Mijn Kifid

Uitspraak 2017-451 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-451
(prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. T. Boerman, secretaris)

Klacht ontvangen op : 28 juni 2016
Ingediend door : Consument
Tegen : BNP Paribas Cardif Schadeverzekeringen N.V., gevestigd te Oosterhout, verder te
noemen “Verzekeraar”
Datum uitspraak : 7 juli 2017
Aard uitspraak : bindend advies

Samenvatting

Consument beklaagt zich over de afwijzing van haar schadeclaim op de werkloosheidsverzekering en vordert uitkering conform de verzekeringsvoorwaarden. De Commissie oordeelt als volgt. Uit de stukken blijkt dat Rabobank Parkstad Limburg, derhalve een lokale Rabobank, en niet Rabobank Nederland de werkgever van Consument was. Naar het oordeel van de Commissie is niet gebleken dat Rabobank Parkstad Limburg Consument voorafgaand aan het afsluiten van de verzekering heeft verteld over plannen te reorganiseren. Het feit dat uit mediaberichten van 2013 en 2014 blijkt dat een reorganisatie binnen Rabobank Nederland werd aangekondigd en dat deze ook de lokale banken zou treffen, maakt dit niet anders. Immers, de vraag op het aanvraagformulier van de verzekering is gericht op de werkgever, in casu Rabobank Parkstad Limburg, die Consument al dan niet heeft verteld over plannen te reorganiseren. De vraag of Consument door de mediaberichten had kunnen en moeten weten dat de reorganisatie ook voor Rabobank Parkstad Limburg zou gelden, is naar het oordeel van de Commissie dan ook niet relevant. Indien Verzekeraar een andere betekenis aan de vraagstelling had willen geven dan lag het op zijn weg dit expliciet in het aanvraagformulier op te nemen. Hieruit volgt dat Consument de op haar rustende precontractuele mededelingsplicht niet heeft geschonden. Verzekeraar kan zich dan ook niet beroepen op de uitkeringssancties in geval van schending van de precontractuele mededelingsplicht die zijn omschreven in artikel 7:930 BW. De vordering wordt toegewezen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

• het door Consument ingediende klachtformulier met bijlagen;
• het verweerschrift van Verzekeraar;
• de repliek van Consument;
• de dupliek van Verzekeraar;
• Consument heeft desgevraagd geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid te reageren op de dupliek van Verzekeraar.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.
De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 Consument heeft in 2014 een arbeidsongeschiktheids- en werkloosheidsverzekering (hierna: “verzekering”) afgesloten bij Verzekeraar. Consument was op dat moment werkzaam voor Coöperatieve Rabobank Parkstad Limburg U.A. (hierna ”Rabobank Parkstad Limburg”).

2.2 De dekking op de verzekering is als volgt:

2.3 Op het aanvraagformulier van de verzekering heeft Consument de volgende vraag (hierna: “de vraag”) ontkennend beantwoord:

“Heeft uw werkgever u verteld over plannen om: Nee
• medewerkers korter te laten werken;
• te reorganiseren;
• uitstel van betaling aan te vragen; en/of
• een faillissement aan te vragen?”

2.4 Consument is door Rabobank Parkstad Limburg per brief van 1 juni 2015 erover geïnformeerd dat haar functie zou vervallen en zij boventallig zal zijn. De arbeidsovereenkomst van Consument is met een vaststellingsovereenkomst beëindigd.

2.5 Consument is op 11 november 2015 werkloos geworden. Zij heeft een schademelding op de verzekering ingediend.

2.6 Verzekeraar heeft de werkloosheidsverzekering op grond van artikel 7:929 lid 1 en 7:930 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek beëindigd. De arbeidsongeschiktheidsverzekering is door Verzekeraar in stand gehouden.


3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert uitkering conform de verzekeringsvoorwaarden.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de grondslag dat Verzekeraar is tekortgeschoten in de nakoming van de verzekeringsovereenkomst. Consument voert hiertoe de volgende argumenten aan.
• Consument heeft de vraag naar waarheid beantwoord. Rabobank Parkstad Limburg is een zelfstandige coöperatieve bank en is anders dan Rabobank Nederland. Consument was derhalve ten tijde van het afsluiten van de verzekering niet op de hoogte van een concrete reorganisatie door Rabobank Nederland en de gevolgen binnen haar afdeling. Rabobank Parkstad Limburg is haar werkgever en niet Rabobank Nederland.
• Consument werd voor het eerst per brief van 1 juni 2015 door Rabobank Parkstad Limburg ingelicht over de reorganisatie en de boventalligheid. Uit voornoemde brief blijkt dat in het voorjaar van 2015 voor het eerst is gesproken over een reorganisatie binnen Rabobank Parkstad Limburg.
• Gezien de zelfstandige structuur van de lokale Rabobanken is een mededeling over een reorganisatie binnen Rabobank Nederland niet direct een mededeling over een reorganisatie van een lokale Rabobank zoals Rabobank Parkstad Limburg.

Verweer van Verzekeraar
3.3 Verzekeraar heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
• Consument heeft de vraag: “heeft uw werkgever u verteld over plannen om te reorganiseren” niet met “nee” kunnen beantwoorden zoals zij heeft gedaan. Zo blijkt de reorganisatie van Rabobank Nederland en de voorgenomen schrapping van banen onder meer uit een krantenartikel van 24 januari 2014 in het NRC. Ook is dit bericht reeds in 2013 landelijk bekend gemaakt.
• De aangekondigde reorganisatie binnen Rabobank Nederland was zo omvangrijk en substantieel van aard dat Consument Verzekeraar dit, gezien de aard van de vraag, had moeten melden
• Uit het krantenartikel van 2014 blijkt dat de reorganisatie ook de lokale banken treft. Consument had dus moeten begrijpen dat een mededeling van Rabobank Nederland ook zou gelden voor Rabobank Parkstad Limburg.
• Uit de brief van 1 juni 2015 blijkt niet dat in het voorjaar van 2015 voor het eerst is gesproken over de reorganisatie binnen Rabobank Parkstad Limburg.
• Indien Consument de aangekondigde reorganisatie binnen Rabobank Nederland op het aanvraagformulier van de verzekering gemeld had dan had Verzekeraar geen werkloosheidsdekking verleend.


4. Beoordeling

4.1 De centrale vraag in dit geschil is of Verzekeraar is tekortgeschoten in de nakoming van de verzekeringsovereenkomst en in het bijzonder of Verzekeraar de schadeclaim van Consument mocht afwijzen op grond van schending van de precontractuele mededelingsplicht door Consument.

4.2 Artikel 7:928 BW brengt voor een aspirant-verzekeringnemer een precontractuele mededelingsplicht mee. Dit betekent – kortweg gezegd – dat een aspirant-verzekeringnemer in de precontractuele fase aan een verzekeraar feiten en omstandigheden moet mededelen die van belang zijn voor de beoordeling van de vraag of de verzekeraar de verzekeringsovereenkomst wil aangaan en zo ja, op welke voorwaarden. In deze fase wordt door verzekeraars veel gebruik gemaakt van een aanvraagformulier met een vragenlijst die door een aspirant-verzekeringnemer moet worden ingevuld. In het onderhavige geval was dit ook de situatie. De vragenlijst kende onder andere de volgende vraag: “heeft uw werkgever u verteld over plannen om te reorganiseren”. Deze vraag is door Consument beantwoord met ‘’nee’’. De vraag die nu aan de Commissie voorligt, is of Consument de onderhavige vraag met ‘’nee’ had mogen beantwoorden.

4.3 Uit de stukken blijkt dat Rabobank Parkstad Limburg, derhalve een lokale Rabobank, en niet Rabobank Nederland de werkgever van Consument was. Naar het oordeel van de Commissie is niet gebleken dat Rabobank Parkstad Limburg Consument voorafgaand aan het afsluiten van de verzekering heeft verteld over plannen te reorganiseren. Het feit dat uit mediaberichten van 2013 en 2014 blijkt dat een reorganisatie binnen Rabobank Nederland werd aangekondigd en dat deze ook de lokale banken zou treffen, maakt dit niet anders. Immers, de vraag op het aanvraagformulier van de verzekering is gericht op de werkgever, in casu Rabobank Parkstad Limburg, die Consument al dan niet heeft verteld over plannen te reorganiseren. De vraag of Consument door de mediaberichten had kunnen en moeten weten dat de reorganisatie ook voor Rabobank Parkstad Limburg zou gelden, is naar het oordeel van de Commissie dan ook niet relevant. Indien Verzekeraar een andere betekenis aan de vraagstelling had willen geven dan lag het op zijn weg dit expliciet in het aanvraagformulier op te nemen.

4.4 Uit r.o. 4.3 volgt dat Consument de op haar rustende precontractuele mededelingsplicht niet heeft geschonden. Verzekeraar kan zich dan ook niet beroepen op de uitkeringssancties in geval van schending van de precontractuele mededelingsplicht die zijn omschreven in artikel 7:930 BW.

4.5 Gelet op het voorgaande concludeert de Commissie dat Verzekeraar de schadeclaim van Consument ten onrechte op grond van de mededelingsplicht heeft afgewezen en dat er dient te worden uitgekeerd conform de verzekeringsvoorwaarden.

5. Beslissing

De Commissie beslist dat Verzekeraar binnen vier weken na de dag waarop een afschrift van deze beslissing aan partijen is verstuurd, de schadeclaim van Consument conform de verzekeringsvoorwaarden uitkeert.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak