Mijn Kifid

Uitspraak 2017-602 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr 2017-602
(prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. M.J.M. Fennis, secretaris)

Klacht ontvangen op : 28 december 2016
Ingediend door : Consument
Tegen : Nationale-Nederlanden Bank N.V., gevestigd te Den Haag, verder te noemen de Bank
Datum uitspraak : 12 september2017
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

Consument doet zijn beklag dat de bank participaties heeft verkocht zonder dat hij daartoe opdracht heeft gegeven aan de bank. Consument vordert schadevergoeding dan wel herstel in de oude situatie. De Commissie is van oordeel dat Consument ex art. 6:89 BW te laat heeft geklaagd en wijst de klacht en de vordering af.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:
• het door Consument ingediende klachtformulier;
• de klachtbrief van Consument;
• het verweerschrift van de Bank;
• de repliek van Consument;
• de dupliek van de Bank.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.
De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende voor de klacht van belang zijnde feiten.
2.1 Consument belegde op basis van een execution only rekening bij de Bank.
2.2 Uit het door Consument overgelegde afschrift van 22 februari 2012 blijkt dat op 22 februari 2012 alle participaties in het [naam Fonds] van Consument zijn verkocht en sindsdien staat de opbrengst daarvan, tot op de dag van vandaag, liquide op een rekening van Consument bij de Bank.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert primair een bedrag van € 6.125,15. Subsidiair vordert hij met terugwerkende kracht ongedaan making van de verkoop van de participaties in het [naam fonds].

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 De vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag. Consument stelt dat de Bank de participaties in het [naam fonds] heeft verkocht zonder dat hij daarvoor opdracht heeft gegeven. De Bank heeft daarmee verwijtbaar gehandeld. Als gevolg van dat handelen heeft Consument daardoor schade geleden aangezien de koers van de participaties op 22 februari 2012 € 21,18 was en op 13 december 2016 €32,14 en is hij derhalve koerswinst misgelopen. De Bank dient de schade aan hem te vergoeden, dan wel de verkoop met terugwerkende kracht ongedaan te maken.

Verweer van de Bank
3.3 De Bank heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

4. Beoordeling

4.1 De Bank stelt zich onder meer op het standpunt dat Consument zijn klacht eerder had moeten indienen en te laat heeft geklaagd. Consument heeft aldus zijn recht tot het instellen van een vordering ex art 6:89 BW verwerkt.
4.2 Die stelling kan slechts slagen indien aannemelijk is dat de Bank door het tijdsverloop onevenredig nadeel heeft ondervonden. Vergelijk HR 8 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY4600, NJ 2014/497.
4.3 De Bank heeft aangegeven dat de participaties reeds op 22 februari 2012 zijn verkocht, Consument daarvan een afschrift van dezelfde datum heeft overgelegd en alhoewel de Bank niet meer kan aantonen of aan de verkoop een opdracht ten grondslag ligt, Consument sindsdien bekend moet zijn met de verkoop.
4.4 Consument stelt dat hij in maart 2013 eerst zijn beklag heeft gedaan en ook daarna in 2015 meerdere keren contact heeft gehad en dat dit heeft evenwel niet tot resultaat heeft geleid. De Bank heeft dat ontkend en stelt dat Consument eerst op 25 februari 2016 contact heeft opgenomen met de Bank. De Commissie is van oordeel dat, aangezien Consument een beroep doet op de rechtsgevolgen van zijn stellingen, het op zijn weg ligt die stellingen aannemelijk te maken. Consument heeft dat niet gedaan. De Commissie dient er derhalve vanuit te gaan dat Consument eerst op 25 februari 2016 contact heeft gezocht met de Bank over deze klacht.
4.5 Door meer dan vier jaar te wachten alvorens een klacht in te dienen, heeft Consument, voor zover er al van verwijtbaar handelen sprake zou zijn, de Bank de mogelijkheid ontnomen tijdig de schade te beperken door de situatie te herstellen..
4.6 De Commissie is van oordeel dat Consument zonder gegronde reden te veel tijd heeft laten verstrijken voordat hij zijn klacht aan de Bank heeft voorgelegd en daarom niet heeft voldaan aan zijn plicht tijdig te klagen conform het vereiste van art. 6:89 BW. Voorts is voldoende aannemelijk dat de Bank door dit tijdsverloop is benadeeld, zodat dit verweer slaagt en de Commissie niet toekomt aan een verdere beoordeling van de klacht.

5. Beslissing

De Commissie wijst de klacht en de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak