Mijn Kifid

Uitspraak 2017-289

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-289
(mr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. D.P. van Strien, secretaris)

Klacht ontvangen op : 12 november 2015
Ingediend door : Consument
Tegen : Achmea Schadeverzekeringen N.V., gevestigd te Apeldoorn, verder te noemen
Verzekeraar
Datum uitspraak : 4 mei 2017
Aard uitspraak : Niet-bindend advies

Samenvatting

Verzekeraar heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat Consument mede aansprakelijk is voor de schade die het gevolg is van de aanrijding op 6 april 2015. Consument betwist dat hij een bijzondere manoeuvre ex art. 54 RVV heeft uitgevoerd. Volgens vaste rechtspraak wordt een weg als uit- of inrit beschouwd indien deze weg een beperkte bestemming heeft en deze beperkte bestemming kenbaar is voor alle verkeersdeelnemers ter plaatse, zoals de inrit van een woonhuis, of indien deze weg ter hoogte van de aansluiting op de andere weg de fysieke kenmerken van een uitrit vertoont. Kenbaarheid kan voortvloeien uit borden, breedte, bestrating, doorlopende trottoirs, hoogteverschillen, etc. Uit de in het geding gebrachte foto’s kan de Commissie opmaken dat sprake is van een inrit. Er is sprake van een doorlopend fietspad en trottoir en van een verlaagde trottoirband. De inrit leidt naar verder naar een 30 kilometer zone en heeft een afwijkende bestrating. Deze fysieke kenmerken duiden erop dat bij de afslag sprake is van een uit- of inrit. Bij het afslaan heeft Consument derhalve een bijzondere manoeuvre in de zin van artikel 54 RVV uitgevoerd. Consument heeft verklaard dat de andere bestuurder tegen de achterzijde van zijn auto aanreed toen hij bijna de bocht was ingedraaid. Daarmee staat vast dat zowel Consument als de andere bestuurder op het moment van de aanrijding een bijzondere manoeuvre uitvoerden in de zin van artikel 54 RVV. Consument heeft zijn stelling dat de andere bestuurder volledig aansprakelijk is voor de aanrijding met de auto van Consument, onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

• de klachtbrief van Consument met bijlage(n);
• het verweerschrift van Verzekeraar;
• de reactie van Consument daarop;
• de door Verzekeraar verstrekte aanvullende documentatie;
• de reactie van Consument daarop; en
• het bericht van Verzekeraar dat hij geen aanleiding ziet van zijn eerder ingenomen standpunt terug te komen.

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 Consument is eigenaar van een auto van het merk [Voertuig B]. Op 6 april 2015 is Consument met zijn auto op de [straat X] in Eindhoven in aanrijding gekomen met een auto van het merk [Voertuig A]. Consument wilde met zijn auto linksaf de [straat Y] inrijden om verder naar de Biesterdwarsstraat te rijden en moest hiervoor de linker rijbaan oversteken. De bestuurder van de [Voertuig A] reedt achteruit op deze linker rijbaan en is met de achterkant van de [Voertuig A] tegen de linker achterkant van de [Voertuig B] van Consument aan gereden.

2.2 Zowel Consument als de bestuurder van de [Voertuig A] hebben een motorrijtuigenverzekering bij Verzekeraar.

2.3 De bestuurder van de [Voertuig A] en Consument hebben een schadeformulier ingevuld en ondertekend. Op het schadeformulier is onder het kopje “nummer 12. Toedracht” ingevuld: de bestuurder van voertuig A “reed achteruit” en de bestuurder van voertuig B “was bezig een parkeerplaats, een inrit, een onverharde weg op te rijden”. De bestuurder van de [Voertuig A] heeft het schadeformulier aan Verzekeraar toegezonden.

2.4 Bij de vraag “Wie is naar uw mening aansprakelijk? Waarom meent u dat?” heeft de bestuurder van de [Voertuig A] het volgende ingevuld: “Voertuig B. Voertuig A reed rustig achteruit om in te parkeren. Voertuig B ziet dit over het hoofd en voert een bijzondere verrichting uit zonder te kijken. Als voertuig A schuldig was geweest had de schade achterop voertuig A moeten zitten. Gezien schade links aan de zijkant zit heeft voertuig B schuld in deze.”

2.5 De schadebehandelaar van Verzekeraar heeft geconcludeerd dat Consument van de weg een inrit opreed en dit als volgt toegelicht:
“(…)
Een uitrit/inrit is vaak herkenbaar aan het feit dat een trottoir en/of fietspad doorloopt. Uit onderstaande foto van de situatie blijkt dat zowel het trottoir als het fietspad doorlopen op de [straat X]. Bij het afslaan naar de [straat Y] rijdt u daarom van een weg een inrit op.
(…)”

2.6 Verzekeraar heeft zich op het standpunt gesteld dat zowel Consument als de bestuurder van de [Voertuig A], bezig waren met een bijzondere verrichting in de zin van artikel 54 van het Reglement Verkeerregels en Verkeerstekens (hierna: ‘RVV’) en dat als gevolg daarvan beide partijen hebben bijgedragen aan het ontstaan van de aanrijding. Dit leidt naar oordeel van Verzekeraar tot een schulddeling.

2.7 Artikel 54 van het Reglement Verkeerregels en Verkeerstekens luidt:
“Bestuurders die een bijzondere manoeuvre uitvoeren, zoals wegrijden, achteruitrijden, uit een uitrit de weg oprijden, van een weg een inrit oprijden, keren, van de invoegstrook de doorgaande rijbaan oprijden, van de doorgaande rijbaan de uitrijstrook oprijden en van rijstrook wisselen, moeten het overige verkeer voor laten gaan.”
2.8 De schade van Consument is vastgesteld op € 1.050,-. Verzekeraar heeft een bedrag van € 546,07 overgemaakt.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert een aanvullende uitbetaling van € 503,93, zodat het volledige schadebedrag van € 1.050,- wordt vergoed.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag. Dat Verzekeraar toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verbintenissen die voortvloeien uit de motorrijtuigenverzekering. Consument voert hiertoe de volgende argumenten aan.
• Consument betwist dat hij een bijzondere manoeuvre in de zin van artikel 54 RVV heeft verricht, omdat hij niet een parkeerterrein is opgereden. Hij stelt dat hij is gestopt op de afdraai van de [straat X], heeft voorgesorteerd en het tegemoet komende verkeer heeft afgewacht. Toen is hij aan zijn afdraai naar de [straat Y] begonnen, waarbij hij richting heeft aangegeven.
• De bestuurder van de [Voertuig A] is een verkeersovertreding begaan door op een voorrangsweg achteruit te rijden.
• Verzekeraar heeft de conclusies van de hem ingeschakelde schadebehandelaar niet gecontroleerd. Verzekeraar heeft evenmin nader onderzoek uitgevoerd naar aanleiding van de door Consument aangevoerde bezwaren en naar aanleiding van hetgeen Consument heeft aangevoerd over wat feitelijk gebeurd is. De schadebehandelaar heeft haar conclusies enkel telefonisch willen toelichten en niet schriftelijk.
• Er is sprake van samenspanning tussen de schadebehandelaar en de bestuurder van de [Voertuig A].
• Er is sprake van een verkeerde interpretatie van artikel 54 RVV. Pas wanneer onvoldoende blijkt wie aansprakelijk is voor de aanrijding kan dit artikel worden toegepast. Dit is de bestuurder van de [Voertuig A], die achteruitreed op de voorrangsweg, en niet Consument. Consument reed eenvoudigweg de [straat Y] in.
• Het schadeformulier is verkeerd ingevuld. Consument heeft zijn gegevens overwegend ingevuld en het formulier ondertekend, waarna de bestuurder van de [Voertuig A] het formulier zou hebben meegenomen om het later verder zelf in te vullen. Consument geeft aan dat de bestuurder van de [Voertuig A] de gegevens onder het kopje “Toedracht” heeft ingevuld en dat hij – nadat hij er achter was gekomen dat voor hem was ingevuld “was bezig een parkeerplaats, een inrit, een onverharde weg op te rijden” – aan (de schadebehandelaar van) Verzekeraar en aan de bestuurder van de [Voertuig A] kenbaar heeft gemaakt dat dit onjuist is, onder meer door een door hemzelf ingevuld schadeformulier toe te zenden.
• Het schadeformulier dient slechts tot uitgangspunt bij de waarheidsvinding.
• Bij het oversteken naar links van de [straat X] naar de [straat Y] zag Consument een auto waarvan de chauffeur een vraag stelde aan een aantal mensen. Na te hebben geconstateerd dat rechts vrij was, is Consument overgestoken naar de [straat Y]. Consument betwist dat de bestuurder van de [Voertuig A] rustig achteruit heeft gereden.
Als dat zo was geweest dat had zij de auto van Consument niet meer kunnen beschadigen. De bestuurder van de [Voertuig A] stelt bovendien op het schadeformulier dat zij achteruit reed om in te parkeren. Dit is op de plek waar zij zich bevond evenwel niet mogelijk, nu het partkeerterrein verder op ligt. Consument verwijst in dit kader naar door hem overgelegde foto’s. Het parkeerterrein is niet rechtstreeks vanaf de [straat X] te bereiken.
• Consument wijst erop dat zijn auto aan het linker spatbord beschadigd is geraakt.

Verweer Verzekeraar
3.3 Verzekeraar heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
• Uit de stukken in het schadedossier blijkt dat zowel Consument als de bestuurder van de [Voertuig A] bezig waren met een bijzondere verrichting in de zin van artikel 54 RVV. De [straat Y] is een uitrit/inrit ten opzichte van de [straat X] nu parallel aan de [straat X] een fietspad en een voetpad lopen en deze beide doorlopen. Consument sloeg linksaf de
[straat Y] in, wat inhoudt dat hij een bijzondere verrichting uitvoerde. Nu beide partijen een bijzondere verrichting hebben uitgevoerd, dragen zij beide bij aan het ontstaan van de aanrijding, wat tot een schulddeling leidt.
• Consument heeft het aanrijdingsformulier ondertekend. Indien hij het achteraf niet eens is met de inhoud, dan zal hij moeten bewijzen dat het formulier niet klopt.
• Het feit dat Consument zich niet kan vinden in het oordeel van de schadebehandelaar van Verzekeraar, wil niet zeggen dat de schade niet op een juiste wijze is afgewikkeld. De schadebehandelaar is in alle redelijkheid tot haar stadpunt gekomen, waarbij zij rekening heeft gehouden met de geldende wet- en regelgeving.
• Consument draagt geen bewijs aan voor zijn stellingen dat hij tijdig richting heeft aangegeven, dat artikel 54 RVV verkeer geïnterpreteerd wordt of dat hij minder in strijd met artikel 54 RVV heeft gehandeld dan de bestuurder van de [Voertuig A].

4. Beoordeling

4.1 De vraag die de Commissie moet beantwoorden is of Verzekeraar zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat Consument mede aansprakelijk is voor de schade die het gevolg is van de aanrijding op 6 april 2015 of dat Verzekeraar gehouden is de gehele schade die aan de auto van Consument is ontstaan, te vergoeden. Verzekeraar stelt zich op het standpunt dat zowel Consument als de bestuurder van de [Voertuig A] een bijzondere manoeuvre uitvoerden in de zin van artikel 54 RVV: de bestuurder van de [Voertuig A] reed achteruit en Consument reed van een weg een inrit op.

4.2 Consument betwist dat hij een bijzondere manoeuvre heeft uitgevoerd. Hij stelt dat hij niet een parkeerterrein is opgereden, maar eenvoudigweg is afgeslagen van de [straat X] naar de [straat Y] om zo verder te rijden naar de Biesterdwarsstraat en daarna de Magnoliastraat. Consument wijst er daarbij op dat deze zelfde afslag veelvuldig wordt gebruikt om een parkeerterrein achter de supermarkt die zich op de hoek van de [straat X] en de [straat Y] bevindt, te bereiken. Dit houdt volgens Consument echter nog niet in, dat sprake is van een inrit.

4.3 Verzekeraar heeft zijn oordeel dat sprake is van een inrit, blijkens de e-mail van de schadebehandelaar, gebaseerd op de omstandigheid dat zowel het trottoir als het fietspad doorlopen op de [straat X], zodat Consument bij het afslaan naar de [straat Y] van de weg, over dit fietspand en over het trottoir moet rijden. De Commissie zal nagaan of inderdaad sprake is van een inrit. Nu in het RVV geen definitie is opgenomen van wat een inrit (of uitrit) is, zal de Commissie dit aan de hand van de jurisprudentie doen.

4.4 Volgens vaste rechtspraak wordt een weg als uit- of inrit beschouwd indien deze weg een beperkte bestemming heeft en deze beperkte bestemming kenbaar is voor alle verkeersdeelnemers ter plaatse, zoals de inrit van een woonhuis, of indien deze weg ter hoogte van de aansluiting op de andere weg de fysieke kenmerken van een uitrit vertoont. Kenbaarheid kan voortvloeien uit borden, breedte, bestrating, doorlopende trottoirs, hoogteverschillen, etc. (vergelijk onder meer Rechtbank Rotterdam 23 december 2009, ECLI:NL:RBROT:2009:BL1477, Rechtbank Noord-Holland 10 februari 2016, ECLI:NL:NHO:2016:725 en Hof Leeuwarden 21 april 2011, ECLI:NL:GHLEE:2011:BR1297).

4.5 Uit de in het geding gebrachte foto’s kan de Commissie opmaken dat het trottoir en het fietspand van de [straat X] inderdaad doorlopen bij de afslag naar de [straat Y]. Verder blijkt dat sprake is van een verlaagde trottoirband, zowel tussen het fietspad en de [straat X], als tussen het fietspad en het aan de [straat Y] grenzende trottoir. De [straat Y] bevindt zich in een 30 kilometer zone en de weg heeft een ten opzichte van de [straat X] afwijkende bestrating. Deze fysieke kenmerken duiden er naar het oordeel van de Commissie op dat bij de afslag naar de [straat Y] sprake is van een uit- of inrit. Bij het afslaan naar de [straat Y] heeft Consument derhalve een bijzondere manoeuvre in de zin van artikel 54 RVV uitgevoerd.

4.6 Consument heeft verklaard dat de bestuurder van de [Voertuig A] tegen de achterzijde van zijn auto aanreed toen hij bijna de bocht naar de [straat Y] was ingedraaid. Daarmee staat vast dat zowel Consument als de bestuurder van de [Voertuig A] een bijzondere manoeuvre uitvoerden in de zin van artikel 54 RVV op het moment van de aanrijding. Op grond van artikel 54 RVV moet degene die een bijzondere manoeuvre uitvoert het overige verkeer voor laten gaan. Noch Consument, noch de bestuurder van de [Voertuig B] hebben dit gedaan, zodat zij op grond van artikel 54 RVV in beginsel beide aansprakelijk zijn voor de schade die als gevolg van de aanrijding is ontstaan.

4.7 De omstandigheid dat de bestuurder van de [Voertuig A] achteruit reed en Consument bij het afslaan misschien geen rekening heeft gehouden met een auto die zijn auto op de linkerrijstrook, tegen de rijrichting in naderde, maakt dit niet anders. Het achteruitrijden op zichzelf vormt geen verkeersovertreding en 54 RVV schrijft geen voorrangsregels voor ten aanzien van bijzondere manoeuvres onderling.

4.8 Concluderend is de Commissie van oordeel dat Consument zijn stelling dat de bestuurder van de [Voertuig A] volledig aansprakelijk is voor de aanrijding met de auto van Consument, onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Verzekeraar kan niet worden gehouden de gehele schade die als gevolg van de aanrijding is ontstaan, aan Consument te vergoeden. De Commissie wijst de vordering van Consument daarom af.
5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

De uitspraak heeft de vorm van een niet-bindend advies. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. U kunt de zaak nog wel aan de rechter voorleggen.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak