Mijn Kifid

Uitspraak 2017-734 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-734
(mr. A.W.H. Vink, voorzitter, mr. R.J. Verschoof en mr. dr. S.O.H. Bakkerus, leden
en M.H.P. Leijendekker, secretaris)

Klacht ontvangen op : 21 december 2016
Ingediend door : Consument
Tegen : Unigarant N.V., gevestigd te Hoogeveen, verder te noemen Verzekeraar
Datum uitspraak : 31 oktober 2017
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

Motor is gestolen vanuit de bedrijfsloods van Consument. Verzekeraar is niet tot uitkering overgegaan, waarover hij een klacht heeft ingediend. De GC constateert dat Consument de motor voor een vriend van hem heeft gekocht. Niet is vast komen te staan dat Verzekeraar hiermee heeft ingestemd. De slotsom is dan ook dan Consument geen verzekerd belang heeft bij de motor. De vordering van Consument dient te worden afgewezen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken (inclusief bijlagen):

• Het door Consument ingediende klachtformulier inclusief aanvullende stukken;
• het verweerschrift van Verzekeraar;
• de repliek van Consument;
• de dupliek van Verzekeraar.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 4 september 2017 en zijn aldaar verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 Consument heeft een gevelrestauratiebedrijf en voert werkzaamheden uit vanuit een bedrijfspand.

2.2 Op 29 oktober 2010 heeft Consument in [plaatsnaam] een motor gekocht. Dit betreft een [type] van het merk [X], met kenteken [Y] (hierna: de motor).

2.3 Consument heeft op 2 november 2010 via zijn tussenpersoon voor de motor een aanvraag voor een motorverzekering bij Verzekeraar ingediend. Op het aanvraagformulier staat Consument (in zijn hoedanigheid van verzekeringnemer) vermeld als de regelmatige bestuurder.

2.4 Op 3 oktober 2012 heeft Consument de motor op naam van een derde laten registreren (hierna: de Derde). De reden van deze andere tenaamstelling was dat voor het [soort]bedrijf van Consument een faillissement dreigde en Consument de motor buiten de faillissementsboedel wilde houden.

2.5 Op vrijdag 25 maart 2016 is de motor tussen 04:00 en 16:00 gestolen uit het bedrijfspand, tezamen met enkele gereedschappen van Consument. Met het schadeformulier van
1 april 2016 heeft Consument de diefstal van de motor bij Verzekeraar gemeld. Op dit schadeformulier heeft Consument aangegeven dat de Derde en niet hijzelf de eigenaar van de motor is. Verder valt te lezen dat Consument ook niet de regelmatige bestuurder van de motor is, maar dat dit een vriend en medewerker van Consument (hierna: P) is. Blijkens het schadeformulier stond de motor ten tijde van de diefstal in een afgesloten bedrijfspand met een stuurslot en een kettingslot op slot. Verder staat op het schadeformulier vermeld dat het cilinderslot aan de voordeur van het bedrijfspand bij de inbraak is geforceerd en dat er sleepsporen en zichtbare braakschade in het bedrijfspand aanwezig waren. P is blijkens het schadeformulier zijn sleutels circa 2,5 jaar geleden kwijtgeraakt.

2.6 Op 29 maart 2016 heeft Consument namens de Derde bij de politie aangifte van diefstal gedaan. In het proces-verbaal van aangifte is vermeld dat het bedrijfspand een alarm had, maar dat dit alarm volgens Consument ten tijde van de diefstal vermoedelijk niet was ingeschakeld.

2.7 Verzekeraar heeft op 18 mei 2016 aan een schade-expert de opdracht gegeven de toedracht van de schade te onderzoeken. De schade-expert heeft in het onderzoeksrapport onder meer het volgende geconcludeerd:

“13. Resume/Slotopmerkingen
Verzekeringnemer heeft geen eigendomsbelang bij de motorfiets.
(…)
In dit stadium valt het te betwijfelen of de verdwijning van de [X] onder de opgegeven omstandigheden is gestolen.”

2.8 Bij brief van 5 augustus 2016 heeft Verzekeraar de schadeclaim van Consument afgewezen. Consument heeft laten weten zich hiermee niet te kunnen verenigen.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert vergoeding van de schade, alsmede excuses van Verzekeraar voor zijn werkwijze en de werkwijze van de schade-expert.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag. Verzekeraar is op basis van de verzekeringsovereenkomst gehouden de waarde van de motor – conform de verzekeringsovereenkomst – te vergoeden. Consument voert hiertoe de volgende argumenten aan.
• Consument heeft de motor niet voor zichzelf gekocht maar voor zijn vriend en medewerker P. P had in 2010 in verband met voor Consument verrichte werkzaamheden nog salaris te goed, maar stond destijds onder bewind en kon in verband daarmee niet zelf over geld beschikken en een motor aanschaffen of op zijn naam hebben staan. Bij wijze van betaling van het achterstallig salaris heeft Consument de motor voor P gekocht en deze op naam van Consument laten registreren. P was volgens Consument evenwel de eigenaar van de motor en degene die ook op de motor reed.
• Consument heeft de motor ook via zijn assurantietussenpersoon op zijn eigen naam verzekerd, aangezien het kenteken op dat moment ook op zijn naam stond. Voordat Consument de verzekeringsaanvraag voor de motor van P op eigen naam deed, heeft een medewerker van Verzekeraar hiervoor goedkeuring gegeven.
• Er is wel degelijk sprake van braaksporen. Zo lag er na de diefstal slijpsel op de grond, zijn er sleepsporen aangetroffen in het bedrijfspand, is het alarmkastje beschadigd, is het hangslot van de kantine in het bedrijfspand geforceerd. Het beschadigde cilinderslot was reeds vervangen toen de expert van Verzekeraar het pand bezocht.
• Consument heeft door het nemen van meerdere preventiemaatregelen, zoals het aanleggen van een alarmsysteem, het afsluiten van de bedrijfsruimte en het zetten van een dubbel slot op de motor voldoende voorzichtigheid betracht.
• Het verlies van de sleutels door P heeft niet geleid tot schade. Ook overigens is Consument niet onvoorzichtig omgegaan met de motor.

Verweer Verzekeraar
3.3 Verzekeraar heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

4. Beoordeling

4.1 Verzekeraar heeft als verststrekkend verweer aangevoerd dat Consument geen verzekerd belang heeft bij de motor, nu deze kennelijk eigendom is van P en Verzekeraar er bij het afsluiten van de verzekering niet mee heeft ingestemd de belangen van P te verzekeren. In artikel 7:946 van het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat een schadeverzekeringsovereenkomst – zoals hier aan de orde – slechts de belangen van de verzekeringnemer dekt, tenzij anders is overeengekomen.

4.2 In deze procedure is vast komen te staan dat Consument de motor in 2010 voor P heeft gekocht. De Commissie leidt hieruit af dat P op dat moment eigenaar van de motor is geworden. Hieruit volgt dat Consument zelf geen verzekerbaar belang heeft bij de motor. Als gevolg van de diefstal van de motor lijdt immers P en niet Consument schade.

4.3 Vervolgens is dan aan de orde of, zoals Consument stelt en Verzekeraar betwist, Verzekeraar bij het afsluiten van de verzekering ermee heeft ingestemd dat voor de motor van P op naam van Consument een verzekering zou worden afgesloten.

Consument heeft in dat kader aangevoerd dat zijn assurantietussenpersoon telefonisch contact heeft opgenomen met een medewerker van Verzekeraar, hem de situatie heeft uitgelegd en dat deze medewerker toen mondeling ermee heeft ingestemd dat de verzekering voor de motor van P door en op naam van Consument zou worden afgesloten. Verzekeraar heeft deze stelling ter zitting gemotiveerd betwist en gesteld dat daarvan bij haar niets bekend is en dat deze constructie ook niet terug te vinden is op het aanvraagformulier van de verzekering. Integendeel, op het aanvraagformulier is juist vermeld dat Consument de regelmatige bestuurder van de motor zou zijn. Verzekeraar heeft verder betoogd dat het afsluiten van een verzekering ten behoeve van een motor die aan een ander toebehoort in strijd is met het door hem gehanteerde acceptatiebeleid en dat een eventuele afwijking hiervan uitdrukkelijk op het polisblad zou worden vermeld, wat hier niet is gebeurd. Bovendien zou dan vermeld moeten zijn wie wél de eigenaar van de motor was en ook wie de regelmatig bestuurder zou zijn.

4.4 De Commissie stelt voorop dat uit artikel 7:956 BW volgt dat nu Consument zich erop beroept dat bij het afsluiten van de verzekering met Verzekeraar is overeengekomen dat in dit geval de verzekering voor de motor van P door en op naam van Consument zou worden afgesloten, tegenover de gemotiveerde betwisting door Verzekeraar op Consument de bewijslast van zijn stelling rust. Consument heeft naast de mededelingen van zijn assurantietussenpersoon, geen concreet bewijs voor het bestaan van de door hem gestelde van zowel de tekst van het aanvraagformulier als het polisblad afwijkende afspraak met Verzekeraar bijgebracht. Naar het oordeel van de Commissie heeft Consument in het licht van de gemotiveerde betwisting door Verzekeraar onvoldoende bewijs geleverd om als vaststaand aan te nemen dat Verzekeraar in 2010 er mee heeft ingestemd dat de verzekering voor de motor van P door en op naam van Consument zou worden afgesloten.

4.5 De slotsom is dat Consument geen verzekerd belang heeft bij de motor en Verzekeraar alleen al daarom niet gehouden kan worden tot uitkering van schade over te gaan. Wat Verzekeraar meer of anders heeft aangevoerd kan dan verder onbesproken blijven. De vordering van Consument zal worden afgewezen.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak