Mijn Kifid

Uitspraak 2017-487 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-487
(prof. mr. M. L. Hendrikse, voorzitter en mr. M.B. Beunders, secretaris)

Klacht ontvangen op : 2 januari 2017
Ingediend door : Consument
Tegen : ABN AMRO Hypotheken Groep B.V., handelend onder de naam Florius,
vertegenwoordigd door ABN AMRO Levensverzekering N.V., gevestigd te
Amersfoort, verder te noemen Aangeslotene
Datum uitspraak : 24 juli 2017
Aard uitspraak : bindend advies

Samenvatting

Afkoop overlijdensrisicoverzekeringen. Consument vordert dat Aangeslotene overgaat tot uitkering van premiereserves ter zake zijn overlijdensrisicoverzekeringen. De Commissie overweegt dat Consument aan artikel 7:978 lid 1 – regelend recht – geen rechten kan ontlenen om zijn verzekeringen af te kopen. De bijzondere voorwaarden – art. 8.1 en 8.3 – zijn voorts maar voor een uitleg vatbaar, de verzekeringen zijn niet afkoopbaar. De vordering van Consument wordt afgewezen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

• het door Consument ingediende klachtformulier;
• de klachtbrief en aanvullingen daarop van Consument;
• het verweerschrift van Aangeslotene;
• de repliek van Consument;
• de dupliek van Aangeslotene.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.
De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 Consument en diens partner hebben met ingangsdatum van 16 april 2008 twee overlijdensrisicoverzekeringen bij Aangeslotene afgesloten. De verzekeringen zijn geadministreerd onder polisnummer [nummer 1] (hierna: Verzekering 1) en
polisnummer [nummer 2] (hierna: Verzekering 2).

2.2 De einddatum van Verzekering 1 is 16 april 2038. Verzekerd is een bedrag van
€ 250.000,00.

Van toepassing zijn de Gemeenschappelijke Voorwaarden Levensverzekering (hierna: Gemeenschappelijke Voorwaarden) en de Speciale Voorwaarden Overlijdensrisicoverzekering MY0402 03-07 (hierna: Speciale Voorwaarden). De premie bedraagt € 37,69 per maand.

2.3 De einddatum van Verzekering 2 is eveneens 16 april 2038. Verzekerd is een bedrag van
€ 250.000,00. Van toepassing zijn de Gemeenschappelijke Voorwaarden en de Speciale Voorwaarden. De premie bedraagt € 24,92 per maand.

2.4 Voor zover relevant luidt artikel 8 van de Speciale Voorwaarden als volgt:

‘8.1 De verzekering is niet afkoopbaar en heeft geen premie-
vrije waarde.

(…)

8.3 Als de verzekering wordt opgezegd, anders dan door
opzet van de verzekeringnemer om de verzekeraar
te misleiden, wordt de premie over de termijn waarvoor de
verzekering niet meer van kracht is, naar billijkheid aan
de verzekeringnemer terugbetaald.’

2.5 In 2014 wenden Consument en zijn partner zich tot Aangeslotene met het
verzoek om beide verzekeringen te beëindigen en tot uitkering van de premiereserves
over te gaan. In antwoord op het verzoek heeft Aangeslotene Verzekering 1
premievrij voortgezet en is Verzekering 2 zonder premievrije waarde komen te
vervallen.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert dat Aangeslotene overgaat tot uitkering van premiereserves ter zake Verzekering 1 en Verzekering 2.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag.
• Consument heeft Aangeslotene verzocht Verzekering 1 en 2 te beëindigen en de
premiereserves uit te keren. Aangeslotene heeft helaas Verzekering 1 premievrij gemaakt. Dit was niet in lijn met het verzoek van Consument. Consument heeft zijn klacht in 2014 ingediend en erg lang (soms half jaar tot jaar) moeten wachten op een inhoudelijk antwoord. Door een premievrije polis (ongewenst) te verstrekken aan Consument en zijn partner handelt Aangeslotene in strijd met artikel 8.1 en artikel 8.3 van de Speciale Voorwaarden. Aangeslotene dient op grond van artikel 8.1 en 8.3 van de Speciale Voorwaarden over te gaan op uitkering van de premiereserve.

• Aangeslotene neemt door het verstrekken van een ongewenste premievrije polis een
administratielast op zich waar ongetwijfeld kosten mee gemoeid zijn. Daarnaast heeft de
verzekerde waarde van € 6.282,00 geen enkele betekenis voor Consument en zijn
partner.

Verweer Aangeslotene
3.3 Aangeslotene heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
• Consument heeft geen recht op de afkoopwaarde van de verzekeringen. De conclusies die Consument trekt uit artikel 8.1 en 8.3 van de Speciale Voorwaarden zijn onjuist. Artikel 8.3 ziet op een situatie, waarin een verzekering wordt opgezegd en waarbij nadien nog premie is betaald. Bij artikel 8.1 staat verder dat de verzekering niet kan worden afgekocht. Dat betekent dat tussen partijen geldt dat Consument Verzekering 1 en Verzekering 2 niet kan opzeggen en daarbij Aangeslotene kan verplichten een bepaald bedrag (de waarde van de verzekeringen) te betalen.
• Uit artikel 7:978 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) volgt dat Consument en diens partner verzekeringen mogen afkopen als het om verzekeringen gaat die stellig voorzien in een uitkering. Van ‘stellig voorzien in een uitkering’ is sprake als een verzekering in alle gevallen zorgt voor een uitkering. Een tijdelijke overlijdensrisicoverzekering, zoals de onderhavige, voorziet niet stellig in een uitkering, omdat de kans aanwezig is dat niet zal worden uitgekeerd.
• Uit artikel 7:978 lid 2 BW volgt dat voor zover een verzekering premievrije waarde heeft, de verzekeringnemer het recht heeft op premievrije voorzetting. Als het verzekerde bedrag na premievrijmaking echter gelijk of lager is dan € 5.000,00 dan kan het recht op premievrije voorzetting worden uitgesloten. Alleen Verzekering 1 heeft premievrije waarde (€ 6.282,00).
• Aangezien dit bedrag hoger is dan € 5.000,00 heeft Consument recht op premievrije voortzetting. Verzekering 1 is ook premievrij voorgezet. Dat betekent dat in overeenstemming met de wet is gehandeld.

4. Beoordeling

4.1 De Commissie ziet zich voor de vraag gesteld of Aangeslotene gehouden is de premiereserves uit Verzekering 1 en Verzekering 2 aan Consument en zijn partner uit te keren. Voor de beoordeling van deze vraag is de inhoud van artikel 7:978 BW relevant.

4.2 Op grond van artikel 7:978 lid 1 BW heeft een verzekeringnemer het recht de verzekering af te kopen voor zover de verzekering stellig voorziet in een of meer uitkeringen óf conform lid 2 de verzekering premievrij voort te zetten. Het eerste lid is van regelend recht, hetgeen meebrengt dat daarvan in de overeenkomst en voorwaarden kan worden afgeweken.

4.3 De Commissie merkt allereerst op dat Verzekering 1 en Verzekering 2 niet stellig voorzien in één of meer uitkeringen. De verzekeringen van Consument zijn tijdelijke overlijdensrisicoverzekeringen. Dat wil zeggen verzekeringen met een ingangsdatum
(16 april 2008) en een einddatum (16 april 2038). Dat betekent dat niet zeker is dat deze verzekeringen op enig moment tot uitkering zullen komen. Indien Consument en zijn partner op einddatum 16 april 2038 in leven zijn volgt immers ook geen uitkering.
Het eerste lid van artikel 7:978 BW kan Consument niet baten.
4.4 Verder is van belang dat van het eerste lid van 7:978 BW kan worden afgeweken in de voorwaarden. Consument beroept zich in dezen op artikelen 8.1 en 8.3 van de Speciale Voorwaarden. De Commissie overweegt dat artikel 8.1 van de Speciale Voorwaarden maar voor één uitleg vatbaar is: Verzekering 1 en Verzekering 2 zijn niet afkoopbaar. Voor zover Consument zich beroept op artikel 8.3 van de Speciale Voorwaarden merkt de Commissie op dit artikel ziet op gevallen waarbij de verzekeringnemer de verzekering heeft opgezegd, waarbij nadien nog premie door de verzekeringnemer is betaald. Hiervan is in het onderhavige geval geen sprake.

4.5 Het tweede lid van artikel 7:978 BW is in beginsel van dwingend recht, zodat daarvan niet ten nadele van Consument kan worden afgeweken. Het onderhavige artikel geeft evenwel een verzekeraar de mogelijkheid afkoop uit te sluiten bij een bedrag dat blijft beneden een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen. De grens in dezen is € 5.000,00. Zie hiervoor het Besluit tot beperking van het recht op premievrije voorzetting van een levensverzekering, Stb 2008, 181. Uit het dossier volgt dat de premievrijwaarde van Verzekering 1 is vastgesteld op € 6.282,00, zodat deze verzekering premievrij is voortgezet. De premievrije waarde van Verzekering 2 is beëindigd zonder recht op premievrije voorzetting omdat de premievrije waarde had van minder dan € 5.000,00.

4.6 Gelet op voorgaande overweegt de Commissie dat Aangeslotene op correcte wijze uitvoering heeft gegeven aan haar wettelijke verplichtingen jegens Consument en zijn partner door Verzekering 1 premievrij voort te zetten. Dit laat onverlet dat Aangeslotene betreurenswaardig laat – in antwoord op de e-mail van Consument van 20 december
2014 – hem duidelijk heeft geïnformeerd waarom niet tot uitkering van de premiereserve zou worden overgegaan. Een en ander kan echter niet tot een ander oordeel van de Commissie leiden. De Commissie wijst de vordering van Consument af.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak