Mijn Kifid

Uitspraak 2017-402 (Bindend)

Herstel Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr. 2017-402
(prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. drs. R. Knopper, mr. J.W.H. Offerhaus,
leden en mr. M.A. Kleijer als secretaris)

Klacht ontvangen op : 19 november 2014
Ingediend door : Consument
Tegen : HQ Hypotheken 71 BV, gevestigd te Capelle a/d IJssel,
verder te noemen HQ Hypotheken
Datum uitspraak : 27 juni 2017
Aard uitspraak : Bindend advies

In deze uitspraak is de tenaamstelling van de financieel dienstverlener hersteld en is de bindendheid opgenomen.

Samenvatting

Opslagwijzigingsbeding bij Euribor gerelateerde hypothecaire geldlening. Consument klaagt erover dat de Bank eenzijdig de aan hem in rekening gebrachte opslag op het Euribortarief heeft verhoogd. De Commissie oordeelt dat in het onderhavige opslagwijzigingsbeding en ook in de overige inhoud van de leningdocumentatie op geen enkele wijze duidelijk is gemaakt onder welke omstandigheden, volgens welke mechanismen en in welke mate de opslag kan worden gewijzigd. Consument is naar het oordeel van de Commissie derhalve niet op voorhand in staat gesteld om op basis van duidelijke en begrijpelijke criteria de economische gevolgen die voor hem uit het beding voortvloeien te voorzien. De conclusie is dat het beding in kwestie onredelijk bezwarend is en moet worden vernietigd.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

• het door Consument ingediende klachtformulier voorzien van bijlagen;
• het verweer van HQ Hypotheken met bijlagen;
• de repliek van Consument met bijlagen;
• de dupliek van HQ Hypotheken met bijlagen;
• de aanvullende reactie van HQ Hypotheken met bijlagen gedateerd 10 augustus 2015;
• de e-mail van Consument van 19 september 2015 met bijlagen;
• de brief van HQ Hypotheken gedateerd 9 mei 2016 met bijlagen;
• de brief van Consument gedateerd 20 mei 2016 met bijlagen.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor een bindend advies.

Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 10 juni 2016 en zijn aldaar verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.
2.1 Na advies en bemiddeling door het intermediair hebben Consument en zijn partner (verder: Consument) op 16 oktober 2009 een hypothecaire geldlening ([..nummer..])
bij HQ Hypotheken afgesloten. Op deze offerte zijn toepasselijk de Algemene Voorwaarden voor een hypothecaire lening en hypotheek ( AV2008).
2.2 De geldlening bestaat uit vier leningdelen. De rente van deze leningdelen, de zogenoemde Variabele Rente Clausule VR0803-HQ, staat gedurende een kalenderkwartaal vast.
2.3 In de offerte is vermeld: “In aanvulling op de in deze Offerte opgenomen voorwaarden en voor zover in deze Offerte hiervan niet uitdrukkelijk is afgeweken, zijn de volgende bepalingen van toepassing en maken onderdeel uit van deze Offerte:
• Variabele Rente clausule (VR0803-HQ)”
2.4 Op de Variabele Rente Clausule VR0803-HQ is de Handleiding Variabele Rente Clausule VR0803-HQ van toepassing. In deze Handleiding is, voor zover van belang, bepaald:
“ 1. De Rente wordt samengesteld uit de basisrente plus een in de Offerte vermelde opslag.
2. De basisrente wordt gebaseerd op het op de laatste werkdag van elk kalenderkwartaal geldende 3-maands EURIBOR-tarief, zoals dit wordt gepubliceerd in ‘Het Financieele Dagblad’ daags na de laatste werkdag van het daaraan voorafgaande kalenderkwartaal, vermeerderd met een eventueel door monetaire autoriteit(en) vastgestelde opslagrente. De basisrente wordt afgerond naar boven tot een veelvoud van 0,05%.
3. De Geldverstrekker behoudt zich, zolang de Geldnemer geen gebruik heeft gemaakt van diens eenmalig recht van consolidatie, het recht om voor (een) andere grondslag(en) voor de basisrente te kiezen, dan wel om de in de Offerte vermelde opslag te wijzigen. De Geldnemer zal hiervan schriftelijk op de hoogte worden gesteld.
4. De Rente wordt op de laatste werkdag van elk kalenderkwartaal vastgesteld voor het daaropvolgende kalenderkwartaal”.
5. Het recht van consolidatie kan slechts worden uitgeoefend en geldt uitsluitend bij (Offerten voor) Leningen:
a) Waarin uitdrukkelijk verwijzing naar dit recht is opgenomen, en
b) Door gebruikmaking, het invullen en opsturen ( per post of fax), van het keuze formulier, zoals dat is bijgevoegd”.
2.5 Uit de offerte volgt dat de opslag 1,15% bedroeg.
2.6 Per brief van 4 maart 2010 heeft HQ Hypotheken Consument over de aanpassing van de Variabele Rente, voor zover relevant, geschreven “ Op (een gedeelte van) deze geldlening is een variabele rente van toepassing. Op dit moment is de Variabele Rente gebaseerd op 3-maands Euribor en een opslag. Euribor staat voor Euro Interbank Offered Rate. Dit is het gemiddelde tarief waartegen banken bereid zijn elkaar leningen te verstrekken. De opslag voor uw geldlening bedraagt momenteel 1,15%.

Wanneer financiële instellingen geld aan elkaar uitlenen wordt er ook met opslagen gerekend. Deze opslagen zijn door de kredietcrisis aanzienlijk verhoogd. Dit heeft ertoe geleid dat de opslag op de Variabele Rente is aangepast.

Voor bestaande cliënten hebben wij de aanpassing van het variabele tarief zolang mogelijk uitgesteld. Door de gewijzigde marktomstandigheden zijn wij helaas gedwongen de verhoogde opslag aan u door te berekenen. Aangezien deze verhoging gevolgen heeft voor uw woonlast, zullen wij de opslag gefaseerd wijzigen.

Voor uw hypotheek zal de opslag als volgt worden aangepast:
– Per 01 april 2010 wordt de opslag 1,75% ( is nu 1,15%).
– Per 01 juli 2010 wordt de opslag 2,25%.
Voor nieuwe leningen met een variabele rente is de nieuwe opslag al van toepassing sinds december 2009. Als de marktomstandigheden wijzigingen, kan de opslag uiteraard weer naar beneden worden aangepast.”
2.7 Consument heeft HQ Hypotheken, onder verwijzing naar de hiervoor onder rechtsoverweging 2.6 geciteerde brief van HQ Hypotheken, per brief van 12 mei 2014 verzocht de opslag vanwege gewijzigde marktomstandigheden aan te passen naar het in 2009 overeengekomen niveau van 1,15%.
2.8 Per brief van 26 augustus 2014 heeft HQ Hypotheken dit verzoek afgewezen en, voor zover relevant, geschreven “Wat is de reden? Het 3 maands Euribor Tarief is op dit moment 0,196%. Met de opslag is dit nog steeds een marktconforme rente”.

3. Vordering, klacht en verweer

3.1 Consument vordert dat HQ Hypotheken wordt veroordeeld de opslag op het Variabele Rentetarief te verlagen naar het niveau van 16 oktober 2009 en aan hem de teveel betaalde rente vanaf 1 april 2010 tot en met heden te restitueren.
3.2 Ter onderbouwing van deze vordering heeft Consument aangevoerd het handhaven van de huidige opslag op het EURIBOR tarief om twee redenen niet gerechtvaardigd te achten. Ten eerste niet omdat HQ Hypotheken in haar onder rechtsoverweging 2.7 geciteerde brief heeft toegezegd dat in het geval de marktomstandigheden wijzigen de opslag weer naar beneden zal worden aangepast. Door het verzoek tot aanpassing te weigeren, komt HQ Hypotheken haar toezegging niet na. En ten tweede niet omdat het beding onredelijk bezwarend is. In dat kader heeft Consument verwezen naar de uitspraak van 11 november 2015 van de Rechtbank Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS: 2015:7848).

Verweer HQ Hypotheken
3.3 HQ Hypotheken heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

4. Beoordeling

4.1 Ter beoordeling van de Commissie ligt de vraag voor of HQ Hypotheken gerechtigd was de initieel overeengekomen opslag van 1,15 % op het toepasselijke EURIBOR tarief te wijzigen.
4.2 Het beding waaraan HQ Hypotheken de bevoegdheid tot wijziging van de opslag stelt te ontlenen is opgenomen in het aan de offerte van geldlening gehechte clausuleblad Variabele Rente Clausule (VR0803-HQ).

4.3 Het is vaste Europese rechtspraak dat de nationale rechter ambtshalve het mogelijk oneerlijke karakter toetst van bedingen die vallen binnen de reikwijdte van de Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 (hierna te noemen ‘de Richtlijn’) betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. Alleen bedingen waarover tussen partijen niet afzonderlijk is onderhandeld vallen onder deze richtlijn. Bovendien mag voornoemde toetsing niet zien op bedingen die de kern van de wederzijds te leveren prestaties bevatten (met uitzondering van onduidelijk en onbegrijpelijk geformuleerde kenbedingen). De plek waarin het beding is opgenomen, bijvoorbeeld de offerte of de algemene voorwaarden, kan een omstandigheid zijn die in dit kader meespeelt, maar is niet van doorslaggevend belang.
4.4 Het beding in kwestie ziet op de bevoegdheid van HQ Hypotheken om een onderdeel van de vooraf vastgestelde prijs (de opslag en/of de grondslag van de basisrente) te wijzigen. Dit beding kan niet worden aangemerkt als kernbeding.
Het beding regelt immers niet de prijs zelf, maar slechts de mogelijkheid om deze te wijzigen. Daarbij merkt de Commissie op dat een prijswijzigingsbeding, zoals het onderhavige, voorkomt op de zwarte lijst van artikel 6:236 i BW. Dit impliceert dat ook de wetgever bedingen als het onderhavige niet ziet als kernbedingen.
4.5 Daarnaast is de Commissie van oordeel dat is komen vast te staan noch aannemelijk is gemaakt dat over het beding is onderhandeld. De stelling van HQ Hypotheken dat het beding ‘wederkerig’ is doordat tegenover de bevoegdheid van HQ Hypotheken tot wijziging het recht bij wijziging tot consolidatie dan wel het recht de lening boetevrij af te lossen door Consument staat, maakt dit niet anders. Voor zover HQ Hypotheken daarmee stelt dat wel over het beding is onderhandeld, noemt HQ Hypotheken het recht voor een ander rentetype te kiezen, maar niet de wijze waarop deze opslag dan wel de grondslag van de basisrente kan worden gewijzigd. De bevoegdheid om de opslag dan wel de grondslag van de basisrente te wijzigen is een beding op zichzelf en gesteld noch gebleken is dat daarover is onderhandeld tussen partijen.
4.6 De conclusie is dat het beding in kwestie valt onder de reikwijdte van de Richtlijn en dat de Commissie daarom het onredelijk bezwarend karakter van het beding ambtshalve zal toetsen.

Wettelijk kader
4.7 Het wettelijk kader van deze toets wordt gegeven door de artikelen 6:231 BW tot en met 6:247 BW. Waar nodig moeten die bepalingen richtlijnconform worden uitgelegd.
4.8 Volgens artikel 6:233 sub i BW is een beding in algemene voorwaarden vernietigbaar indien het beding, gelet op de aard en overige inhoud van de overeenkomst, de wijze waarop de voorwaarden tot stand zijn gekomen, de wederzijds kenbare belangen van partijen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk bezwarend is.

Eerst wordt gekeken of het beding voorkomt op de zwarte, dan wel grijze lijst als bedoeld in de artikelen 6:236 en 6:237 BW. Immers, indien het beding op één van deze lijsten voorkomt, is het beding onredelijk bezwarend, respectievelijk wordt het vermoed onredelijk bezwarend te zijn.
4.9 Eerst wordt gekeken of het beding voorkomt op de zwarte, dan wel grijze lijst als bedoeld in de artikelen 6:236 en 6:237 BW. Immers, indien het beding op één van deze lijsten voorkomt, is het beding onredelijk bezwarend, respectievelijk wordt het vermoed onredelijk bezwarend te zijn.
4.10 Van de bedingen op de genoemde lijsten kan enkel het beding als bedoeld in 6:236 sub i BW op de onderhavige casus van toepassing zijn. Daarin wordt, in samenhang met de aanhef van artikel 6:236, bepaald dat als onredelijk bezwarend wordt aangemerkt een beding dat de gebruiker de bevoegdheid geeft tot een prijsverhoging binnen drie maanden na het sluiten van de overeenkomst, tenzij de wederpartij in dat geval bevoegd is de overeenkomst te ontbinden (sub i). Het beding in de onderhavige klacht geeft HQ Hypotheken echter niet de bevoegdheid om binnen drie maanden na het sluiten van de overeenkomst de door hem bedongen prijs te verhogen. Het beding is daarom niet onredelijk bezwarend in de zin van artikel 6:236 sub i BW.

4.11 Nu het beding niet kan worden aangemerkt als een beding dat voorkomt op de lijsten van de artikelen 6:236 en 237 BW, zal de Commissie het beding toetsen aan de open norm van artikel 6:233 BW. Zoals hierboven overwogen dient deze bepaling richtlijnconform te worden uitgelegd.

De Richtlijn
4.12 Artikel 3 lid 1 van de Richtlijn luidt: “Een beding in een overeenkomst waarover niet afzonderlijk is onderhandeld, wordt als oneerlijk beschouwd indien het, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voorvloeiende rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort.”
4.13 Artikel 4 lid 1 van de Richtlijn bepaalt dat voor de beoordeling van het oneerlijke karakter van een beding alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst, alsmede alle andere bedingen van de overeenkomst, op het moment waarop de overeenkomst is gesloten in aanmerking worden genomen.
4.14 Artikel 5 bepaalt dat bedingen steeds duidelijk en begrijpelijk moeten zijn opgesteld (de zogenaamde eis van transparantie). In het kader van de Richtlijn komt voorts betekenis toe aan de vraag of het beding is opgenomen in de Bijlage bij de Richtlijn, houdende een (indicatieve en niet uitputtende) blauwe lijst van bedingen die als oneerlijk kunnen worden aangemerkt.
4.15 In de Bijlage bij de Richtlijn is – voor zover relevant – vermeld dat als oneerlijk kunnen worden aangemerkt bedingen die tot doel of gevolg hebben:
“j) de verkoper te machtigen zonder geldige, in de overeenkomst vermelde reden eenzijdig de voorwaarden van de overeenkomst te wijzigen.”

4.16 In onderdeel 2 van de Bijlage is daarop een aantal uitzonderingen geformuleerd:

“b) Punt j) staat niet in de weg aan bedingen waarbij de leverancier van financiële diensten zich het recht voorbehoudt de door of aan de consument te betalen rentevoet of het bedrag van alle andere op de financiële diensten betrekking hebbende lasten bij geldige reden zonder opzegtermijn te wijzigen, mits de verkoper verplicht wordt dit zo spoedig mogelijk ter kennis te brengen van de andere contracterende partij(en) en deze vrij is (zijn) onmiddellijk de overeenkomst op te zeggen.”

4.17 De vraag die beantwoord dient te worden is of het beding in kwestie te kwalificeren is als een oneerlijk beding als bedoeld in de Bijlage onder j, en zo ja of er wellicht sprake is van één van de uitzonderingen van onderdeel 2 van de Bijlage. In de onderhavige klacht is in het opslagwijzigingsbeding en/of het beding tot wijziging van de grondslag van de basisrente zonder vermelding van een daarvoor benodigde reden vastgelegd dat HQ Hypotheken de opslag eenzijdig kan wijzigen. Dit betekent dat het beding kan worden gekwalificeerd als een oneerlijk beding als bedoeld in sub ‘j’ van de Bijlage, tenzij sprake is van één van de uitzonderingen van onderdeel 2 van de Bijlage.
4.18 Onder b) van artikel 2 van de Bijlage wordt, als hiervoor overwogen, onder meer een uitzondering gemaakt voor bedingen uit hoofde waarvan lasten voor financiële diensten kunnen worden gewijzigd, voor zover:

(i) een geldige reden bestaat; en
(ii) de dienstverlener verplicht is consument zo spoedig mogelijk te informeren over de wijziging; en
(iii) de consument de overeenkomst onmiddellijk kan opzeggen.

Ad (i)
Het vereiste van een geldige reden houdt niet in dat deze reden in de overeenkomst zelf moet zijn opgenomen. Indien dat wel het geval zou zijn, zou het beding immers niet beantwoorden aan het bepaalde in sub ‘j’ op de Bijlage en wordt aan de uitzonderingsgronden niet toegekomen.

Wel dient in beginsel te worden beoordeeld of er sprake is van een geldige reden tot uitoefening van het wijzigingsbeding. Nu in het navolgende zal blijken dat aan de overige uitzonderingsgronden onder ‘b’ van artikel 2 van de Bijlage evenwel niet is voldaan, laat de Commissie dit punt verder onbesproken.

Ad (ii)
In het onderhavige geval is HQ Hypotheken niet gehouden de klant zo spoedig mogelijk op de hoogte te stellen van de wijziging van de opslag. Weliswaar heeft HQ Hypotheken enkele weken voorafgaand aan de wijziging Consument hiervan op de hoogte gesteld, maar niet zo spoedig mogelijk nadat zij besloten heeft de opslag te wijzigen. Aan het onder dit punt gestelde vereiste is dan ook niet voldaan.

Ad (iii)
In het arrest van het Hof van Justitie van 21 maart 2013 (HvJ EU (Eerste kamer)
21 maart 2013, C-92/11 (RWE)) is – ten aanzien van de mogelijkheid de overeenkomst onmiddellijk op te zeggen – het volgende opgenomen:
“Wat (…) het recht van consument betreft om zijn leveringsovereenkomst op te zeggen in geval van eenzijdige wijziging van de tarieven die de verkoper toepast, is het van fundamenteel belang, (…) dat de mogelijkheid voor consument om de overeenkomst op te zeggen, niet slechts een formeel opzeggingsrecht is, maar ook daadwerkelijk kan worden benut. Dat is niet het geval wanneer de consument, om redenen die verband houden met de wijze van uitoefening van het opzeggingsrecht of met de voorwaarden van de betrokken markt, niet daadwerkelijk de mogelijkheid heeft om van leverancier te veranderen of wanneer hij niet naar behoren en tijdig op de hoogte werd gebracht van de op til zijnde wijziging, waardoor hij aldus de mogelijkheid verliest om de berekeningswijze te controleren en in voorkomend geval van leverancier te veranderen. In dit verband moet met name rekening worden gehouden met het gegeven of op de betrokken markt concurrentie heerst, de eventuele kosten die voor consument verbonden zijn aan een opzegging van de overeenkomst, het tijdsverloop tussen mededeling en toepassing van de nieuwe tarieven, de informatie die op het tijdstip van mededeling is verstrekt, en de kosten en de tijd om van leverancier te veranderen.”
4.19 Uit de hiervoor weergegeven passage volgt dat niet slechts moet zijn voorzien in een formeel opzeggingsrecht, maar dat sprake moet zijn van een opzeggingsrecht dat ook daadwerkelijk door de consument kan worden benut. Het begrip opzeggen dient te worden gelezen als een manier om de overeenkomst te beëindigen.

Weliswaar bestaat in het onderhavige geval de bevoegdheid om de geldlening boetevrij af te lossen, maar de richtlijn – in samenhang met het RWE arrest – vereist een onmiddellijke beëindigingsmogelijkheid. Onmiddellijke beëindiging, d.w.z. aflossing op het moment dat de nieuwe opslag ingaat, acht de Commissie in de meeste gevallen niet realistisch, omdat in het algemeen de mogelijkheid zal ontbreken om de geldlening uiterlijk op dat moment over te sluiten. Hierbij is van belang dat het beding in kwestie HQ Hypotheken niet verplicht om direct na beslissing tot wijziging Consument te informeren. Er geldt alleen een verplichting om dit schriftelijk te doen waarbij heeft te gelden dat de “Rente” (basis rente plus opslag) wordt vastgesteld op de laatste werkdag van elk kalenderkwartaal voor het daaropvolgende kalenderkwartaal. Naar objectieve maatstaven bezien is een dergelijke termijn te kort om een Consument in de gelegenheid te stellen de lening af te lossen of te herfinancieren. In het onderhavige geval is gesteld noch gebleken dat het voor Consument mogelijk was of is om de geldlening binnen voornoemde termijn af te lossen.
4.20 De tussenconclusie is dat HQ Hypotheken geen beroep toekomt op de uitzonderingsgronden van onderdeel 2 onder b) van de Bijlage. Het opslagwijzigingsbeding kan derhalve worden aangemerkt als een oneerlijk beding als bedoeld in onderdeel j) van de Bijlage.
4.21 De Bijlage is niet van dien aard dat zij automatisch en uit zichzelf het oneerlijke karakter van een betwist beding kan vastleggen (het betreft slechts een indicatieve en niet uitputtende lijst). Of een beding daadwerkelijk oneerlijk is, blijft afhankelijk van de in de Richtlijn gestelde eisen van goede trouw, evenwicht en transparantie.

Evenwel vormt de Bijlage – volgens het arrest van het Hof van Justitie van 26 april 2012 (HvJ EU 26 april 2012, C-472/10 (Invitel)) een wezenlijk aspect waarop de bevoegde rechter zijn beoordeling van het oneerlijke karakter kan baseren. De Commissie verbindt hieraan het gevolg dat, indien onvoldoende aanknopingspunten aanwezig zijn om te veronderstellen dat aan de eisen van goede trouw, evenwicht en transparantie is voldaan, het er voor moet worden gehouden dat het beding in kwestie onredelijk bezwarend is.
4.22 Ten aanzien van de eis van transparantie overwoog het Hof van Justitie bij arrest van 30 april 2014 (HvJ EU 30 april 2014, C-26/13 (Kásler)), dat ziet op de bepaling van de prijs van een dienst door de bank op basis van een wisselkoersmechanisme, als volgt: “(…) het vereiste dat een contractueel beding duidelijk en begrijpelijk is opgesteld, aldus moet worden verstaan dat het niet alleen gebiedt dat het litigieuze beding voor de consument grammaticaal begrijpelijk is, maar ook dat in de overeenkomst de concrete werking van het wisselkoersmechanisme van de vreemde valuta waarnaar het betrokken beding verwijst alsmede de verhouding tussen dit mechanisme en het mechanisme dat is voorgeschreven door andere bedingen betreffende de vrijgave van de lening, transparant zijn gespecificeerd, zodat de consument op basis van duidelijke en begrijpelijke criteria de economische gevolgen die er voor hem uit voortvloeien, kan voorzien.” Hoewel een wisselkoersmechanisme qua werking niet hetzelfde is als een opslagwijzigingsbeding, zijn de strekking en gevolgen voor een consument dat in de ogen van de Commissie grotendeels wel. Het gaat, net als in het arrest Kassler, om een beding op grond waarvan de verkoper de prijs mag wijzigen, hetgeen voor een consument tot “een schijnbaar onbegrensde verhoging van de kosten van de financiële dienst leidt”.

4.23 In het onderhavige opslagwijzigingsbeding en ook in de overige inhoud van de leningdocumentatie is op geen enkele wijze duidelijk gemaakt onder welke omstandigheden, volgens welke mechanismen en in welke mate de opslag kan worden gewijzigd. Consument is naar het oordeel van de Commissie dus niet op voorhand in staat gesteld om op basis van duidelijke en begrijpelijke criteria de economische gevolgen die voor hem uit het beding in kwestie voortvloeien te voorzien.
4.24 Gelet op het voorgaande voldoet het opslagwijzigingsbeding in kwestie niet aan de uit hoofde van de Richtlijn gestelde eis van transparantie. Dit houdt in dat het beding reeds om die reden onredelijk bezwarend is en naar het oordeel van de Commissie daarom niet meer hoeft te worden getoetst aan de eisen van evenwicht en goede trouw.
4.25 Tot slot overweegt de Commissie dat de stelling van Consument dat HQ Hypotheken haar toezegging zoals neergelegd in de onder rechtsoverweging 2.6 geciteerde brief, dient na te komen moet worden gepasseerd. Anders dan Consument heeft verondersteld is daarin van een onvoorwaardelijke toezegging de opslag te wijzigen immers geen sprake. HQ Hypotheken heeft slechts in algemene termen geschreven dat de opslag ‘kan’ wijzigen.

Conclusie
4.26 De Commissie oordeelt dat het beding in kwestie onredelijk bezwarend is en moet worden vernietigd op grond van artikel 6:233 sub a. BW. Onder toepassing van artikel 3:41 BW blijft de rest van de overeenkomst in stand. Nu het beding in kwestie wordt vernietigd, is de door Consument gedurende de looptijd van de geldlening betaalde opslag, voor zover hoger dan bij aanvang overeengekomen, onverschuldigd betaald en dient dit meerdere door HQ Hypotheken aan Consument te worden terugbetaald.

5. Beslissing

De Commissie vernietigt het beding en beslist dat HQ Hypotheken binnen zes weken na de dag waarop een afschrift van deze beslissing aan partijen is verstuurd, aan Consument vergoedt de door hem gedurende de looptijd van de geldlening betaalde opslag, voor zover hoger dan bij aanvang overeengekomen.

Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. U kunt de zaak ook aan de rechter voorleggen.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak