Mijn Kifid

Uitspraak 2017-567 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr. 2017-567
(mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter, mr. W.F.C. Baars en mr. A.P. Luitingh, terwijl mr. C.I.S. Dankelman-de Vogel als secretaris)

Klacht ontvangen op : 22 november 2016
Ingediend door : Consument
Tegen : Coöperatieve Rabobank U.A., gevestigd te Utrecht, verder te noemen de Bank
Datum uitspraak : 23 augustus 2017
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

Consument stelt dat de Bank bij de vergoeding voor vervroegde aflossing meer dan haar daadwerkelijk geleden schade in rekening brengt. Niet in geding is dat de Bank de berekening van haar financiële nadeel bij vervroegde aflossing heeft gebaseerd op de berekeningsmethodiek zoals is opgenomen in de Leidraad van de AFM. Aangenomen wordt dat de Bank een acceptabele berekening heeft gemaakt, waartegenover Consument het tegendeel niet aannemelijk heeft gemaakt. De vordering van Consument wordt afgewezen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

• het door Consument (digitaal) ingediende vragenformulier met bijlagen;
• het verweerschrift van de Bank;
• de repliek van Consument;
• de dupliek van de Bank;
• de aanvullende akte van Consument van 27 maart 2017;
• de aanvullende akte van de Bank van 1 juni 2017.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

Partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 21 juni 2017 te Den Haag en zijn aldaar verschenen.

2. Feiten

Bij de beoordeling van de klacht gaat de Commissie uit van de volgende feiten.

2.1 De Bank heeft op grond van een door Consument op 30 september 2007 ondertekende offerte een hypothecaire geldlening van € 390.000,– (hierna: ‘de geldlening’) aan Consument verstrekt. Partijen zijn daarbij een rentetarief van 5,3% voor een periode van 20 jaar (tot 31 juli 2028) overeengekomen. Zolang Consument in dienst is bij N.V. Interpolis bedraagt het rentetarief 4,3%.
2.2 Op de geldlening zijn de Algemene voorwaarden voor particuliere geldleningen van de Rabobank 2005 (hierna: ‘Voorwaarden’) van toepassing. In artikel 22 sub d van de Voorwaarden staat:

“U bent bij vervroegde aflossing een vergoeding verschuldigd, als op het moment van de vervroegde aflossing de rekenrente lager is dan de door u verschuldigde rente. De vergoeding is gelijk aan het verschil tussen de door u over de geldlening verschuldigde rente en de rekenrente, berekend over het vervroegd af te lossen bedrag over de periode van het moment van de vervroegde aflossing tot de einddatum van de geldende rentevastperiode. Het berekende bedrag wordt contant gemaakt op een door de bank te bepalen wijze. De vergoeding dient tegelijk met de vervroegde aflossing te worden betaald.”

2.3 In juni 2016 hebben partijen gesproken over het openbreken van het rentecontract alsmede over rentemiddeling. De Bank heeft Consument op 27 juni 2016 een tweetal oversluitanalyses verstrekt. In beide documenten is ten aanzien van de vergoedingsrente het volgende opgenomen:

“Oversluitkosten hypothecaire leningen
Vergoedingsrente € 70.922
(…)

Hoe moet u dit document gebruiken?
In de oversluitkosten is daarnaast een bedrag aan vergoedingsrente opgenomen. Dat is het bedrag dat u moet betalen om uw ‘oude’ rentecontract open te breken. De hoogte van de vergoedingsrente kan vaak pas op het moment van oversluiten worden vastgesteld.
(..)
Deze analyse geeft zodoende slechts een indicatie en dient alleen als hulpmiddel om na te gaan of oversluiten voor u wel of niet voordelig is.
(…)
Aan dit document kunnen geen rechten worden ontleend.”

2.4 Op verzoek van Consument heeft de Bank op 22 juli 2016 een keuzeformulier hypotheekrente wijzigen opgemaakt, waarop een vergoeding voor vervroegde aflossing van € 79.857,86 stond vermeld. Dit keuzeformulier had een geldigheidstermijn
tot 6 augustus 2016.
2.5 Consument heeft naar aanleiding van het keuzeformulier hypotheekrente wijzigen van 22 juli 2016 een klacht ingediend, waarop de Bank bij brieven van 25 augustus en 28 oktober 2016 heeft gereageerd.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering
3.1 Consument vordert dat de Bank wordt veroordeeld tot het verstrekken van een specificatie van de aflosvergoeding. Voorts vordert Consument dat de Bank wordt veroordeeld genoegen te nemen met een lagere aflosvergoeding indien hij de geldlening vervroegd terugbetaalt. Consument begroot zijn vordering op € 35.000,–.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag. De Bank brengt bij een vergoeding voor vervroegde aflossing niet haar daadwerkelijk geleden schade in rekening. Consument voert hiertoe de volgende argumenten aan:
• bij de berekening van de vergoeding voor vervroegde aflossing dient de Bank rekening te houden met de voordelen die zij na aflossing geniet. Deze voordelen hebben betrekking op het feit dat de Bank na aflossing niet meer wordt blootgesteld aan het debiteurenrisico, het risico op vervroegd aflossen vanwege verkoop van de woning, het einde van haar zorgplicht en haar mogelijkheid om na ontvangst van de vervroegde aflossing de gelden opnieuw uit te zetten;
• het argument van de Bank dat zij de gelden voor eenzelfde duur als de looptijd van de overeenkomst aantrekt, is niet juist. De Bank dekt zich slechts gedeeltelijk in op de lange termijn. Zij dekt zich eveneens in op de korte termijn en met behulp van spaartegoeden;
• de Bank houdt bij haar berekening ten onrechte rekening met winstderving. Consument wenst zijn rentecontract open te breken en opnieuw af te sluiten bij de Bank. Derhalve ontvangt de Bank tweemaal winst;
• de Bank heeft Consument niet geïnformeerd over het renteverlies dat hij zal lijden indien hij de vergoeding uit eigen middelen voldoet;
• het is onaannemelijk dat de daadwerkelijke schade van de Bank in een periode van drie weken met bijna € 9.000,– is gestegen.

Verweer van de Bank
3.3 De Bank heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
• bij het aangaan van de geldlening zijn de voorwaarden aangaande de berekeningsmethodiek van de vergoedingsrente afgesproken;
• de berekeningen zijn transparant;
• de vergoedingsrente is lager of gelijk aan het financieel nadeel dat zij lijdt;
• de Bank conformeert zich aan de leidraad van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) ‘Vergoeding voor vervroegde aflossing van de hypotheek. Uitgangspunten berekening van het financieel nadeel’ (hierna: ‘de Leidraad’), welke is gebaseerd op de Richtlijn 2014/17/EU inzake kredietovereenkomsten voor consumenten met betrekking tot voor bewoning bestemde onroerende goederen (hierna: ‘MCD’) die op 14 juli 2016 in werking is getreden. In lijn met de uitkomst van dit onderzoek heeft de Bank Consument aangeboden een aangepaste berekening toe te sturen.

4. Beoordeling

4.1 Ter zitting is gebleken dat de kern van het geschil zich richt op de vraag of op de Bank de verplichting rust om aan Consument een specificatie van de berekening van de vergoeding bij vervroegde aflossing te verstrekken, in het bijzonder ook van de fundingkosten en winstmarge. Consument stelt dat hij met deze specificatie zal kunnen bewijzen dat de door de Bank vastgestelde vergoeding hoger is dan de door haar daadwerkelijk te lijden schade bij vervroegde aflossing van de geldlening. Naar het oordeel van de Commissie dient deze vraag ontkennend te worden beantwoord. Zij overweegt hiertoe als volgt.

4.2 De MCD is op 14 juli 2016 in de Nederlandse wet- en regelgeving geïmplementeerd, namelijk in het Burgerlijk Wetboek (hierna: ‘B’W) en het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen. In artikel 7:127 lid 3 BW is bepaald dat de vergoeding voor vervroegde aflossing eerlijk en objectief dient te zijn en niet hoger mag zijn dan het financiële nadeel dat de kredietgever zal lijden. De wijzigingen in het BW hebben eerbiedigende werking voor overeenkomsten gesloten voor 14 juli 2016. Daarnaast is bepaald dat de wijze van berekening van de vergoeding voor vervroegde aflossing voor een consument controleerbaar dient te zijn. Dit geldt voor zowel de bestaande hypothecaire geldleningen als hypothecaire geldleningen die na de inwerkingtreding van de wet zijn afgesloten.

4.3 Niet in geding is dat de Bank de berekening van haar financiële nadeel bij vervroegde aflossing vanaf 14 juli 2016 baseert op de berekeningsmethodiek zoals is opgenomen in de Leidraad.

4.4 De Leidraad is bedoeld om richting te geven en biedt een methode waarmee het financiële nadeel bij vervroegde aflossing kan worden berekend. Consument stelt echter dat in de Leidraad bepaalde aspecten die relevant zijn voor de berekening van het financiële nadeel (zoals benoemd in 3.2) niet worden onderkend en dat de Bank meer dan haar daadwerkelijk financiële nadeel in rekening brengt. Ter onderbouwing van zijn stelling heeft hij de Bank verzocht om een specificatie van de opbouw van het rentetarief, zodat hij de daadwerkelijke schade kan berekenen. De Bank heeft geweigerd aan dit verzoek te voldoen. Zij heeft toegelicht dat zij niet de door Consument gewenste specificatie kan overleggen en hiertoe ook niet verplicht is. Zij fundt op portefeuilleniveau en het is voor haar niet mogelijk om per leningdeel in elk persoonlijk geval aan te geven wat de exacte schade is. Een directe link ontbreekt. De AFM bevestigt in de Leidraad dat financiers het renterisico in de regel niet per individueel afgesloten geldlening, maar op portefeuilleniveau, (mogen) afdekken.

4.5 De Bank hanteert de zogeheten netto contante waarde methode ex artikel 10 Gedragscode Hypothecaire Financieringen. De Bank heeft op verzoek van Consument van deze berekening ook een specificatie verstrekt. In de Leidraad is opgenomen dat deze methode wordt beschouwd als een goede manier om de berekening van de vergoeding op een eerlijke en transparante wijze vorm te geven en daarmee niet meer dan het financiële nadeel in rekening te brengen.

4.6 Op grond van bovenstaande moet worden aangenomen dat de Bank een acceptabele berekening heeft gemaakt, waartegenover Consument het tegendeel niet aannemelijk heeft gemaakt. Een en ander leidt tot de conclusie dat de klacht ongegrond is en de vorderingen worden afgewezen.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vorderingen af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.]

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak