Mijn Kifid

Uitspraak 2017-226 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-226
(prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. E.L.A. van Emden, J.C. Buiter, leden en
mr. A.C. de Bie, secretaris)

Klacht ontvangen op : 2 september 2016
Ingediend door : Consument
Tegen : Aegon Financiële Diensten B.V., gevestigd te Leeuwarden, verder te noemen de
Bank
Datum uitspraak : 4 april 2017
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

Klacht niet behandelbaar. De klacht ziet op een effectenleaseovereenkomst.
Op 25 september 2014 heeft de Commissie geoordeeld dat het geschil betreffende de gevolgen van die effectenleaseovereenkomst niet langer bestaat. Verder heeft de Commissie op dat moment geoordeeld dat het ervoor dient te worden gehouden dat het enige bestaande punt van geschil is gelegen in een aanspraak op een vergoeding van proceskosten, meer in het bijzonder de kosten van deskundige bijstand en dat dit geen financiële dienst is in de zin van het Reglement. Nu de Bank nog steeds bereid is het door haar voorgestelde schikkingsbedrag uit te keren, welk voorstel is geaccepteerd door de toenmalige gemachtigde van Consument, is naar het oordeel van de Commissie op grond van art. 9.2 sub a van het Reglement de klacht derhalve niet behandelbaar, de klacht is immers al eerder behandeld door Kifid. De Commissie voegt hieraan nogmaals toe dat voor wat betreft de kosten van de rechtsbijstand en/of deskundige bijstand geen sprake is van een financiële dienst als bedoeld in art. 1:1 van het Reglement en de klacht ook om die reden niet behandelbaar is.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

• het door Consument ingediende klachtformulier;
• het verweerschrift van de Bank;
• de brieven van Consument gedateerd 6 januari 2017, 24 februari 2017 en 1 maart 2017.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies. De Commissie stelt voorts vast dat het geschil zich leent voor schriftelijke afdoening en daarom op grond van de stukken wordt beslist.
Consument heeft zich tijdens de klachtenprocedure laten vertegenwoordigen door de heer
[Naam vertegenwoordiger] handelend onder de naam ‘De Bemiddelaer’.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 De vader van Consument heeft als wettelijk vertegenwoordiger van de indertijd minderjarige Consument op 20 juni 2000 een effectenleaseovereenkomst met de Bank gesloten.
Het betrof het effectenleaseproduct Junior Vliegwiel met [nummer 1] met een looptijd van tien jaar.

2.2 Op 10 juni 2010 heeft de moeder als wettelijke vertegenwoordiger van Consument de nietigheid van de effectenleaseovereenkomst ingeroepen. Hierop hebben onderhandelingen tussen de moeder van Consument en de Bank plaatsgevonden.

2.3 Op 12 juli 2012 heeft de toenmalige gemachtigde van de moeder van Consument een klacht ingediend bij Kifid.

2.4 Op 30 oktober 2012 heeft de Bank de moeder van Consument mondeling een schikkingsvoorstel gedaan en dat bij brief van 31 oktober 2012 bevestigd in een aan de
moeder van Consument toegezonden overeenkomst. Hierin stond voor zover relevant:

2.5 Op 12 februari 2013 heeft de toenmalige gemachtigde van de moeder van Consument de Bank per e-mail het volgende medegedeeld:

‘Tussen partijen bestaat overeenstemming over de vergoeding van inleg vermeerderd met wettelijke rente, het enige geschilpunt betreft vergoeding van (juridische) kosten. Het lijkt mij dan ook geen probleem om dit laatste klachtonderdeel op te lossen zonder persoonlijk gesprek met
[moeder van Consument]. Dit laatste werkt alleen maar kostenverhogend.’

2.6 De Bank en de toenmalige gemachtigde hebben geen overeenstemming bereikt over de in rekening gebrachte kosten van de toenmalige gemachtigde van de moeder van Consument. Hierop is de klachtprocedure bij Kifid voortgezet.

2.7 Op 18 september 2014 heeft de Bank het bij brief van 31 oktober 2012 genoemde schikkingsbedrag van €9.650,- eenzijdig verhoogd tot €10.500,-.

2.8 Op 25 september 2014 heeft de Commissie inzake dossiernummer [nummer] bij wijze van bindend advies het volgende geoordeeld:

r.o. 4.1: ‘Aangeslotene heeft aangevoerd dat de Commissie de klacht niet in behandeling kan nemen omdat die geen betrekking heeft op een financiële dienst in de zin van het Reglement Ombudsman en Geschillencommissie Financiële Dienstverlening. Dit verweer treft doel. Tussen partijen staat vast dat het aanbod dat Aangeslotene in de bij 2.3 hiervoor genoemde vaststellingsovereenkomst heeft gedaan – Aangeslotene neemt de uit de effectenleaseovereenkomst voortvloeiende restschuld voor haar rekening en vergoedt Consument een bedrag dat volgens haar gelijk is aan 100% van de (in termijnen) betaalde inleg, met aftrek van uitgekeerde dividenden doch vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop Consument de desbetreffende termijnen heeft voldaan – geëigend is alle door Consument ondervonden nadelen van de effectenleaseovereenkomst weg te nemen, en haar in de situatie te brengen waarin zij zou hebben verkeerd indien de effectenleaseovereenkomst niet was aangegaan.’

r.o. 4.2: ‘De omstandigheid dat de vaststellingsovereenkomst niet door beide partijen is getekend, is in dit geval geen reden om aan te nemen dat een geschil betreffende (de gevolgen van) de effectenleaseovereenkomst is blijven voortbestaan. Blijkens haar verweerschrift is Aangeslotene nog immer bereid het in de vaststellingsovereenkomst gedane aanbod gestand te doen. Weliswaar heeft Consument in haar schriftelijke repliek medegedeeld dat zij het geschil in volle omvang aan de Commissie wenst voor te leggen, maar daarbij geen concrete aanduiding gegeven van de door de Commissie te beslissen geschilpunten. Daarom moet ervoor worden gehouden dat het enige, volgens Consument nog bestaande, punt van geschil is gelegen in de proceskosten, zoals haar gemachtigde ook heeft opgemerkt in diens hiervoor (…) genoemde e-mailbericht (…).’

r.o. 4.3: ‘De Commissie is met Aangeslotene van oordeel dat een aanspraak op een vergoeding van proceskosten, meer in het bijzonder de kosten van deskundige bijstand, niet is aan te merken als een geschil over een financiële dienst in de zin van het Reglement Ombudsman en Geschillencommissie Financiële Dienstverlening. Er is dus niet voldaan aan de in dit reglement gestelde voorwaarden voor het in behandeling nemen van een klacht.’

De Commissie heeft in het dictum bepaald dat de klacht buiten behandeling blijft.

2.9 De toenmalige gemachtigde van Consument heeft op 14 juli 2016 de Bank aangeschreven en gevorderd een bedrag van €15.303,26,-.

2.10 Na enige correspondentie heeft (de huidige) gemachtigde van Consument een klacht ingediend bij het Kifid.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert een schadevergoeding ad €17.505,- voor de gevolgen van de overeenkomst van het effectenleaseproduct Junior Vliegwiel met nummer [nummer 1] en kosten voor de rechtsbijstand.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag. Er is rechtsgeldig de vernietiging ingeroepen van de effectenleaseovereenkomst op grond van art. 1:88 van het Burgerlijk Wetboek. Bovendien is de effectenleaseovereenkomst vernietigbaar wegens het ontbreken van de toestemming van de kantonrechter. Consument heeft het schadebedrag als volgt onderbouwd: (i) schade inleg ad €8.079,61,-; (ii) wettelijke rente vanaf aanvang betalingstermijn ad €4.375,39,-; (iii) rechtsbijstand ad €5.000,-; en (vi) Kifid klachtgeld ad €50,-.

Verweer van de Bank
3.3 De Bank heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

4. Beoordeling

4.1 Allereerst merkt de Commissie op dat de Bank verweer heeft gevoerd en daarin zich op het standpunt heeft gesteld dat de klacht op grond van art. 9.2 van het Reglement Ombudsman & Geschillencommissie Financiële Dienstverlening (‘Reglement’) niet behandelbaar is, omdat de klacht al eerder is behandeld door het Kifid. Gemachtigde van Consument is meerdere keren per brief, e-mail evenals telefonisch gevraagd inhoudelijk te reageren op het verweerschrift van de Bank. Gemachtigde heeft dit ondanks vorengaande niet alleen nagelaten, maar ook geweigerd. Voor die weigering heeft de gemachtigde weliswaar redenen aangedragen, maar gemachtigde is uitdrukkelijk verzocht alsnog een reactie te geven op het verweerschrift van de Bank.

Behandelbaarheid
4.2 De klacht ziet op de effectenleaseovereenkomst met nummer [nummer 1]. Op
25 september 2014 heeft de Commissie geoordeeld dat het geschil betreffende de gevolgen van die effectenleaseovereenkomst niet langer bestaat.

Verder heeft de Commissie op dat moment geoordeeld dat het ervoor dient te worden gehouden dat het enige bestaande punt van geschil is gelegen in een aanspraak op een vergoeding van proceskosten, meer in het bijzonder de kosten van deskundige bijstand en dat dit geen financiële dienst is in de zin van het Reglement. Nu de Bank nog steeds bereid is
het door haar voorgestelde schikkingsbedrag (dat op 18 september 2014 opgehoogd is tot €10.500,-) uit te keren, welk voorstel op 12 februari 2013 is geaccepteerd door de toenmalige gemachtigde van Consument, is naar het oordeel van de Commissie op grond van art. 9.2 sub a van het Reglement de klacht derhalve niet behandelbaar, de klacht is immers al eerder behandeld door Kifid. De Commissie voegt hieraan nogmaals toe dat voor wat betreft de kosten van de rechtsbijstand en/of deskundige bijstand geen sprake is van een financiële dienst als bedoeld in art. 1:1 van het Reglement en de klacht ook om die reden niet behandelbaar is.

5. Beslissing

De Commissie stelt vast dat de Geschillencommissie Kifid de klacht niet kan behandelen.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak