Mijn Kifid

Uitspraak 2017-558 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-558
(prof. mr. drs. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. E.L.A. van Emden en mr. W.H.G.A. Filott mpf, leden en mr. A.C. de Bie, secretaris)

Klacht ontvangen op : 26 juli 2016
Ingediend door : Consument
Tegen : Coöperatieve Rabobank U.A., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen de Bank
Datum uitspraak : 21 augustus 2017
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

Consument heeft een bankspaarhypotheek, waarop hij in beginsel extra kan inleggen. Consument wil een extra inleg doen waardoor hij buten de fiscale bandbreedte valt. In de algemene voorwaarden staat dat alleen overeengekomen bedragen mogen worden ingelegd. Dit betekent dat de Bank met extra, niet overeengekomen, inleggen op de bankspaarrekening moet instemmen. Met andere woorden: tussen partijen is afgesproken dat Consument niet zonder meer dergelijke inleggen kan doen. Een en ander leidt tot de conclusie dat de Bank niet gehouden was om de inleg van Consument te accepteren.

1. Procesverloop
De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

• het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier;
• de correspondentie tussen Consument en zijn fiscaal adviseur;
• het verweerschrift van de Bank.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies. De Commissie stelt voorts vast dat partijen geen bezwaar hebben dat de zaak op grond van de stukken wordt beslist.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 Consument heeft een hypothecaire geldlening bij de Bank afgesloten. Dit betreft een zogenoemde Rabo OpbouwSpaarrekening. Dit is een aflossingsvrije hypotheek met een daaraan gekoppelde spaarrekening (‘bankspaarrekening’). Bij een dergelijke bankspaarrekening hoeft het vermogen dat op deze rekening is opgebouwd fiscaal niet voor de inkomstenbelasting in Box 3 meegenomen te worden. Er moet dan wel aan een aantal voorwaarden en regels voldaan zijn. Een voorbeeld hiervan is het voldoen aan eisen voor de fiscale bandbreedte.

2.2 Consument heeft het doelspaarkapitaal van zijn bankspaarrekening verlaagd van €220.500 naar €189.500. De maandelijkse inleg is gedaald naar €56,78.

Consument heeft in 2015 een extra inleg van €2.200,- gedaan, waarna zijn maandelijkse inleg verder is verlaagd naar €56,11. De totale premie per jaar komt daarmee op €673,32. De hoogst betaalde inleg in een jaar bedraagt €6.675,07.

2.3 Op de bankspaarrekening zijn de Algemene Voorwaarden voor de Rabo OpbouwSpaarrekening 2008 (‘Algemene Voorwaarden’) van toepassing. Hierin is onder meer opgenomen:

Art. 3 sub b:

Art. 3 sub e:

Art. 3 sub n:

2.4 Consument heeft in oktober 2015 bij de Bank een verzoek tot een extra inleg op zijn bankspaarrekening ingediend. De Bank heeft dit geweigerd, omdat volgens haar dit ertoe zou leiden dat aan de onderkant buiten de fiscale bandbreedte getreden zou worden.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert dat de Bank gehouden wordt zijn verzoek tot een extra storting op zijn bankspaarrekening in te willigen en compensatie voor het feit dat de Bank dit verzoek eerder heeft geweigerd.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag. Art. 3 sub e van de Algemene Voorwaarden brengt mee dat indien de inlegbedragen op de bankspaarrekening aan de onderkant buiten de fiscale bandbreedte vallen, de inlegbedragen worden verhoogd totdat deze binnen de fiscale bandbreedte vallen, zonder dat het eindbedrag aangepast hoeft te worden. De reden van de weigering van de Bank is daarom ongegrond.

Verweer van de Bank
3.3 De Bank heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

4. Beoordeling

4.1 De Commissie is van oordeel dat, zoals op zichzelf ook niet ter discussie staat, uit de Algemene Voorwaarden duidelijk blijkt dat de Bank met Consument is overeengekomen dat het in beginsel mogelijk is om extra in te leggen op de bankspaarrekening.

4.2 Wat de in geding zijnde storting betreft, heeft Consument gesteld dat geen nadelige fiscale gevolgen te verwachten zijn. De Bank heeft dat betwijfeld en vastgehouden aan haar stelling dat bijstorten fiscaal tot problemen leidt. Zoals de Bank zelf terecht heeft opgemerkt, heeft zij een zorgplicht jegens Consument die inhoudt dat zij de Consument moet waarschuwen indien fiscale grenzen dreigen te worden overschreden. De Commissie acht het dan ook begrijpelijk dat de Bank wil waken voor mogelijke negatieve fiscale consequenties voor de Consument.

4.3 Naast het beroep op haar zorgplicht is het verweer van de Bank erin gelegen dat zij stortingen op de bankspaarrekening eerst goed moet keuren (zie art. 3 sub n Algemene Voorwaarden). De Commissie volgt de Bank in dit verweer en ligt dit als volgt toe.

4.4 In art. 3 sub n van de Algemene Voorwaarden staat dat enkel de tussen Consument en de Bank overeengekomen bedragen mogen worden ingelegd. Art. 3 sub n heeft het over bedragen in het algemeen en niet enkel over inlegbedragen. Dit betekent dat de Bank met extra, niet overeengekomen, inleggen op de bankspaarrekening moet instemmen. Met andere woorden: tussen partijen is afgesproken dat Consument niet zonder meer dergelijke inleggen kan doen. De Bank was daarom, mede gelet op haar zorgplicht zoals uiteengezet in r.o. 4.2, gerechtigd de gevraagde extra inleg van Consument te weigeren.

4.5 Wel merkt de Commissie op dat de Bank niet elke inleg kan weigeren, omdat dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onder omstandigheden onaanvaardbaar kan zijn. Vergelijk artikel 6:248 lid 2 Burgerlijk Wetboek. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn als een extra inleg er niet toe zou leiden dat buiten de fiscale bandbreedte wordt getreden.

4.6 Een en ander leidt tot de conclusie dat de Bank niet gehouden was om de inleg van Consument te accepteren.

4.7 Gelet op het belang van deze procedure voor partijen zal de Commissie op de voet van artikel 5.2 van het Reglement Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening bepalen dat zowel voor Consument als voor de Bank hoger beroep openstaat tegen deze uitspraak.

5. Beslissing

De Commissie beslist:

(1) dat de vordering wordt afgewezen,
(2) dat Consument en de Bank tegen deze uitspraak hoger beroep kunnen instellen bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening.

In overweging 4.7 en in de beslissing is vermeld dat tegen deze uitspraak hoger beroep openstaat bij de Commissie van
Beroep Financiële Dienstverlening. Voor het instellen van het hoger beroep geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak