Mijn Kifid

Uitspraak 2017-600 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr. 2017-600
(4 september augustus 2017 en genomen door prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter
en mr. M.B. Beunders, secretaris)

Klacht ontvangen op : 17 november 2016
Ingediend door : Consument
Tegen : Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V.,
gevestigd te Rotterdam, verder te noemen Verzekeraar
en
ING Bank N.V., gevestigd te Amsterdam , verder te noemen Adviseur
Datum uitspraak : 4 september 2017
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

Beleggingsverzekering. Consument stelt een traditionele verzekering met een gegarandeerd kapitaal te zijn overeengekomen met verzekeraar. De Commissie staat voor de vraag of Consument er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat met Verzekeraar een garantieverzekering was overeengekomen conform de door hem overlegde offerte van 27 februari 2001. In dit geval geldt dat indien Consument zelfs maar in hoofdlijnen de polisbladen en de verzekeringsvoorwaarden van de Verzekering zou hebben gelezen, hij zonder meer had kunnen en moeten begrijpen dat bij de Verzekering sprake was van beleggen en dat daaraan risico’s verbonden waren. Consument mocht er niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat hij een traditionele verzekering met een gegarandeerd kapitaal was overeengekomen via de Adviseur met Verzekeraar. De vordering van Consument wordt afgewezen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

• het door Consument ingediende klachtformulier van 17 november 2016 jegens Verzekeraar (inclusief bijlagen);
• het door Consument ingediende klachtformulier van 26 februari 2017 jegens Adviseur;
• het verweerschrift van Verzekeraar;
• het verweerschrift van Adviseur;
• de repliek van Consument op het verweerschrift van Verzekeraar;
• de repliek van Consument op het verweerschrift van Adviseur;
• de dupliek van Verzekeraar;
• de dupliek van Adviseur.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies. De uitspraak is daardoor bindend.

2. Feiten
De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 Consument heeft zich in februari 2001 tot de Adviseur gewend ter zake het afsluiten van een lijfrenteverzekering. Op 27 februari 2001 is door de Adviseur een offerte verstrekt voor een ‘ING Bank Privé Pensioenplan’ met offertenummer [..offertenummer 1..] gedateerd 27 februari 2001. In deze offerte is sprake van een gegarandeerde uitkering op lijfrente- ingangsdatum van NLG 14.718,00. Verzekerd bij overlijden is een bedrag van € 3.670,00 (NLG 7.200,00) ter hoogte van de eenmalige koopsom. In de offerte is een lijfrente-ingangsdatum opgenomen van 1 april 2016.
2.2 Consument heeft vervolgens op 9 maart 2001 een aanvraagformulier van een verzekering met de naam ‘ING Bank Privé Pensioenplan’ (hierna: de Verzekering) ondertekend. Het aanvraagformulier maakt – als pagina 7 – onderdeel uit van offerte [..offertenummer 2..]. Met ingangsdatum van 1 april 2001 heeft Consument de Verzekering afgesloten. De Verzekering is geadministreerd onder polisnummer [..polisnummer..]. Met afgiftedatum
van 26 maart 2001 heeft Verzekeraar aan Consument polisbladen verstuurd. De lijfrente-ingangsdatum is 1 april 2026. De eenmalige koopsom is € 3.267,00 (NLG 7.200,00) wordt belegd in het ‘ING Bank Mix Polis Fund’.
2.3 Op het voorblad van het polisblad is voor zover relevant het volgende opgenomen:

‘De verzekeringnemer is verplicht de gegevens die door of namens hem en de verzekerde(n) zijn verstrekt en die zijn vermeld in de polis, te controleren en afwijkingen c.q. onjuistheden zo spoedig mogelijk docht uiterlijk binnen een termijn van 14 dagen na ontvangst van de polis schriftelijk aan de maatschappij te melden. Na afloop van de genoemde termijn wordt als vaststaand aangenomen dat de door of namens de verzekeringnemer en de verzekerde(n) verstrekte gegevens juist zijn overgebracht en dat zijn opdracht tot verzekering correct werd uitgevoerd.’

2.4 Op het polisblad staat voor zover relevant het volgende opgenomen:

‘Recht van Omzetting
bij leven van
verzekerde : de verzekeringnemer kan, tot aan de dag van het overlijden van de verzekerde, de verzekerde lijfrente omzetten in een aan hem uit te keren direct ingaande lijfrente op zijn eigen leven, een en ander conform hetgeen hierna is bepaald onder “omzetting van de verzekerde lijfrente door de verzekeringnemer”.

(…)

Verzekerde uitkering A
De waarde van de ten behoeve van de verzekeringnemer uitstaande participaties in de door de verzekeringnemer aangewezen fondsen, uit te keren bij in leven zijn van de verzekerde op de lijfrente-ingangsdatum, betaalbaar op de lijfrente-ingangsdatum.

Verzekerde uitkering B
De som van de betaalde premies, uit te keren bij overlijden van de verzekerde voor
– – , betaalbaar terstond bij overlijden.
Indien de waarde, vermeerderd met 10% daarvan, van de ten behoeve van de verzekeringnemer uitstaande participaties in de door de verzekeringnemer aangewezen fondsen op de overlijdensdatum van de verzekerde hoger is dan de hiervoor genoemde som van de betaalde premies, wordt dit hogere bedrag uitgekeerd.

Verzekerde uitkering C
De waarde, vermeerderd met 10% daarvan, van de ten behoeve van de verzekeringnemer uitstaande participaties in de door de verzekeringnemer aangewezen fondsen op de overlijdensdatum van de verzekerde, uit te keren bij overlijden van de verzekerde op of na – – betaalbaar terstond na overlijden.’

2.5 Consument heeft op 25 juli 2001 een brief aan de Adviseur gestuurd met daarin de opmerking dat de lijfrente-ingangsdatum op het polisblad – 1 april 2026 – niet overeenkomt met de lijfrente-ingangsdatum van 1 april 2016 die was afgesproken met Adviseur.
Op 20 augustus 2001 heeft de Adviseur Consument een brief gestuurd met daarin de volgende woorden:

‘Naar aanleiding van uw vraag en ons telefonisch onderhoud d.d. 20 augustus 2001, bevestigen wij u het volgende.
Navraag bij Nationale Nederlanden ([..naam medewerker..]) leert dat de einddatum premiebetaling van bovengenoemde polis, plaatsvindt op 01-04-2016.
Vanaf deze datum vinden, indien gewenst, de lijfrenteuitkeringen plaats.
Daar er in de polis onder “lijfrente-ingangsdatum” 01-04-2026 kunnen wij deze verwarring voorstellen. Ook de verzekeringsmaatschappij is op de hoogte van deze onduidelijkheid in de polis.’

2.6 Op 7 maart 2016 heeft Consument contact opgenomen via een formulier op de website met Verzekeraar om tot uitkering van de Verzekering over te gaan:

‘Hierbij ons verzoek tot uitkering ineens. Zoals telefonisch (07-03-2016) met NN besproken. Wij hebben dit jaar (2016) nog geen jaaropgave ontvangen daarbij is ook verzuimd om ons 3 maand van te voren te informeren.’

2.7 Consument heeft nogmaals – vanwege het uitblijven van een reactie van Verzekeraar – op 23 maart 2016 een formulier op de website ingevuld:

‘Als eerder 7 mrt ook ingediend verzoek en vandaag gevoerd tel onderhoud graag tot uitkering overgaan ineens Geen 20 boeterevisie rente. Lijfrente ingangsdatum 01-04-2016 gegarandeerde uitkering f. 14.718 ergo [..nummer..] zie bijlage 27-02-2001 ING Huidige waarde opgave 10 mrt 2016 [..nummer..].’

2.8 Op 9 april 2016 heeft Consument van Verzekeraar een brief ontvangen met daarin de mededeling dat de afkoopwaarde van de Verzekering € 4.016,59 bedraagt op
peildatum 23 maart 2016, waarna Verzekeraar is overgaan tot uitkering.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert van Verzekeraar, althans van de Adviseur een bedrag ter hoogte van het verschil tussen het reeds uitgekeerde bedrag door Verzekeraar en het gegarandeerde bedrag genoemd in de offerte van 27 februari 2001.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag.
• Consument stelt dat hij – conform offertenummer [..offertenummer 1..] d.d. 27 februari 2001- met tussenkomst van de Adviseur bij Verzekeraar een garantieverzekering is overeengekomen. Consument meent hierdoor recht te hebben op een aanvullend bedrag tot het gegarandeerde bedrag van € 6.434,00 (NLG 14.718,00). Controle van gegevens betreffen volgens Consument gegevens die door hem of namens hem zijn verstrekt en betrekking hebben op persoonlijk gerelateerde gegevens. Als leek kan niet worden verwacht dat hij geacht wordt alle gegevens te kennen die inhoudelijk van een offerte terug dienen te komen in de polis. De twee weken controle termijn en ook de latere indirecte argumentatie dat de betaling de juistheid van de polis bewijst, doet daar onrecht aan.
• Consument stelt dat hij met de Adviseur en Verzekeraar een lijfrente- ingangsdatum is overeengekomen van 1 april 2016. Consument kan dit aantonen door de brief van Adviseur van 20 augustus 2001. Er is dus geen sprake van afkoop. In relatie tot ‘afkoop’ heeft Consument vanaf het begin geageerd, omdat het een ingangsdatum lijfrente betrof. Het afkoop argument lijkt voor te komen uit de aanvraag via de website waarop Verzekeraar Consument zelf naar heeft verwezen.
• Consument stelt dat de Adviseur de zorgplicht heeft geschonden door Consument in maart 2001 een ander aanvraagformulier voor te leggen ter ondertekening dan die van de eerder besproken offerte van februari 2001. Indien Consument in het bezit was geweest van de offerte van maart 2001 hadden Consument en zijn partner ook niet de vraag voorgelegd aangaande de polis omtrent de ingangsdatum 1 april 2016 en was het voor Consument duidelijk geweest dat er geen sprake was van een gegarandeerde uitkering.
• Consument betwist dat hij meerdere offertes heeft ontvangen van de Adviseur. Consument verwijt de Adviseur dat hij de offerte van maart 2001 niet kan overleggen. Verder verwijt Consument de Adviseur misselling, nalatigheid, incomplete dossiervorming/overdracht, niet volgen (bewust/onbewust) van sluitende procedures en niet handelen conform de zorgplicht.
• Consument verwijt de Adviseur dat hij onjuist heeft gereageerd en anders had moeten handelen naar aanleiding van de brief van Consument van 25 juli 2001. De beantwoording in de brief van 20 augustus 2001 is niet accuraat geweest, gegeven de offerte bespreking en derhalve de afsluiting daarvan. Hoewel de Adviseur blijk geeft in die beantwoording dat contact is geweest met Verzekeraar is de beantwoording in de brief van 20 augustus 2001 aan Consument onjuist geweest. Ook voor de Adviseur had het duidelijk moeten zijn geweest het een eenmalige storting betrof en geen sprake was van premiebetaling in termijnen. De Adviseur had bij de beantwoording op de brief van Consument corrigerend moeten handelen richting Verzekeraar en moeten verzoeken om een correctie in de polis. Ofwel de Adviseur had Consument als verzekeringnemer beter en juist moeten informeren en daarbij de mogelijkheid moeten bieden om de overeenkomst te herzien.

Verweer Verzekeraar
3.3 Verzekeraar heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
• De Verzekering van Consument is enkel opgemaakt op basis van het aanvraagformulier dat door hem is ondertekend. De offerte is nooit door de Adviseur aan Verzekeraar overgelegd. Hoeveel offertes zijn besproken in gesprekken tussen Adviseur en Consument is Verzekeraar niet bekend. Offertenummer [..offertenummer 2..] met datum 09-03-2001 is de grondslag van de Verzekering.
• Op het voorblad van de polis staat opgenomen dat verzekeringnemer verplicht is
binnen 14 dagen te controleren op afwijkingen c.q. onjuistheden. Noch van Consument noch van zijn Adviseur heeft Verzekeraar bericht ontvangen dat sprake zou zijn van een onjuiste lijfrente-ingangsdatum. Ook heeft Consument geen gebruik gemaakt van de opzegtermijn (polisblad 6).
• Wat betreft de brief van de Adviseur van 20 augustus 2001 merkt Verzekeraar op dat er onjuistheden in staan. Zo wordt gesproken over een einddatum premiebetaling van 1 april 2016, terwijl in de polis een lijfrente-ingangsdatum van 1 april 2026 is opgenomen. Voor de Verzekering geldt immers geen einddatum premiebetaling, er is sprake van een eenmalige koopsom.
• Wat betreft de lijfrente ingangsdatum stelt Verzekeraar dat conform fiscale wetgeving de ingangsdatum gesteld is op de 70- jarige leeftijd van de verzekerde, bij Consument is
dat 1 april 2026. De lijfrente- ingangsdatum is de uiterste datum waarop de verzekering omgezet moet worden naar een periodiek uitkerende lijfrenteverzekering. Op grond van deze gegevens is de beleggingsverzekering dan ook opgemaakt. Overeenkomstig het in de polis beschreven ‘Recht van Omzetting bij leven van verzekerde’ kon de waarde ook eerder worden aangewend voor een lijfrente. De polis (met de bijbehorende stukken waaronder de voorwaarden) is op 26 maart 2001 verzonden aan Consument.
• Verzekeraar heeft Consument tijdens de procedure bij Kifid aangeboden de afkoop terug te draaien.

Verweer Adviseur
• Adviseur heeft de assurantie-adviesportefeuille indertijd overgedragen aan Mandema & Partners. Later is de adviesportefeuille van Mandema overgegaan op Zicht B.V., risico- en verzekeringsadviseurs. Vanwege de portefeuille-overdracht heeft Adviseur zelf niet meer de beschikking over het adviesdossier. Om die reden is Adviseur aangewezen op hetgeen Zicht heeft kunnen achterhalen over de advisering en totstandkoming van de betreffende beleggingsverzekering. Uit stukken van de Verzekeraar en Zicht blijkt dat de afgesloten beleggingsverzekering gebaseerd is op de getekende offerte met nummer [..offertenummer 2..] en niet op de door Consument overlegde offerte met nummer [..offertenummer 1..]. Kennelijk zijn er in 2001 meerdere offertes voorgelegd en heeft Consument daaruit zijn keuze gemaakt. Uit het aanvraagformulier blijkt dat het Prive Pensioenplan is verstrekt conform offerte met nummer [..offertenummer 2..]. Dit aanvraagformulier is ondertekend door Consument op 9 maart 2001. Onderaan het formulier staat onder de streep bij de handtekening ‘Bgr Gegar- Kapitaal f0,00.
• Adviseur kan niet meer vaststellen hoe de advisering heeft plaatsgevonden en waarop Consument zijn uiteindelijke keuze heeft gebaseerd. Het adviesdossier van Zicht levert hiervoor geen aanknopingspunten op.
• De brief van de medewerker van Adviseur van 20 augustus 2001 waar Consument naar verwijst geeft aan dat 1 april 2016 de einddatum van de premiebetaling is en dat, indien gewenst, de lijfrente-uitkeringen vanaf die datum kunnen plaatsvinden. Aangezien er in de onderhavige zaak een eenmalige koopsomstorting is gedaan, is de verwijzing naar periodieke premiebetaling feitelijk niet van toepassing.
• Verzekeraar heeft in haar brief van 5 juli 2016 aan Consument uitgelegd dat de lijfrente-ingangsdatum standaard is gesteld op de 70- jarige leeftijd. Dit is gebaseerd op de fiscale voorwaarde dat vanaf die leeftijd de verzekering omgezet moet worden naar een periodiek uitkerend product. De ingangsdatum van de uitkeringen kunnen in de vorm van een overbruggings-lijfrente (tot aan de AOW ingangsdatum) of als oudedags-lijfrente (levenslang) op elk gewenst moment ingaan. De ingangsdatum van de lijfrente- uitkeringen hoeft dan ook niet meer ter discussie te staan.

4. Beoordeling

4.1 De Commissie staat voor de vraag of Consument er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat met Verzekeraar een garantieverzekering was overeengekomen conform de door hem overlegde offerte van 27 februari 2001 met offertenummer [..offertenummer 1..]. Hierbij zal de Commissie ingaan op de vraag of Consument recht heeft op een aanvullend bedrag ter hoogte van het verschil tussen het reeds uitgekeerde bedrag door Verzekeraar en het gegarandeerde bedrag genoemd in de offerte van 27 februari 2001.
Garantieverzekering of beleggingsverzekering
4.2 Vaststaat dat de Adviseur een offerte gedateerd van 27 februari 2001 aan Consument heeft verstrekt. Daarnaast blijkt dat Consument op 9 maart 2001 een aanvraagformulier heeft ondertekend dat – als pagina 7 – onderdeel uitmaakt van een offerte. De Commissie leidt uit het dossier af dat Consument een tweede offerte moet hebben ontvangen van Adviseur. Het door Consument ondertekende aanvraagformulier maakt immers onderdeel uit van offertenummer [..offertenummer 2..] met afgiftedatum 9 maart 2001.
4.3 Voor de vraag of Consument er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat een garantieverzekering conform offertenummer [..offertenummer 1..] met datum 27 februari 2001 is overeengekomen met Verzekeraar acht de Commissie de volgende omstandigheden van belang.
4.4 De offerte waaraan Consument refereert gaat uit van een traditionele levensverzekering met een gegarandeerd kapitaal. Dit betreft een verzekering waarbij – anders dan een beleggingsverzekering – de verzekeraar een vaste rekenrente hanteert. Ook wordt bij een traditionele verzekering reeds bij aanvang van de verzekering overeengekomen wat het eindkapitaal bedraagt op einddatum.
4.5 Daarnaast blijkt uit het door Consument ondertekende aanvraagformulier
van 9 maart 2001 dat onder de handtekening van Consument ‘Gegar-Kapitaal f 0,00’ is opgenomen.

4.6 Bovendien volgt expliciet uit de door Consument ontvangen polisbladen dat het verzekerd kapitaal op lijfrente- ingangsdatum wordt bepaald aan de hand van participaties in het ING Bank Mix Polis Fund. Bovendien heeft Consument een ‘Algemene voorlichtingsbrochure over levensverzekeringen met beleggingsrisico’ afkomstig van het Verbond van Verzekeraar bij het aanvang van de Verzekering ontvangen.
4.7 De Commissie overweegt dat van een gemiddelde consument verwacht mag worden dat hij de aan hem verstrekte schriftelijke informatie, zoals
polisbladen en polisvoorwaarden, aandachtig leest en dat hij, indien hij de aldus verstrekte informatie onvoldoende of onduidelijk vindt, daarover vragen stelt. In dit geval geldt dat indien Consument zelfs maar in hoofdlijnen de polisbladen en de verzekeringsvoorwaarden van de Verzekering zou hebben gelezen, hij zonder meer had kunnen en moeten begrijpen dat bij de Verzekering sprake was van beleggen en dat daaraan risico’s verbonden waren. Zie in gelijke zin GC Kifid 2016-596.
4.8 Naar het oordeel van de Commissie mocht Consument er niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat hij een traditionele verzekering met een gegarandeerd kapitaal was overeengekomen met Verzekeraar.

Lijfrente ingangsdatum
4.9 Voor zover Consument stelt afspraken te hebben gemaakt met de Adviseur over de ingangsdatum van de lijfrente van 1 april 2016 – waarbij Consument zich beroept op zijn brief van 25 juli 2001 én de brief van de Adviseur van 20 augustus 2001 – merkt de Commissie het volgende op. De Commissie stelt vast dat de Adviseur ten onrechte melding heeft gemaakt in zijn brief van ‘einddatum premiebetaling’. Er was immers sprake was van een eenmalige koopsom. Voorts kan de Commissie zich de verwarring van Consument betreffende de ingangsdatum van de lijfrente goed voorstellen. De boodschap van de Adviseur dat de lijfrente- ingangsdatum indien gewenst vanaf 1 april 2016 zou kunnen plaatsvinden acht de Commissie – hoewel technisch niet onjuist – wel onvoldoende duidelijk. Met in achtneming van het gegeven dat Adviseur heeft nagelaten om aan Consument – nu daartoe behoefte bestond – een duidelijk antwoord te verschaffen die niet voor meerdere lezingen vatbaar is, moet naar het oordeel van de Commissie worden aangenomen dat Adviseur niet heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwaam adviseur mag worden verwacht.
4.10 De Commissie is echter van oordeel dat deze tekortkoming niet tot schade voor Consument heeft geleid. De Commissie leidt uit het polisblad af dat de verzekerde lijfrente immers kon worden omgezet – ruimschoots vóór 1 april 2026 – in een andere lijfrente of in een combinatie van lijfrente(s), mits de lijfrente onverkort zou blijven voldoen aan de voorwaarden zoals de Wet op Inkomstenbelasting 2001 voorschrijft.
Dit betekent dat Consument de mogelijkheid had – indien hij deze wens uitdrukkelijk aan Verzekeraar kenbaar had gemaakt – de lijfrente had kunnen omzetten in een andere lijfrente of combinatie van lijfrente(s).
4.11 Consument heeft daarentegen zowel op 7 maart als op 23 maart 2016 aan Verzekeraar verzocht om een uitkering ineens. Dat Verzekeraar het verzoek van 7 maart 2016 van Consument niet kan terugvinden in de administratie acht de Commissie betreurenswaardig. De stelling van Consument dat hij in relatie tot ‘afkoop’ vanaf het begin al zou hebben geageerd omdat het om een ingangsdatum lijfrente betrof kan hem niet baten, nu hij de uitkering ineens wenste te ontvangen.
4.12 Immers is inherent aan een lijfrenteverzekering dat er sprake is van een opbouwfase en een uitkeringsfase. Gedurende de opbouwfase wordt geen belasting betaald door de verzekeringnemer. Op het moment waarop de lijfrenteverzekering expireert, aan het einde van de looptijd, dient het vrijgekomen kapitaal door de verzekeringnemer te worden aangewend om een lijfrenteproduct aan te kopen. In deze uitkeringsfase vinden een reeks periodieke uitkeringen (tijdelijk of levenslang) plaats. Over deze uitkeringen wordt wel belasting betaald aan de fiscus. Het verzoek van Consument om uitkering ineens is en was daarom niet mogelijk.
4.13 Bovendien is uit het dossier niet gebleken dat Consument contact heeft opgenomen met een Adviseur of een andere tussenpersoon en zich heeft georiënteerd voor een lijfrenteproduct bij Verzekeraar of een andere verzekeraars. Gebleken is dat Verzekeraar Consument ook nadien de mogelijkheid heeft geboden de afkoop terug te draaien, zodat de nadelige fiscale gevolgen teniet zouden worden gedaan. Consument heeft kenbaar gemaakt hiervan geen gebruik te willen maken. De Commissie komt daarmee tot de conclusie dat Consument geen schade heeft geleden die kan worden toegerekend aan Verzekeraar of Adviseur.
4.14 De slotsom is dat de vordering van Consument jegens de Verzekeraar en de Adviseur wordt afgewezen. Al hetgeen partijen verder hebben gesteld kunnen niet tot een ander oordeel leiden.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak