanden na mijn overlijden ongedaan maakt of mijn nalatenschap verwerpt.

2.4 Moeder is bij beschikking van 14 augustus 2014 onder bewind gesteld en er is een bewindvoerder aangesteld.

2.5 De bewindvoerder heeft op 11 december 2014 aan de Bank verzocht om de Rekening (die op dat moment op naam van moeder e/o erfgenamen stond) voortaan administratief op naam van alleen moeder te zetten. De bewindvoerder heeft op 16 januari 2015 de aan de bewindvoerder gerichte brief van de rechtbank van 22 december 2014 aan de Bank verstrekt. In de brief is het volgende bericht:

“Van mijn collega die het bewindsdossier van mevrouw [X] in behandeling heeft ontving ik uw schrijven van
l0 december 2014. Daarin verzoekt u aan de kantonrechter machtiging om namens de rechthebbende de nalatenschap van haar echtgenoot, wijlen de heer [Z], beneficiair te kunnen aanvaarden, alsmede om ontheffing van de verplichting om die nalatenschap te vereffenen volgens de wet.

Tijdens de zitting van 5 december 2014 waarbij u namens de rechthebbende aanwezig was heeft de kantonrechter op uw vraag of de nalatenschap door u beneficiair moet worden aanvaard aan u medegedeeld dat in de omstandigheden van het geval daarvoor geen noodzaak bestaat. De zoon van rechthebbende, die is benoemd tot executeur van de nalatenschap, heeft genoegzaam aangetoond dat de nalatenschap per saldo positief is. Inmiddels heeft hij naar aanleiding van het verhandelde ter zitting de boedelbeschrijving aangepast, zodat op korte termijn kan worden overgegaan tot verdeling van de nalatenschap. Een ontheffing van de verplichting tot vereffening is niet aan de orde.”

2.6 Op basis van in 2.5 genoemde brief heeft de Bank de tenaamstelling van de Rekening conform het verzoek van de bewindvoerder op 20 januari 2015 gewijzigd naar alleen moeder.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert:
– per direct toegang tot de Rekening alsmede het herstel van de oorspronkelijke tenaamstelling en het herstellen van de ervenstatus;
– dat de toegang van de bewindvoerder tot de Rekening wordt beëindigd en dat zij wordt gewezen op het openen van een aparte rekening voor haar cliënte (moeder) en dat zij voor de boedelscheiding contact op dient te nemen met Consument;
– dat de Bank zich niet mengt in de boedelscheiding en de afwikkeling van de nalatenschap, alsmede terugstorting van hetgeen vanaf januari 2015 van de Rekening is betaald;
– vergoeding van de door hem gemaakte kosten als gevolg van het handelen van de Bank; en
– herstel door de Bank van de fiscale entiteit.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag:
– De Bank handelt in strijd met erfrecht en in strijd met bewindsrecht. Zij heeft het beheer door de executeur (Consument) van de goederen van erflater (vader) tijdens de executele onmogelijk gemaakt en de onverdeelde boedel in beheer gegeven aan de bewindvoerder. De Rekening met de daaraan gekoppelde spaarrekeningen vormen samen de onverdeelde boedel. De Bank is ten onrechte ingegaan op een verzoek van de bewindvoerder die is aangetreden tijdens de executele en heeft meegewerkt aan het wijzigen van de Rekening naar een beheersrekening terwijl wettelijk is voorgeschreven dat er een aparte beheersrekening moet worden geopend;
– De Bank handelt in strijd met de onherroepelijke bankvolmacht die door vader aan Consument is verstrekt.

Verweer van de Bank
3.3 De Bank heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
– De Bank is ervan uitgegaan dat er sprake was van een wettelijke verdeling van de erfenis en dat moeder deze zuiver heeft aanvaard. De bewindvoerder heeft op 16 januari 2015 een e-mail inclusief de brief van de rechtbank van 22 december 2014 aan de Bank gestuurd, waaruit blijkt dat de wettelijke verdeling van toepassing is en dat de bewindvoerder namens moeder de nalatenschap zuiver heeft aanvaard. Op grond hiervan heeft de Bank de tenaamstelling van de Rekening gewijzigd.
– Door het overlijden van vader is de aan Consument verstrekt volmacht op grond van artikel 3:72 Burgerlijk Wetboek geëindigd.

4. Beoordeling

4.1 Ter zitting is gebleken dat er een rechtbankprocedure aanhangig is tussen Consument en de bewindvoerder van moeder. De Commissie heeft Consument in de gelegenheid gesteld om de beslissing van de rechtbank aan de Commissie toe te zenden. Bij brief van
12 december 2016 heeft Consument een aanvullende akte ingediend. De Bank heeft bij brief van 19 januari 2017 verzocht om de brief van Consument niet in de klachtprocedure te betrekken. De Commissie heeft besloten om de brief van 12 december 2016 buiten beschouwing te laten, nu de schriftelijke fase reeds was afgerond voor de zitting en de Commissie Consument niet in gelegenheid heeft gesteld om een aanvullende akte te nemen, behoudens het overleggen van de beslissing van de rechtbank, hetgeen Consument echter niet gedaan heeft. De brief van 12 december 2016 blijft derhalve buiten beschouwing.

4.2 De Commissie dient te beoordelen of de Bank naar behoren heeft gehandeld door de tenaamstelling van de Rekening conform het verzoek van de bewindvoerder naar alleen moeder te wijzigen.

4.3 De Commissie is van oordeel dat de Bank op basis van de brief van de rechtbank van
22 december 2014 heeft mogen overgaan tot wijziging van de tenaamstelling van de Rekening.
Op basis van de brief heeft de Bank mogen aannemen dat er sprake was van een zuivere aanvaarding van de erfenis door moeder. Op de erfenis was de wettelijke verdeling van toepassing, zodat moeder reeds op die grond gerechtigd was tot (het saldo op) de Rekening. De Commissie is van oordeel dat de Bank op goede gronden is overgegaan tot wijziging van de tenaamstelling van de Rekening.

4.4 Met betrekking tot de door vader aan Consument verstrekte volmacht merkt de Commissie op dat deze door het overlijden van vader (van rechtswege) is geëindigd (artikel 3:72 sub a Burgerlijk Wetboek).

4.5 Gelet op het voorgaande oordeelt de Commissie dat de klacht van Consument ongegrond is en de vorderingen dienen te worden afgewezen. Alle overige door partijen ingebrachte stellingen en argumenten kunnen niet tot een ander oordeel leiden en zullen derhalve onbesproken blijven.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vorderingen af.

De uitspraak heeft de vorm van een niet-bindend advies. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. U kunt de zaak nog wel aan de rechter voorleggen.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak