Mijn Kifid

Uitspraak 2017-763 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-763
(mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. C.I.S. Dankelman, secretaris)

Klacht ontvangen op : 27 maart 2017
Ingediend door : Consument
Tegen : ABN AMRO Hypotheken Groep B.V., h.o.d.n. Florius, gevestigd te Amsterdam,
verder te noemen de Bank
Datum uitspraak : 15 november 2017
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

Invoeren opslag op het rentetarief van een hypothecaire geldlening. De Commissie overweegt dat het de Bank in beginsel vrijstaat haar beleid te wijzigen, indien zij daarmee binnen de grenzen van de wet en de normen van redelijkheid en billijkheid blijft. Nu de Bank haar beleid op dit punt voor al haar particuliere hypotheekklanten heeft gewijzigd, is er voor de Commissie geen aanleiding om te concluderen dat de Bank dat gewijzigde beleid niet op de met Consument overeengekomen geldlening zou mogen toepassen. Voorts zijn geen omstandigheden gesteld of gebleken die maken dat deze beleidswijziging strijdig is met de wet of de maatstaven van redelijkheid en billijkheid. De Commissie wijst de vordering af.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

• het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier met bijlagen;
• het verweerschrift van de Bank;
• de repliek van Consument;
• de dupliek van de Bank.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

De Commissie is van oordeel dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak zal daarom op grond van de stukken worden beslist.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 Consument en zijn partner hebben in 2008 een hypothecaire geldlening (hierna: ‘geldlening’) afgesloten bij Direktbank Woninghypotheken (hierna: ‘Direktbank’). De geldlening bestaat uit twee leningdelen, te weten een spaarhypotheek met een hoofdsom van € 150.000,– (hierna: ‘Leningdeel 1’) en een aflossingsvrije hypotheek met een hoofdsom van € 50.000,– tegen een rentepercentage van 1,75 % met een rentevastperiode van 1 jaar (hierna: ‘Leningdeel 2’).

2.2 Op 6 februari 2017 is de geldlening overgegaan van Direktbank naar de Bank. De Bank heeft Consument, voor zover relevant, als volgt bericht:

“Wat verandert er voor u?
De hypotheken van Direktbank Woninghypotheken hebben een Florius-naam gekregen, namelijk Florius Profijt 12. Ook zijn de lening(deel)nummers gewijzigd. Hieronder vindt u het overzicht van uw leningdelen.

Uw voorwaarden, de rentevastperiode en het rentepercentage veranderen door de overgang niet. De levensverzekering die aan uw lening is gekoppeld is niet veranderd.”

2.3 Vanwege het aflopen van de rentevastperiode van Leningdeel 2 op 1 juni 2017 heeft de Bank Consument op 17 februari 2017 een renteaanbod toegezonden. Het door de Bank aangeboden rentetarief behorend bij een rentevastperiode van 1 jaar bedraagt 2,1%. Consument heeft hiervoor gekozen.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert dat de Bank wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van
€ 3.500,–, zijnde het verschil van 0,3% tussen het rentetarief van de Bank en Direktbank gedurende de resterende looptijd van de geldlening.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag. De Bank is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenissen uit de geldlening. Consument voert hiertoe de volgende argumenten aan.
• de Bank heeft bij renteherziening van Leningdeel 2 een hoger rentetarief aangeboden dan het rentetarief dat Direktbank hanteert. Dit is in strijd met haar brief van 6 februari 2017, waarin zij heeft aangegeven dat de voorwaarden, de rentevastperiode en het rentepercentage na de overgang niet zouden veranderen. Consument mag niet het slachtoffer zijn van de overgang van de Bank, waar hij niet om gevraagd had, en de hypotheek;
• de argumenten van de Bank om een opslag in rekening te brengen bij een aflossingsvrije hypotheek zijn niet valide. In de overeenkomst is niet opgenomen dat de Bank hiertoe gerechtigd is;
• het zonder betaling van een boete oversluiten van de geldlening is niet mogelijk; de Bank zou ruim € 13.000,– aan vergoeding voor vervroegde aflossing in rekening brengen.

Verweer van de Bank
3.3 De Bank heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
• na overname van de geldlening is het rentebeleid van de Bank leidend en de Bank heeft de vrijheid, binnen de redelijkheid en billijkheid, haar eigen tarievenbeleid te voeren;
• het renteverschil van 0,3% bestaat enerzijds uit een rentestijging van 0,1% en anderzijds uit een renteopslag van 0,2% die wordt gehanteerd op een aflossingsvrije hypotheek.

Wanneer het label Direktbank was zou blijven bestaan, zou de opslag ook voor leningen van Direktbank zijn ingevoerd. Deze opslag wordt ook gehanteerd bij een hypothecaire geldlening afgesloten bij ABN AMRO hypotheken Groep B.V.

4. Beoordeling

4.1 In het onderhavige geval is de vraag aan de orde of de Bank gerechtigd was om bij renteherziening van Leningdeel 2 een opslag op het rentetarief in te voeren.
4.2 De bij Consument in rekening gebrachte risico-opslag van 0,2% is per 1 juni 2017 door de Bank ingevoerd. Deze wijziging vindt haar grondslag in een door de Bank doorgevoerde wijziging in haar beleid over de indeling in risicocategorieën en de daarbij behorende risico-opslagen. De Bank heeft Consument middels de brief van 17 februari 2017 vooruitlopend op het aflopen van het rentecontract per 1 juni 2017 een rentevoorstel gedaan op basis van dit nieuwe beleid. De Bank heeft uiteengezet waarom zij haar beleid heeft gewijzigd en verder toegelicht dat dit beleid, indien het label was voortgezet, ook bij Direktbank zou zijn ingevoerd.
4.3 De Commissie overweegt dat het de Bank in beginsel vrijstaat haar beleid te wijzigen, indien zij daarmee binnen de grenzen van de wet en de normen van redelijkheid en billijkheid blijft. Nu de Bank haar beleid op dit punt voor al haar particuliere hypotheekklanten heeft gewijzigd, is er voor de Commissie geen aanleiding om te concluderen dat de Bank dat gewijzigde beleid niet op de met Consument overeengekomen geldlening zou mogen toepassen. Voorts zijn geen omstandigheden gesteld of gebleken die maken dat deze beleidswijziging strijdig is met de wet of de maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Hierbij wordt nog opgemerkt dat Consument niet heeft weersproken dat 0,1% van het gewijzigde rentepercentage betrekking heeft op een rentestijging.
4.4 Dat Consument eerder van de Bank heeft vernomen dat door de overgang van de geldlening van Direktbank naar de Bank niets zou veranderen aan de voorwaarden, de rentevastperiode en het rentepercentage maakt bovenstaande niet anders. De Bank heeft uitvoering gegeven aan de door Consument met Direktbank overeengekomen rentevastperiode en het daarbij behorende rentetarief. Na het aflopen van een rentevastperiode stond het de Bank vrij om te bepalen onder welke condities zij de geldlening met Consument wenst voort te zetten. Consument is dan ook niet, zoals hij heeft gesteld, als slachtoffer van de overgang van de Direktbank naar de Bank te beschouwen.
4.5 Consument wijst verder op een tweetal uitspraken van de Geschillencommissie (GC KIFID nr. 2017-362 en nr. 2017-364). Deze uitspraken zien op de door de betreffende geldverstrekker gehanteerde variabele opslag op het Euribor-tarief bij een hypothecaire geldlening en niet op de in een vaste hypotheekrente opgenomen risico-opslag. Deze uitspraken zijn om die reden bij de beoordeling van het onderhavige geschil niet van belang.
4.6 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, wordt de vordering van Consument
afgewezen.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak