Mijn Kifid

Uitspraak 2017-678 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-678
(mr. E.L.A. van Emden, voorzitter, prof. dr. A. Buijs, J.C. Buiter, leden en
mr. D.M.A. Gerdes, secretaris)

Klacht ontvangen op : 23 oktober 2015
Ingediend door : Consument
Tegen : ING Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen de bank
Datum uitspraak : 12 oktober 2017
Aard uitspraak : bindend advies

Samenvatting

Execution only. Volgens de belegger wijkt het rendement op de participaties in drie fondsen sterk af van het gemiddelde rendement vermeld in de fact sheets van die fondsen. Naar het oordeel van de Commissie is er geen grond voor schadevergoeding. Voor het waardeverloop van de beleggingen zijn de overgelegde fondsenstaten bepalend; er zijn geen aanwijzingen dat de bedragen daarin onjuist zijn. Dat het rendement afwijkt van het gemiddelde rendement in de fact sheets, is verklaarbaar, onder meer omdat het rendement in de fact sheets betrekking heeft op een andere periode.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

• het door Consument ingediende klachtformulier met bijlagen,
• de brief van de bank van 29 maart 2016,
• de e-mail van Consument van 25 april 2016,
• de e-mail van Consument van 29 april 2016,
• de e-mail van Consument van 21 mei 2016,
• de e-mail van Consument van 4 juni 2016,
• de e-mail van Consument van 26 september 2016,
• de e-mail van Consument van 4 oktober 2016,
• de brief van Consument van 29 oktober 2016,
• de e-mail van Consument van 3 januari 2017, waarin Consument mededeelt dat hij de uitspraak van de Commissie als bindend aanvaardt, en
• de e-mail van de bank van 2 maart 2017.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies en dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak zal daarom op grond van de stukken worden beslist.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 Consument is door zijn grootvader in diens testament aangewezen als erfgenaam.

In het testament is bepaald dat de nalatenschap van Consument – destijds minderjarig – onder bewind wordt gesteld tot de dag waarop hij 23 jaar wordt en is mevrouw
[Naam bewindvoerster] aangewezen als bewindvoerster (hierna: de bewindvoerster).

2.2 De grootvader van Consument is in 1998 overleden. Het vermogen dat Consument van hem heeft geërfd, is door de bewindvoerster belegd in het ING Obligatie Fonds (hierna: het Obligatiefonds), het ING Dutch Fund (hierna: het Dutch Fund) en het ING Global Fund (hierna: het Global Fund), aangehouden op een beleggingsrekening bij de bank.

2.3 Het bewind is geëindigd in november 2014, toen Consument 23 jaar werd.

2.4 Door beide partijen zijn fondsenstaten overgelegd. Daaruit blijkt dat de waarde van de beleggingen van Consument zich als volgt heeft ontwikkeld (hieronder vermeld in gehele eurobedragen, tenzij weergegeven als bedrag in NLG):

Obligatiefonds Dutch Fund Global Fund
24 juli 1998 NLG 6.928 NLG 9.950 NLG 6.928
4 januari 1999 3.292 4.118 3.011
31 december 1999 3.441 5.174 4.192
30 maart 2001 3.863 4.660 3.663
31 december 2002 3.586 2.760 2.283
31 december 2003 3.288 2.892 2.452
31 december 2004 3.235 2.998 2.532
31 december 2005 3.518 3.920 3.190
31 december 2006 3.303 4.464 3.386
31 december 2007 3.220 4.801 3.363
31 december 2008 3.419 2.417 1.981
31 december 2009 3.668 3.347 2.716
28 oktober 2014 4.420 3.786 4.282

2.5 De bank heeft een document overgelegd waarin het cliëntprofiel per 31 december 2009 wordt vermeld – te weten: een ‘Groei Profiel (offensief) – en de daarvoor geldende bandbreedten van 30% vastrentend en 70% aandelen.

3. Vordering, klacht en verweer

3.1 Consument vordert dat de bank wordt veroordeeld tot vergoeding van zijn schade, door hem begroot op € 20.000. Aan zijn vordering legt hij ten grondslag dat de bank toerekenbaar is tekortgeschoten, doordat zijn belegde vermogen in een periode van zeventien jaar is gegroeid van € 10.800 euro naar een bedrag van ongeveer € 12.500 terwijl een aanzienlijk groter rendement is vermeld in de fact sheets van de fondsen waarin Consument heeft belegd.

3.2 De bank heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

4. Beoordeling

4.1 Kern van de klacht is dat volgens Consument zijn beleggingen slechts bescheiden in waarde zijn gestegen en dat de bank op die grond schade moet vergoeden.

4.2 In die stelling kan Consument kan niet worden gevolgd. Uit de overgelegde fondsenstaten (zie overweging 2.4) blijkt het waardeverloop van de participaties van Consument in het Obligatiefonds, het Dutch Fund en het Global Fund; er zijn geen aanwijzingen dat de bedragen in die fondsenstaten onjuist zijn. Dit wordt niet anders door het feit dat in de overgelegde fact sheets een hoger rendement per jaar wordt vermeld (een nettorendement van respectievelijk 6,17%, 3,08% en 6,18% per jaar). Bij de percentages in de fact sheets staat immers ‘since inception’, wat betekent dat het gemiddelde rendement over de gehele periode sinds oprichting van het fonds wordt weergegeven. Dat het rendement op de participaties van Consument aanzienlijk daarvan afwijkt is verklaarbaar omdat dit over een andere periode moet worden berekend, namelijk de periode vanaf de aankoop van de participaties door Consument; ten tijde van die aankoop lag de koers van de participaties een stuk hoger dan ten tijde van oprichting van de fondsen.

4.3 Consument stelt dat hij, in de zeventien jaar waarin hij deze beleggingen aanhield, nooit overzichten van de bank heeft ontvangen. In haar verweer heeft de bank erop gewezen dat de bewindvoerster jaarlijks rekening en verantwoording aan de rechtbank diende af te leggen. Bij dit geschilpunt is van belang dat Consument op verzoek van de Commissie bij de rechtbank de door de bewindvoerster ingediende stukken heeft opgevraagd. Uit de fondsenstaten die Consument vervolgens van de rechtbank heeft ontvangen en overgelegd, blijkt dat het door de bank gehanteerde adres van de cliënt hetzelfde is als het adres van de bewindvoerster (vermeld in het testament van de grootvader van Consument, zie de bijlagen bij het verweerschrift). Het moet daarom ervoor worden gehouden dat de bank de fondsenstaten en andere correspondentie over de beleggingen van Consument naar het adres van de bewindvoerster heeft gezonden.

4.4 Voor zover Consument in zijn klacht heeft bedoeld te stellen dat de bij de bank aangehouden beleggingen niet passend waren, kan ook deze stelling niet leiden tot het toewijzen van schadevergoeding. Uit de stukken blijkt immers dat tussen Consument en de bank een beleggingsrelatie op basis van execution only heeft bestaan. Bij die vorm van effectendienstverlening ligt de keuze van de aan te kopen beleggingen bij de belegger (in dit geval Consument, tot november 2014 vertegenwoordigd door de bewindvoerster), in die zin dat de belegger zelfstandig en zonder voorafgaand advies beleggingsbeslissingen neemt en de beleggingsonderneming (in dit geval de bank) de opdrachten van de belegger uitvoert. Dat de bank in dit opzicht is tekortgeschoten, is dan ook niet gebleken.

4.5 Gezien het voorgaande is niet gebleken dat de bank jegens Consument is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen. De vordering van Consument zal daarom worden afgewezen.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het reglement.

Bekijk de volledige uitspraak