Mijn Kifid

Uitspraak 2017-646

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-646
(mr. E.L.A. van Emden, voorzitter, prof. mr. M.L. Hendrikse, mr. J.S.W. Holtrop, leden en mr. R.G. de Kruif, secretaris)

Klacht ontvangen op : 13 april 2017
Ingediend door : Consument
Tegen : Stichting Contractspelersfonds KNVB, gevestigd te Gouda, verder te noemen
CFK
Datum uitspraak : 2 oktober 2017
Aard uitspraak : Niet-bindend advies

Samenvatting

Consument klaagt erover dat de Stichting Contractspelersfonds KNVB (CFK) haar onvoldoende heeft voorgelicht of geadviseerd over de mogelijke verdeling na echtscheiding van het zogeheten Deelnemersfonds wat is ondergebracht bij de CFK. Het is echter niet gebleken of aannemelijk geworden dat CFK zich in het onderhavige geval als adviseur heeft opgesteld. CFK heeft als uitvoerder de verantwoordelijkheid om de tussen Consument en haar ex-echtgenoot gemaakte afspraken over de verdeling van het Deelnemersfonds correct uit te voeren. Niet gebleken is dat CFK daarin tekort is geschoten. De vordering van Consument is afgewezen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

• het door Consument digitaal ingediende klachtformulier;
• de klachtbrief van Consument met bijlagen;
• het verweerschrift van CFK;
• de reactie van Consument na het verweerschrift van CFK.

De Commissie stelt vast dat beide partijen hebben gekozen voor een niet-bindend advies. De uitspraak is daardoor niet-bindend.

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 Consument is vanaf 14 juni 2002 gehuwd geweest met een (ex-)professioneel voetballer, van wie zij in 2014 is gescheiden. Deze man (hierna genoemd: de ex-echtgenoot) had bij CFK een vermogen ondergebracht in een zogenoemd Deelnemersfonds.
Het Deelnemersfonds is het bedrag dat CFK onder zich heeft in verband met het aan een deelnemer toegekende recht op een overbruggingsuitkering na afloop van de actieve sportloopbaan. Op het Deelnemersfonds is het Overbruggingsreglement A van CFK van toepassing.

2.2 Consument heeft in verband met de echtscheiding diverse malen (telefonisch) contact gehad met een medewerker van CFK onder meer over de wijze van verdeling van het Deelnemersfonds tussen Consument en haar ex-echtgenoot.

2.3 CFK heeft in eerste instantie van partijen een concept echtscheidingsconvenant d.d. 14 september 2014 ontvangen. Daarin was onder andere het volgende opgenomen:
“Artikel 9 Verdeling
9.1 Aan de vrouw worden toegedeeld €300.000, pensioen €29.000
Totale waarde € 329.000
9.2 Aan de man worden toegedeeld € 300.000, pensioen € 29.000
Totale waarde € 329.000
(…)
Artikel 12 Regeling pensioenverevening
A. Het door de man tijdens het huwelijk opgebouwde voetbalpensioen, ook wel CFK pensioenfonds genoemd wordt gelijkwaardig verdeeld over de man en de vrouw. Zowel de man als de vrouw hebben zeer weinig ouderdomspensioen opgebouwd, zij zijn overeengekomen om dit beide niet te verdelen.
(…)”
2.4 In het definitieve, door Consument en haar ex-echtgenoot ondertekende, echtscheidingsconvenant van 15 oktober 2014 was het volgende opgenomen:
Artikel 9 Verdeling
9.1 Aan de vrouw wordt toegedeeld € 442.827,66 bruto.
Totale waarde € 442.827,66 bruto
9.2 Aan de man wordt toegedeeld € 807.064,17 bruto, waarvan € 364.237,51 voor het huwelijk is opgebouwd en volgens CFK reglement aan de man toekomt. Er is afstand gedaan door de vrouw van het ouderdomspensioen dat ingekocht is voor €8798 netto en €6159 netto nabestaandenpensioen.
Totale waarde€ 807.064,17 bruto, en €14.957 netto.
(…)
Artikel 12 Regeling pensioenverevening
Het door de man tijdens het huwelijk opgebouwde voetbalpensioen, ook wel CFK pensioenfonds genoemd wordt gelijkwaardig verdeeld over de man en de vrouw. Dit geldt zowel voor het CFK overbruggingsfonds deze bedraagt € 1.249.891,83 bruto en wordt maandelijks uitgekeerd tot
july 2021. Zowel de man als de vrouw hebben zeer weinig ouderdomspensioen en bijzonder nabestaandenpensioen opgebouwd, zij zijn overeengekomen om dit beide niet te verdelen.
In artikel 15 (lid 7 t/m 12) van het Overbruggingsreglement A staat dat op de datum van inschrijving van de echtscheiding het deelnemerfonds verdeeld wordt op basis van 50 /50 van dat deel van het fonds dat tijdens de duur van het huwelijk is opgebouwd.
Aangezien bedoelde inschrijving van de echtscheiding nog niet heeft plaatsgevonden, hebben wij de voorlopige berekeningsdatum op 1 oktober 2014 gesteld.
De opbouw van het deelnemerfonds heeft plaatsgevonden over de periode 1 juli 1998
(=startdatum van de man zijn voetballoopbaan) tot 1 juli 2013 (= ingangsdatum van de overbruggingsuitkering).
Wij noteerden dat het huwelijk (…) gesloten werd op 14 juni 2002. Het saldo van het deelnemerfonds op laatstgenoemde datum bedroeg € 265.681,88. Dit bedrag was op 1 juli 2013 (= ingangsdatum van de overbruggingsuitkering) door oprenting aangegroeid tot € 397.696,35. Laatstgenoemde bedrag wordt voor de verdeling buiten beschouwing gelaten.
Het deelnemersfonds bedroeg op 1 juli 2013 € 1.364.710,59.
Tijdens het huwelijk werd dus opgebouwd: € 1.364.710,59 – € 397.696,35 = € 967.014,24.
De verdeling tussen (…) van het tot de ingangsdatum van de uitkering opgebouwde fondssaldo geeft op grond hiervan het navolgende beeld:
Aandeel: man = € 881.203,47. Dit is gelijk aan 64,57% van € 1.364.710,59
vrouw = € 483.507,12. Dit is gelijk aan 35,43% van € 1.364.710,59
Door de in de achterliggende periode gedane maandelijkse uitkeringen is het deelnemersfonds per
1 oktober 2014 afgenomen tot € 1.249.891,83.
De verdeling van het fondssaldo per 1 oktober 2014 zou gezien het bovenstaande het navolgende beeld gegeven hebben:
Aandeel: man = 64,57% van€ 1.249.891,83 = € 807.064,17
vrouw = 35,43% van€ 1.249.891,83 = € 442.827,66
Het CFK fonds zal maandelijks tot july 2021 aan beide partijen, zowel aan de man als de vrouw, het deel op hun bankrekening storten waar zij recht op hebben.
(…)”

2.5 Op 1 december 2014 heeft CFK een ‘Verklaring inzake splitsing deelnemersfonds’ aan Consument toegestuurd. Daarin werd bevestigd dat op naam van Consument een overbruggingsfonds ter grootte van € 442.707,66 is geregistreerd.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert € 100.000,- (bruto) van CFK.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag.

CFK heeft onzorgvuldig dan wel onrechtmatig gehandeld door Consument niet voldoende voor te lichten of te adviseren over de (mogelijke) verdeling van het door haar
ex-echtgenoot opgebouwde vermogen in het Deelnemersfonds. Consument voert hiertoe de volgende argumenten aan:
• Volgens Consument bestond in eerste instantie tussen haar en haar ex-echtgenoot de welwillendheid tot een gelijke verdeling (50%-50%) van het gehele gemeenschappelijke vermogen.
• Uit het concept echtscheidingsconvenant van 14 september 2014, dat aan CFK is voorgelegd, blijkt in artikel 9 duidelijk dat het gehele vermogen gelijk verdeeld zou worden. De betreffende medewerker van het CFK heeft Consument echter niet geattendeerd op de foutieve omschrijving in artikel 12 van dit echtscheidingsconvenant, maar heeft Consument ervan overtuigd dat de verdeling ten nadele van haar aangepast moest worden omdat alleen een gelijke verdeling van het tijdens het huwelijk opgebouwde deel van het vermogen in het Deelnemersfonds mogelijk was. Consument voelde zich na het contact met CFK over de verdeling van het Deelnemersfonds overmand door de autoriteit en zij ging ervan uit dat CFK juist handelde. Later is het Consument duidelijk geworden dat wel een andere verdeling mogelijk was.
• Omdat door toedoen van CFK het echtscheidingsconvenant ten nadele van Consument is aangepast, acht Consument CFK gehouden het nadeel dat zij daardoor heeft geleden te vergoeden. Consument heeft haar nadeel begroot op € 167.775,- (bruto). Consument acht CFK gehouden daarvan in ieder geval € 100.000,- (bruto) te vergoeden.

Verweer van CFK
3.3 CFK heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
• Artikel 12 van het concept convenant van 14 september 2014 was reeds opgesteld conform de verdeling zoals die uiteindelijk is toegepast. Het betreft een ‘standaardverdeling’ volgens artikel 9 lid 7 e.v. van het van toepassing zijnde Overbruggingsreglement A.
• CFK is slechts uitvoerder van het Overbruggingsreglement A en gaat alleen uit van de definitieve getekende stukken, in casu het echtscheidingsconvenant van
15 oktober 2014. Daarin is de regeling conform het Overbruggingsreglement A opgenomen.
• Het is CFK een raadsel hoe zij uit artikel 9 van het concept echtscheidingsconvenant van 14 september 2014 had moeten begrijpen dat Consument recht had op 50% van het Deelnemersfonds. De daar genoemde bedragen betreffen het saldo van de gemeenschap waar het CFK geen inzage in of bemoeienis mee heeft. In dat artikel wordt het Deelnemersfonds en het CFK ook niet in genoemd. Alleen artikel 12 A gaat over de verdeling van het Deelnemersfonds.
• De betreffende medewerker van CFK heeft niet aangedrongen op een bepaalde wijze van verdeling, maar heeft slechts op verzoek van Consument en haar ex-echtgenoot een pro forma berekening gepresenteerd van de gevolgen van de verdeling zoals zij die zelf in (artikel 12 A van) het concept convenant hadden opgenomen. Het CFK heeft geen invloed gehad op de totstandkoming van het convenant, noch enig belang bij welke verdeling dan ook.
• Consument heeft in samenspraak met haar ex-echtgenoot een advocaat ingeschakeld om de scheiding te begeleiden. Het was niet de rol van het CFK om de echtscheiding tot stand te brengen of advies te geven over de verdeling van de gemeenschap. Het CFK treedt uitsluitend op als uitvoerder en heeft zich tijdens het proces ook nooit als adviseur opgesteld. Uit een e-mail van 17 september 2014 aan de ingeschakelde advocaat blijkt dat Consument aan de advocaat een vraag heeft gesteld over de pro forma verdeling die de medewerker van het CFK had toegestuurd. De advocaat heeft daar vervolgens op geantwoord.
• CFK heeft uitgevoerd wat in het definitieve door beide partijen getekende echtscheidingsconvenant is opgenomen over de verdeling van het Deelnemersfonds. CFK heeft deze afspraken correct uitgevoerd.

4. Beoordeling

4.1 De Commissie begrijpt uit de klacht van Consument dat zij vindt dat CFK haar onvoldoende heeft gewezen op de mogelijkheid van een andere verdeling van het Deelnemersfonds, althans ten onrechte heeft aangedrongen op de ‘standaardverdeling’. De standaardverdeling conform artikel 15 lid 7 van het Overbruggingsreglement A gaat uit van een gelijke verdeling (50%) van het uitsluitend tijdens het huwelijk opgebouwde deel van het vermogen in het Deelnemersfonds. Consument stelt echter dat er in eerste instantie tussen haar en haar
ex-echtgenoot welwillendheid bestond om de gehele gemeenschap gelijk te verdelen en dus ook een gelijke verdeling van het gehele vermogen in het Deelnemersfonds.

4.2 Het is in het onderhavige geval echter niet gebleken of aannemelijk geworden dat CFK zich als adviseur heeft opgesteld, dat zij Consument foutief heeft geïnformeerd of dat CFK jegens Consument onrechtmatig heeft gehandeld.

4.3 Uit de overgelegde stukken blijkt niet dat (de medewerker van) CFK Consument heeft geadviseerd of van onjuiste informatie heeft voorzien. De stelling van Consument dat zij zich na contact met CFK over de verdeling van het Deelnemersfonds overmand heeft gevoeld door de autoriteit en door het vertrouwen van het juist handelen van het CFK, is mede gelet op de betwisting door CFK van die stelling, onvoldoende om enige (advies)aansprakelijkheid bij CFK aan te nemen.

CFK heeft haar immers niet van advies voorzien, maar alleen een (pro forma) berekening opgesteld volgens het in het (concept) echtscheidingsconvenant opgenomen artikel (artikel 12 A) met betrekking tot de verdeling van het Deelnemersfonds en CFK heeft de berekeningswijze desgevraagd (telefonisch) aan Consument toegelicht.

4.4 Uit artikel 15 lid 10 van het Overbruggingsreglement A blijkt overigens dat een afwijkende regeling wel mogelijk was. Het is voorts niet gebleken of aannemelijk geworden dat CFK een andere verdeling dan de ‘standaardverdeling’ van het Deelnemersfonds heeft geblokkeerd of onmogelijk heeft gemaakt. CFK heeft bovendien gewezen op een aan Consument verzonden e-mail van 1 september 2014 en een brief van 16 september 2014 waarin is opgenomen dat de wijze waarop het Deelnemersfonds gesplitst gaat worden afhankelijk is van hetgeen partijen daarover in het echtscheidingsconvenant hebben opgenomen.

4.5 Het echtscheidingsconvenant, dat kennelijk met advies en door bemiddeling van een gezamenlijk ingeschakelde advocaat tot stand is gekomen, is een overeenkomst tussen Consument en haar ex-echtgenoot waarbij CFK geen partij is. CFK heeft alleen een verantwoordelijkheid als uitvoerder, om de gemaakte afspraken over de verdeling van het Deelnemersfonds correct uit te voeren. Niet gebleken is dat CFK daarin tekort is geschoten.

4.6 De vordering van Consument dient dan ook te worden afgewezen.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

De uitspraak heeft de vorm van een niet-bindend advies. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. U kunt de zaak nog wel aan de rechter voorleggen.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak