Mijn Kifid

Uitspraak 2017-580 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-580
(mr. A.M.T. Wigger, voorzitter en mr. Z. Bonoo, secretaris)

Klacht ontvangen op : 13 oktober 2016
Ingediend door : Consument
Tegen : Delta Lloyd Bank NV, gevestigd te Amsterdam, verder te noemen de Bank
Datum uitspraak : 30 augustus 2017
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

Consument beklaagt zich over de kwaliteit van de dienstverlening die Delta Lloyd Bank heeft geleverd. Consument stelt in dat verband dat Delta Lloyd Bank onzorgvuldig heeft gehandeld tijdens het aanvraagproces van de hypothecaire geldlening. Door de handelwijze van Delta Lloyd Bank stelt Consument schade te hebben geleden. De Commissie oordeelt dat een termijn van vier maanden tussen het ondertekenen van de hypotheekofferte en de definitieve afwijzing van de hypotheekaanvraag zeer lang is. De Bank heeft dit eveneens erkend. Echter, van belang is dat gedurende het aanvraagproces van de hypothecaire geldlening meerdere niet eerder vermelde feiten en omstandigheden met betrekking tot de financiële positie van Consument naar voren zijn gekomen waarmee de Bank op het moment van de aanvraag geen rekening heeft kunnen houden en die voor de beoordeling van de hypotheekaanvraag wel van belang zijn. Van de Bank kan niet worden verwacht dat zij eerder, na ontvangst van enkele maar niet alle benodigde stukken, de hypotheekaanvraag (definitief) beoordeelt. De conclusie is dat niet is komen vast te staan dat de Bank in deze tekort is geschoten. De vordering van Consument wordt afgewezen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken met de daarbij behorende bijlagen:

• het door Consument digitaal ingediende klachtformulier;
• het verweerschrift van de Bank;
• de repliek van Consument;
• de aanvullende reactie van Consument d.d. 11 februari 2017;
• de dupliek van de Bank;
• de aanvullende reactie van Consument d.d. 3 april 2017;
• de aanvullende reactie van de Bank d.d. 6 april 2017;
• de aanvullende reactie van de Bank d.d. 20 april 2017;
• de aanvullende reactie van de Bank d.d. 12 juli 2017;
• de aanvullende reactie van Consument d.d. 19 juli 2017.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor een bindend advies.

Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 13 juni 2017 te Den Haag en zijn aldaar verschenen.

2. Feiten

Bij de beoordeling van de klacht gaat de Commissie uit van de volgende feiten.

2.1 Consument heeft op 9 oktober 2013 via zijn tussenpersoon bij de Bank een hypotheekaanvraag ingediend.
2.2 Op 18 oktober 2013 heeft de Bank een hypotheekofferte verstrekt. De hypotheekofferte kende een geldigheidsduur tot 14 december 2013.
2.3 De passeerdatum van de hypotheekakte was vastgesteld op 28 februari 2014.
2.4 De tussenpersoon heeft op 1 november 2013 de getekende hypotheekofferte verstuurd naar het intermediairscollectief DAK Hypotheken.
2.5 Op 6 december 2013 heeft de tussenpersoon de gevraagde stukken toegezonden.
2.6 Op 9 december 2013 is de geldigheidsduur van de hypotheekofferte verlengd.
2.7 Op 30 december 2013 heeft de tussenpersoon bij DAK Hypotheken geïnformeerd naar de status van de hypotheekaanvraag.
2.8 Bij e-mail van 30 december 2013 heeft DAK Hypotheken de tussenpersoon het volgende medegedeeld:
‘‘(…)
Dossier bleek niet als compleet dossier bij Delta Lloyd te zijn aangemerkt.
Echter hadden wij wel alle stukken aangeleverd om het dossier compleet te maken.

Morgen kan ik Delta Lloyd bellen om een spoedverzoek voor dit dossier in te dienen.
Na telefonisch contact morgen zal ik u op de hoogte stellen.

Excuses voor het ongemak.
(…)’’
2.9 Op 7 januari 2014 heeft de tussenpersoon wederom bij DAK Hypotheken geïnformeerd naar de status van de hypotheekaanvraag.
2.10 Op 8 januari 2014 heeft de tussenpersoon, in verband met een voorgenomen verbouwing van de woning van Consument, een aangepaste hypotheekofferte aangevraagd.
2.11 Bij e-mail van 8 januari 2014 heeft de tussenpersoon DAK Hypotheken het volgende bericht:
‘‘(…)
WAAROM HOOR IK NIETS?
(…)’’
2.12 Bij e-mail van 17 januari 2014 heeft de Tussenpersoon DAK Hypotheken het volgende medegedeeld:
‘‘(…)
Bijgesloten gaat het taxatierapport van de huidige woning.

Wilt u deze met spoed doorsturen aan Delta Lloyd!

Relatie wenst een hogere inschrijving voor de hypotheek van € 100.000.

Mag ik met spoed het akkoord van ontvangen!

Deze zaak is te lang blijven liggen.
(…)’’
2.13 Op 20 januari 2014 heeft de tussenpersoon bij DAK Hypotheken geïnformeerd naar de status van het wijzigingsverzoek.
2.14 Bij e-mail van 20 januari 2014 heeft DAK Hypotheken de tussenpersoon het volgende medegedeeld:
‘‘(…)
Dank voor uw mail.

Wij hebben het taxatierapport van het overbruggingspand ter beoordeling naar Delta Lloyd gemaild.

Ook doet Delta Lloyd haar best dossier met voorrang te beoordelen mits voldoende capaciteit beschikbaar is.
(…)’’
2.15 Bij e-mail van 21 januari 2014 heeft DAK Hypotheken de tussenpersoon het volgende medegedeeld:
‘‘(…)
De aangevraagde overbrugging is niet haalbaar op basis van het aangeleverde taxatierapport.

Want bij een niet verkochte overbruggingspand is maximaal te doen 80% van het marktwaarde minus restschuld.

Graag ons verduidelijken hoe nu verder met de hypotheekconstructie.
(…)’’
2.16 Bij e-mail van 21 januari 2014 heeft de tussenpersoon DAK Hypotheken het volgende bericht:
‘‘(…)
Ik stel voor één en ander als volgt op te lossen.

Verhogen hypotheek met € 60.000, overbrugging verlagen met dit bedrag, zodat wij binnen de kaders blijven.

Hoor graag met spoed van je.
(…)’’
2.17 Op 27 januari 2014 heeft de tussenpersoon bij DAK Hypotheken geïnformeerd naar de stand van zaken.
2.18 Bij e-mail van 28 januari 2014 heeft de tussenpersoon DAK Hypotheken het volgende bericht:
‘‘(…)
Bijgesloten gaat de nieuwe financieringsopzet.

Annuïteit € 406.000
Overbrugging € 140.000

De woning is nu getaxeerd op € 570.000 na verbouwing, zie bijlage.

Mag ik met spoed een correct offerte ontvangen?
(…)’’
2.19 Op 30 januari 2014 ontving de tussenpersoon de aangepaste hypotheekofferte.
2.20 Bij e-mail van 4 februari 2014 heeft de tussenpersoon DAK Hypotheken het volgende bericht:
‘‘(…)
Dank voor de snelle services.

Bijgesloten gaat de getekende offerte en de ontbrekende stukken, zoals ik deze vandaag ook per gewone post aan je heb verzonden.

Alle andere stukken waren reeds in jullie bezit en akkoord bevonden.

Wil je de stukken controleren en mij per omgaand laten weten wanneer er nog stukken ontbreken of niet compleet zijn.

Graag wijs ik je er nogmaals op dat de voorgenomen datum passeren 28 februari is!
(…)’’
2.21 Bij e-mail van 18 februari 2014 heeft DAK Hypotheken de tussenpersoon het volgende medegedeeld:
‘‘(…)
Wij hebben gisteren getracht u telefonisch te bereiken.

Delta Lloyd heeft het dossier beoordeeld en heeft aanvullende vragen ;

 In convenant staat woning (met eventueel hypotheek) in [naam land] en ook een schuld [naam holding]. Graag nadere gegevens hiervan aanleveren.
 Graag meer toelichting inzake de jaarcijfers : sprake van een vordering ad eur 198.000
 Verbouwingsspecificatie aanleveren ad eur 70.000 (zoals depot in de offerte) Huidige exemplaar heeft te hoge totaalsom
(…)’’
2.22 Bij e-mail van 18 februari 2014 heeft de tussenpersoon DAK Hypotheken het volgende bericht:
‘‘(…)
Allereerst de woning in [naam land] en de schuld aan [naam holding].

Om met deze laatste te beginnen deze is in 2011 ingelost met de bonus, zie bijlage.

Met betrekking tot de woning in [naam land] tref je bijgesloten de volgende stukken aan:
– Hypotheek overeenkomst
– Enige informatie over de verhuur

(…)

De koopsom van de woning was € 398.400 daarvan is een bedrag van € 66.400 terug te ontvangen aan BTW. Hij heeft een hypotheek afgesloten van € 180.000 tegen een rente van 3,4%. De rente en aflossing bedraagt € 1.024 per maand gedurende 240 maanden.

(…)

De huuropbrengst dekt volledig de lasten!

De vordering van de BV betreffen de uitkoop van zijn ex-echtgenote € 170.000 en een deel van de borg voor de aankoop ban deze woning die aan de notaris is gestort. Dit bedrag zal na tekenen terug gestort worden.

Betreft dus een normale rekening rekening courant verhouding met de DGA. [Consument] houd er de komende jaren ongeveer € 3.100 aan over. Deze opbrengst zal ieder jaar hoger zijn omdat door de aflossing de rentelast jaarlijks zal dalen.

Bijgesloten gaat een nieuwe opstelling financieringslast en verbouwkosten.

Graag met spoed een reactie of één en ander akkoord is. Wanneer meer stukken nodig zijn, verneem ik dat graag per omgaand!
(…)’’
2.23 Bij e-mail van 21 februari 2014 heeft DAK Hypotheken de tussenpersoon het volgende medegedeeld:
‘‘(…)
Delta Lloyd heeft het dossier beoordeeld.

Zoals telefonisch besproken ontvangt u ter beoordeling onderstaande bevindingen.

Graag het volgende aanleveren / verduidelijken :

 Nieuwe verbouwingspecificatie:
– Post Onvoorzien is niet akkoord. Post onvoorzien dient benoemd te worden.
– De door client aangekaarte soort verbouwingswerkzaamheden komen niet (helemaal) overeen met de door de taxateur vermelde
Soort verbouwingen in het taxatierapport. Dit dient overeen te stemmen

 Nieuwe financieringsopzet
– Som verbouwing is hoger dan de door client vermelde totaalsom in de
Verbouwingspecificatie.
– Totaalsom financieringsopzet komt niet overeen met de hoogte leensom van de offerte.

 Sprake van flinke verbouwing: Is hiervoor een bouwvergunning benodigd? .
– Graag uw reactie hierover.

Zodra wij uw reactie hebben ontvangen zullen wij Delta Lloyd verzoeken de beoordeling van dossier zo spoedig mogelijk af te ronden.
(…)’’
2.24 Bij e-mail van 24 februari 2014 heeft de tussenpersoon DAK Hypotheken het volgende bericht:
‘‘(…)
Bijgesloten gaat de nieuwe verbouwingspecificatie de nieuwe financieringsopzet en de bevestiging van de gemeente aanvraag dat de vergunning is aangevraagd.

Mag ik met spoed vernemen?
(…)’’
2.25 De Bank heeft Stater Nederland B.V. (hierna: Stater) ingeschakeld om de stukken uit het hypotheekdossier van Consument te beoordelen.
2.26 Bij e-mail van 26 februari 2014 heeft Stater DAK Hypotheken het volgende bericht:
‘‘(…)
Ik heb alles mbt de verbouwing akkoord gegeven. Het enige dat ik niet akkoord ga geven is de finopzet.
Ik weet hoe deze in elkaar zit alleen het is nogal onoverzichtelijk. En er staan gegevens op welke niet voor ons van toepassing zijn.
De reden waarom ik deze nog niet ga goedkeuren is het hypotheekbedrag. Klanten hebben een offerte getekend voor een bedrag van 407000,- Dit is dan ook het leenbedrag. Op de finopzet stat een bedrag van 406000,-. Dit is 1000,- verschil.

Wij dienen dan ook een gewijzigde finopzet te verkrijgen met het juiste hypotheekbedrag.
(…)’’
2.27 Op 3 maart 2014 heeft de Bank de hypotheekaanvraag definitief afgewezen.
2.28 De tussenpersoon heeft op 2 april 2014 een hypotheekaanvraag ingediend bij ABN AMRO Bank.
2.29 ABN AMRO Bank heeft een hypothecaire geldlening verstrekt.
2.30 De hypotheekakte is op 28 april 2014 gepasseerd bij de notaris.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert dat de Bank wordt veroordeeld tot vergoeding van een bedrag van
€ 62.500,-, bestaande uit de door de verkoper gevorderde vergoeding van
€ 24.750,-, het renteverschil over een periode van 10 jaar ad € 30.000,-, de bemiddelingskosten van de adviseur ad € 2.750,- en de kosten van de tussenpersoon ad
€ 5.000,-. Een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2016.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslagen:
• De Bank heeft haar zorgplicht jegens Consument geschonden door de hypotheekaanvraag niet tijdig in behandeling te nemen en pas in een zeer laat stadium ter beoordeling voor te leggen aan Stater. Een volkomen overbodige tussenstap die voor onnodige vertraging in het proces heeft gezorgd. Ook heeft de Bank de positieve beoordeling van Stater terzijde gelegd.

De afwijzing van de hypotheekaanvraag is in een dermate laat stadium kenbaar gemaakt, dat Consument feitelijk de mogelijkheid is ontnomen tijdig een andere financiering aan te vragen. Van de Bank had mogen worden verwacht dat zij de ingediende stukken direct na ontvangst, te weten op 6 december 2013, had beoordeeld, zodat de afwijzing van de hypotheekaanvraag zo spoedig mogelijk aan Consument medegedeeld had kunnen worden. Consument had een onmiskenbaar groot belang om zo snel mogelijk van een eventuele afwijzing op de hoogte te worden gesteld. Als gevolg van de te late afwijzing van de hypotheekaanvraag kon Consument de koopovereenkomst niet nakomen. De verkoper heeft geen beroep gedaan op de in de overeenkomst opgenomen boetebepaling van 10% van de koopsom, maar Consument kan zich vinden in een bedrag van € 10.000,-. Het boetebedrag is aan te merken als schade die het gevolg is geweest van het onrechtmatig handelen van de Bank (zie Hof Amsterdam, 12 februari 2013, CLI:NL:GHAMS:2013:BZ6962).
• Consument voldeed aan alle (materiele) vereisten voor een hypothecaire geldlening. ABN AMRO Bank verstrekte immers op basis van exact dezelfde gegevens wél een hypothecaire geldlening. De Bank betwist dit niet. De Bank heeft tot op heden niet aannemelijk gemaakt dat op basis van de inkomensgegevens van Consument geen hypothecaire geldlening kon worden verstrekt.
• Het volledige dossier, zoals destijds door de Bank opgevraagd, was op 6 december 2013 in bezit van de Bank. Indien de Bank op dat moment over onvoldoende gegevens beschikte om de hypotheekaanvraag in behandeling te kunnen nemen, dan had zij dat destijds moeten melden. Door het verstrekken van een tweede hypotheekofferte is de verwachting gewekt, mede door de opmerkingen daarover in de hypotheekofferte van 29 januari 2014, dat de eerder ingediende stukken waren beoordeeld. Achteraf is gebleken dat diverse stukken ontbraken in het dossier van de Bank, terwijl deze wel waren ingediend.
• In de koopovereenkomst is inderdaad een ongebruikelijke bepaling opgenomen. Hierover is uitdrukkelijk niet onderhandeld door partijen. Consument heeft nimmer gesteld dat een bedrag van € 10.000,- is betaald aan de verkoper. Consument kan zich vinden in een vergoeding van € 10.000,-, vermeerderd met de overige kosten.

Verweer van de Bank
3.3 De Bank heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
• De Bank erkent dat de hypotheekaanvraag zeer lang heeft geduurd. Dit heeft te maken met het feit dat er over meerdere schijven werd gewerkt en de tussenpersoon van Consument geen aanstelling bij de Bank heeft. Het is juist dat de Bank in de betreffende periode met een zeer grote instroom van hypotheekaanvragen werd geconfronteerd. De Bank heeft via de website en e-mails zoveel mogelijk duidelijkheid proberen te geven over de doorlooptijden van de dossiers. De toename van de doorlooptijden is echter niet de oorzaak geweest van de afwijzing van de hypotheekaanvraag. Van doorslaggevend belang is dat er veel meer zaken speelden dan de tussenpersoon aanvankelijk kenbaar heeft gemaakt. Ook was de hypotheekaanvraag bepaald niet doorsnee. Zo bleek sprake te zijn van een scheiding, moest de Bank zelf uit het convenant opmaken dat Consument een buitenlandse geldlening en een woning in [naam land] had en waren er complicaties met een vennootschap van Consument. Bovendien klopte de ingediende verbouwingsspecificatie en financiële opzet niet, was de gevraagde bouwvergunning niet aanwezig, ontbrak een bewijs van eigen middelen en was de overbruggingslening niet haalbaar op basis van de aangeleverde gegevens.
Consument heeft halverwege het proces een nieuwe hypotheekofferte voor een hogere leensom gevraagd, waardoor het dossier weer opnieuw behandeld moest worden en de Bank aanvullende beoordelingen moest doen. De Tussenpersoon heeft verzuimd om alle relevante informatie over de financiële positie van Consument juist, volledig en duidelijk aan te leveren bij de Bank. De tussenpersoon had moeten begrijpen dat hij deze informatie eerder en begrijpelijker had moeten voorleggen. De verwerking van de hypotheekaanvraag had dan op een reguliere en tijdige wijze plaats kunnen vinden. De vertraging en de uiteindelijke afwijzing van de hypotheekaanvraag dient dan ook voor rekening en risico van de tussenpersoon te komen.
• De tussenpersoon wekt ten onrechte de indruk dat op 6 december 2013 een compleet dossier zou zijn aangeleverd bij de Bank. De Bank heeft de ingediende stukken zorgvuldig beoordeeld. Indien de tussenpersoon op voorhand alle relevante feiten en stukken had toegestuurd, dan had de Bank de zaak niet in behandeling genomen. Het enkele feit dat Consument uiteindelijk bij een andere geldverstrekker wél een hypothecaire geldlening heeft kunnen aanvragen, is niet doorslaggevend voor de vraag of de Bank op onredelijke gronden heeft geweigerd om een overeenkomst aan te gaan. Bovendien bevat de bij ABN AMRO Bank ingediende hypotheekaanvraag allerlei stukken die niet bij de hypotheekaanvraag bij de Bank zijn ingediend.
• De Bank heeft op geen enkele wijze de gerechtvaardigde indruk gewekt dat de hypothecaire geldlening zou worden verstrekt aan Consument. Het had op de weg van de tussenpersoon gelegen om Consument te beschermen tegen de mogelijkheid dat hij bij een afwijzing van de hypotheekaanvraag een boete aan de verkoper verschuldigd zou worden. De tussenpersoon had tijdig een alternatieve geldverstrekker dienen te benaderen. Nu de tussenpersoon dit heeft nagelaten, is hij zelf tekort geschoten in zijn zorgplicht.
• De schade wordt bij gebrek aan wetenschap betwist. Op grond van de in de koopovereenkomst opgenomen boetebepaling was Consument ‘slechts’ gehouden een bedrag van € 4.000,- te betalen aan de verkoper. De verklaring van de verkoper strookt niet met wat herhaaldelijk is verklaard door Consument. Volgens de verkoper is geen bedrag van € 10.000,- betaald door Consument. Bovendien komt het verschil in rente bij de huidige geldverstrekker en de rente bij de Bank niet voor vergoeding in aanmerking. Ook de kosten van de tussenpersoon komen niet voor vergoeding in aanmerking.

4. Beoordeling

4.1 De Commissie stelt vast dat tussen partijen discussie is ontstaan over de kwaliteit van de dienstverlening die de Bank heeft geleverd. Consument stelt in dat verband dat de Bank onzorgvuldig heeft gehandeld tijdens het aanvraagproces van de hypothecaire geldlening. Door de handelwijze van de Bank stelt Consument schade te hebben geleden.
4.2 Essentieel is of de stelling van Consument, voor zover die vast zouden komen te staan, grond zouden vormen voor vergoeding van schade door de Bank. Slechts indien de Bank een specifiek handelen kan worden verweten dat van een professionele geldverstrekker in redelijkheid niet behoeft te worden geduld en indien dat handelen tot op geld waardeerbare schade leidt, kan grond bestaan voor schadevergoeding. Daarvan is in dit geval naar het oordeel van de Commissie geen sprake. Redengevend hiervoor is het volgende.

4.3 Vast staat dat de Bank op 18 oktober 2013 een hypotheekofferte heeft verstrekt, welke offerte Consument op 1 november 2013 heeft ondertekend. Eerst op 3 maart 2014 heeft de Bank Consument in kennis gesteld van de definitieve afwijzing van de hypotheekaanvraag. De Commissie acht een termijn van vier maanden tussen het ondertekenen van de hypotheekofferte en de definitieve afwijzing van de hypotheekaanvraag zeer lang. De Bank heeft dit eveneens erkend. Echter, van belang is dat gedurende het aanvraagproces van de hypothecaire geldlening meerdere niet eerder vermelde feiten en omstandigheden met betrekking tot de financiële positie van Consument naar voren zijn gekomen waarmee de Bank op het moment van de aanvraag geen rekening heeft kunnen houden en die voor de beoordeling van de hypotheekaanvraag wel van belang zijn. Zo heeft de Bank onder meer aangevoerd dat Consument een niet vermelde buitenlandse geldlening had en een bezwaarde woning in [naam land]. Voorts waren de gevraagde bouwvergunning, overbruggingslening, verbouwingsspecificatie en financieringsopzet niet (geheel) juist. Consument heeft dit niet gemotiveerd betwist. Ook de in januari 2014 door de tussenpersoon aangevraagde aangepaste hypotheekofferte in verband met de voorgenomen verbouwing van Consument, is een niet aan de Bank toe te rekenen omstandigheid die ervoor heeft gezorgd dat vertraging is ontstaan in het aanvraagproces van de hypothecaire geldlening. Het is begrijpelijk dat de Bank in dat kader aanvullende beoordelingen diende te doen met als gevolg een vertraging in het aanvraagproces. Van de Bank kan niet worden verwacht dat zij eerder, na ontvangst van enkele maar niet alle benodigde stukken, de hypotheekaanvraag (definitief) beoordeelt. Bovendien had het op de weg van Consument gelegen om tijdig zorg te dragen voor het inroepen van het financieringsvoorbehoud. De Bank treft daarbij geen verwijt. Dat Consument uiteindelijk een hypothecaire geldlening heeft kunnen afsluiten bij een andere geldverstrekker, doet aan het voorgaande niet af. De conclusie is dat niet is komen vast te staan dat de Bank in deze tekort is geschoten. De Commissie ziet dan ook een geen aanleiding om te oordelen dat de Bank gehouden is de door de Consument gestelde schade van € 62.500,- te vergoeden.
4.4 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat niet is komen vast te staan dat de Bank de op haar rustende zorgplicht heeft geschonden. De vordering van Consument wordt afgewezen.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak