Mijn Kifid

Uitspraak 2017-867 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-867
(prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. D.P. van Strien, secretaris)

Klacht ontvangen op : 24 april 2017
Ingediend door : Consument
Tegen : Achmea Pensioen- en Levensverzekeringen N.V., gevestigd te Apeldoorn, verder
te noemen Verzekeraar
Rabobank Nederland N.V., gevestigd te Utrecht, verder te noemen
Tussenpersoon
Datum uitspraak : 22 december 2017
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

De verzekering die Consument is aangegaan dient ter aflossing van een hypothecaire geldlening. Consument wist bij het afsluiten van de verzekering welk bedrag hij op de einddatum, of bij eerder overlijden zou ontvangen en welke premie – waarvoor een deel bestemd was voor de dekking van het overlijdensrisico en voor de bestrijding van de door verzekeraar gemaakte kosten – hij hiervoor bij aanvang verschuldigd was. Ook wist hij dat de premie op een nader moment in de toekomst kon stijgen of dalen en van welke omstandigheid deze stijging of daling afhankelijk was. Consument heeft kunnen afwegen of hij de verschuldigde premie voor het gegarandeerde eindbedrag bereid was te betalen en heeft met deze verhouding tussen premie en prestatie ingestemd. De met de verzekering gemoeide kosten en overlijdensrisicopremies zijn in het eindkapitaal verdisconteerd. Om deze reden hoefde Verzekeraar niet te specificeren welk deel van de premie zou worden besteed aan kosten of aan overlijdensrisicopremies. Zie onder meer GC Kifid 2012-265, 2015-038 en 2016-097. Ook in de rechtsverhouding met Tussenpersoon is Consument geïnformeerd over de essentiële kenmerken van de verzekering. In bepaalde gevallen kan van Tussenpersoon worden verwacht dat deze voldoende gegevens verstrekt ter motivering van zijn betwisting van de stelling van Consument teneinde Consument aanknopingspunten voor eventuele bewijslevering te verschaffen, nu de feiten zich hebben afgespeeld ‘in het domein’ van Tussenpersoon. Dit betreft de verzwaarde motiveringsplicht. Zie bijvoorbeeld GC Kifid 16 maart 2015, GC 2015-083. Voor een verzwaarde motiveringsplicht is in het onderhavige geval geen ruimte. Daartoe is onder meer van belang dat het advies om een overlijdensrisicoverzekering ter hoogte van € 100.000 af te sluiten, passend kan zijn geweest.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken met de daarbij behorende bijlagen:

• het door Consument ingediende klachtformulier;
• het verweerschrift van Verzekeraar;
• het verweerschrift van Tussenpersoon;
• de reactie van Consument op deze verweerschriften;
• de aanvulling van Consument op deze reactie;
• de dupliek van Verzekeraar; en
• de dupliek van Tussenpersoon
De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

De klachten tegen Verzekeraar en Tussenpersoon lenen zich voor gevoegde behandeling. De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaken mondeling te behandelen. De zaken kunnen daarom op grond van de stukken worden beslist.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 Met ingangsdatum van 1 oktober 2006 heeft Consument met tussenkomst van Tussenpersoon een hypothecaire geldlening afgesloten. Deze bestond uit twee aflossingsvrije delen, van € 11.500 en van € 111.773 en uit een zogenoemde SpaarZeker Hypotheek ter hoogte van € 87.027. Aan deze SpaarZeker Hypotheek was een bij Verzekeraar afgesloten levensverzekering gekoppeld, de SpaarZeker Verzekering. De ingangsdatum van de verzekering is 1 augustus 2006 en de einddatum is 1 oktober 2026. De polis van de verzekering is geadministreerd onder polisnummer [X]. De Verzekering is afgesloten onder personeelscondities.

2.2 Verzekerd bij leven op de einddatum is een bedrag van € 60.000. Bij overlijden van Consument, dan wel zijn echtgenote voor de einddatum wordt een bedrag van € 100.000 uitgekeerd, of – voor zover dit bedrag hoger is – 110% van het spaartegoed. De premie voor de verzekering bedraagt € 308,37 per maand. De verzekering is blijkens het polisblad verbonden met de hypothecaire geldlening die Consument is aangegaan en is verpand aan Tussenpersoon.

2.3 Op de verzekering zijn de Algemene voorwaarden ALG06 en de Productvoorwaarden SZV06 van toepassing.

2.4 Blijkens de offerte d.d. 3 augustus 2006 zouden 240 premies van € 350,90 per maand verschuldigd zijn voor de verzekering. Op basis van een gehanteerd rendement van 5% zou deze inleg leiden tot een eindkapitaal van € 60.000. Deze gehanteerde rente zou blijkens de offerte voor 10 jaar worden vastgezet. Het beoogd eindkapitaal en de verschuldigde premie zijn eveneens opgenomen op het op 16 augustus 2006 ondertekende aanvraagformulier. Op dit aanvraagformulier is verder de aanvullende overlijdensrisicodekking van € 100.000 op de levens van Consument en zijn echtgenote opgenomen.

2.5 In de voorwaarden SZV06 is ten aanzien van de vaststelling van de premie de volgende passage opgenomen:
“(…)
De premie wordt vastgesteld aan de hand van de looptijd van de verzekering en het beoogde eindkapitaal. Het eindkapitaal is het spaartegoed op de einddatum van de verzekering. (…)

Als gevolg van renteaanpassingen, extra stortingen en extra aflossingen passen wij de premie aan op iedere datum die een of meer volle jaren ligt na de ingangsdatum van de verzekering.
Aanpassen van de premie gebeurt zodanig dat op de einddatum van de verzekering het beoogde eindkapitaal wordt bereikt. (…)”

2.6 Ten aanzien van de maandelijkse verrekeningen is opgenomen:
“(…)
Elke maand voor het eerst op de ingangsdatum, verrekenen wij met het spaartegoed
– een maandelijks vastgestelde risicopremie voor de uitkering(en) bij overlijden,
– een bedrag voor kosten. Deze kosten staan vermeld op uw polis. De hoogte van de kosten is afhankelijk van de duur van de verzekering dan wel de hoogte van de premie. Een duurverlenging of premieverhoging kunnen een verhoging van de kosten tot gevolg hebben.
(…)”

2.7 In de productinformatie over de SpaarZeker Verzekering zijn onder meer de volgende passages opgenomen:
“(…)
Dit product is een levensverzekering. Het doel van de SpaarZeker Verzekering is het opbouwen van een kapitaal dat tot uitkering komt bij in leven zijn van de verzekerde(n) op de einddatum. Dit kapitaal wordt volledig opgebouwd door te sparen op de SpaarZeker-rekening. De rentevergoeding op deze rekening is gelijk aan de rente die u betaalt over uw SpaarZeker Hypotheek.
Bij overlijden van een verzekerde tijdens de looptijd van de verzekering volgt een uitkering. (…)
Met de uitkering uit de verzekering wordt, bij in leven zijn op de einddatum of bij overlijden voor de einddatum, de SpaarZeker Hypotheek in beginsel geheel of gedeeltelijk afgelost.

U betaalt maandelijks de premie. Deze premie wordt (na aftrek van kosten) gestort op de SpaarZeker rekening. De hoogte van de premie is afhankelijk van het kapitaal dat op de einddatum moet worden uitgekeerd, de rentevergoeding, de hoogte van de overlijdensrisicoverzekering en eventueel de verzekering voor premievrijstelling bij medische arbeidsongeschiktheid.

(…)

Deze verzekering kent een gegarandeerde uitkering, dat wil zeggen dat de uitkering op de einddatum vast staat.

Wijziging in de SpaarZeker Verzekering en tussentijds aanpassen van de premie
Bij aanvang van de verzekering geeft u aan wat de hoogte van de uitkering moet zijn op de einddatum. Daarom kunnen wijzigingen in uw verzekering consequenties hebben voor uw maandelijkse premie. Want u wilt tenslotte het kapitaal uitgekeerd hebben wat u aan het begin van de looptijd heeft afgesproken. Zo heeft u de zekerheid dat u met dit kapitaal (een gedeelte van) de lening kunt aflossen.

Bijvoorbeeld als de rente van de SpaarZeker Hypotheek wordt verlaagd of als u een aanvullende dekking toevoegt of verhoogt. Er wordt in dat geval minder van uw premie gespaard. Om toch het gewenste kaptiaal op te kunnen bouwen, stijgt uw premie.

(…)

Bij het afsluiten van de SpaarZeker Verzekering verplicht u zich om van 1 augustus 2006 tot en met 1 juli 2026 de maandpremie van EUR 305,90 te betalen.

Voorbeelden van rendementen en kosten
Let op: in de tabel is een kolom “totaal betaalde premies” opgenomen. Met de weergegeven bedragen bouwt u niet alleen kapitaal op, maar betaalt u ook kosten.

Aan het einde van het jaar Totaal betaalde premies Afkoopwaarde bij een
bruto rendement van 5%
1 EUR 3.671,– EUR 2.593,–
3 EUR 11.012,– EUR 7.889,–
5 EUR 18.354,– EUR 13.316,–
10 EUR 38.708,– EUR 27.377,–
15 EUR 55.062,– EUR 42.109,–
20 EUR 73.416,– EUR 60.006,–

(…)

Wat gebeurt er bij overlijden?

Bij overlijden van de verzekerde(n) vóór de einddatum, keren wij 110% van het spaartegoed uit.

U heeft voor [Consument] een aanvullend overlijdenskapitaal van EUR 100.000,– meeverzekerd. Dit is het minimumbedrag dat bij overlijden vóór 1 augustus 2025 van de verzekerde beschikbaar komt. Als 110% van het spaartegoed hoger is, wordt dit uitgekeerd.

U heeft voor [echtgenote van Consument] een aanvullend overlijdenskaptitaal van EUR 100.000,– meeverzekerd. Dit is het minimumbedrag dat bij overlijden vóór 1 augustus 2026 van die verzekerde beschikbaar komt. Als 110% van het spaartegoed hoger is, wordt dit uitgekeerd.
(…)”

2.8 Verzekeraar heeft ieder jaar achteraf een waardeoverzicht van de SpaarZeker Verzekering verstrekt, met daarin opgenomen welk bedrag dat jaar aan premie is betaald, de opgebouwde waarde in de verzekering, de voor de overlijdensrisicoverzekering betaalde premie, de kosten en de rentebijschrijving.

2.9 Met ingang van 31 januari 2010 is Consument uit dienst getreden bij Tussenpersoon. De personeelscondities zijn daarmee komen te vervallen. Verzekeraar heeft aan Consument een gewijzigd polisblad verzonden, met daarop vermeld de nieuwe maandpremie van € 320,14.

2.10 Op 2 maart 2016 heeft Consument de Verzekering beëindigd. Verzekeraar heeft aan Consument een bedrag ter hoogte van € 25.817,80 uitgekeerd. Per dezelfde datum heeft Consument een Rabo OpbouwHypotheek en een daaraan gekoppelde Rabo OpbouwSpaarrekening afgesloten. Door middel van deze OpbouwSpaarrekening wordt een bedrag van € 60.000 opgebouwd. Het uit de SpaarZeker Verzekering uitgekeerde bedrag van € 25.817,80 heeft Consument ingelegd.
Het maandbedrag voor de Rabo OpbouwSpaarrekening vormt na deze inleg € 106,52. De Opbouw Spaarrekening kent geen overlijdensrisicoverzekering. Deze hebben Consument en zijn echtgenote elders afgesloten.

3. Vordering, klacht en verweer

In de procedure tegen Verzekeraar

Vordering Consument
3.1 Consument vordert primair een bedrag ter hoogte van € 14.698,19 vermeerderd met wettelijke rente over elke premiebetaling vanaf datum betaling tot aan de dag der restitutie. Subsidiair vordert Consument een bedrag van € 14.698,19 minus de premie/kosten welke betaald had moeten worden bij een verzekerd kapitaal van € 34.868.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag. Verzekeraar heeft de op hem rustende en jegens Consument in acht te nemen zorgplicht geschonden. Consument voert hiertoe het volgende aan.
• Verzekeraar heeft als aanbieder van het product SpaarZeker Verzekering, verzuimd Consument te informeren dan wel nadrukkelijk te wijzen op de kosten die gemoeid waren met de overlijdensrisicoverzekering binnen de SpaarZeker Verzekering.
• Consument heeft gedwaald over een wezenlijk kenmerk van de Spaarzeker Verzekering en beroept zich op vernietiging van het overlijdensrisicodeel van de overeenkomst.
• Indien wordt vastgesteld dat de overlijdensrisicoverzekering verplicht was binnen de SpaarZeker Verzekering geldt dat het minimaal te verzekeren bedrag € 34.868 vormde. Indien blijkt dat Consument hier op voorhand van op de hoogte is geweest of redelijkerwijs op de hoogte had dienen te zijn, dan moet het te restitueren bedrag worden berekend zoals onder de subsidiaire vordering wordt uiteengezet.

Verweer Verzekeraar
3.3 Verzekeraar heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

In de procedure tegen Tussenpersoon

Vordering Consument
3.4 Consument vordert primair een bedrag ter hoogte van € 14.698,19 vermeerderd met wettelijke rente over elke premiebetaling vanaf datum betaling tot aan de dag der restitutie. Subsidiair vordert Consument een bedrag van € 14.698,19 minus de premie/kosten welke betaald had moeten worden bij een verzekerd kapitaal van € 34.868.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.5 Tussenpersoon is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de met Consument gesloten adviesovereenkomst en heeft de op hem rustende en jegens Consument in acht te nemen zorgplicht geschonden. Consument voert hiertoe het volgende aan.
• Tussenpersoon heeft verzuimd Consument te informeren over de hoogte van de premies/kosten in verband met de overlijdensrisicoverzekering binnen de SpaarZeker Verzekering. De verstrekte productinformatie is juist bewust ontwijkend en vaag opgesteld zodat het onmogelijk is om te kunnen begrijpen welke kosten zijn verbonden aan de overlijdensrisicoverzekering. Indien Consument op voorhand duidelijk was geïnformeerd over zowel de hoogte als de berekeningswijze van de maandelijks te betalen premies/kosten, dan zou Consument het product niet hebben afgenomen. Deze schending van de informatieverplichting is dermate ernstig dat een schadevergoeding ter hoogte van alle betaalde premies voor het overlijdensrisico op zijn plaats is.
• Tussenpersoon verstrekt nog altijd geen eenduidige informatie over het product, de kosten en de structuur.
• Ondanks dat het beleggingsbestanddeel ontbreekt, vormt de SpaarZeker Verzekering zoals deze met Consument is afgesloten een woekerpolis, ofwel een complex product met veel onduidelijkheden en veel te hoge kosten.
• Consument is er niet op gewezen dat het minimaal door middel van een overlijdensrisicoverzekering te verzekeren bedrag € 34.868 bedroeg en niet € 100.000.
• Na de omzetting van de Verzekering naar de Rabo OpbouwSpaarrekening verbaast Consument zich over het grote verschil in maandelijkse inleg, een verschil van meer dan
€ 200 per maand. Daarbij is Consument geschrokken van de omstandigheid dat slechts € 25.715 is opgebouwd in de verzekering, terwijl gedurende de looptijd een premie van
€ 35.739,10 is betaald.
• Consument beschikt niet meer over documentatie uit de periode dat de SpaarZeker Hypotheek is afgesloten en kan zich de details niet exact herinneren. Tussenpersoon beroept zich ter verweer echter op een intern document uit 2005 en overlegt dit niet.
Bij een lopende verzekering is het beroep van Tussenpersoon op een bewaarplicht van 7 jaar niet houdbaar. Voor Consument was enkel duidelijk dat de overlijdensrisicoverzekering een verplicht onderdeel was.
• Tussenpersoon heeft verzuimd te wijzen op het risico dat de premie voor de overlijdensrisicoverzekering dusdanig zou stijgen dat er zou worden ingeteerd op het spaartegoed en het product voortijdig tot een einde zou komen zonder uitkering.

Verweer Tussenpersoon
3.6 Tussenpersoon heeft Verzekeraar heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

4. Beoordeling

4.1 Aan de Commissie ligt de vraag voor of Consument voldoende is geïnformeerd over de kenmerken van de door hem en zijn vrouw in 2006 afgesloten SpaarZeker Verzekering. Consument is van oordeel dat hij had moeten worden geïnformeerd over de hoogte van de premie voor de overlijdensrisicoverzekering. Door de hoogte van deze premie, die niet werd aangewend als inleg, bestaat een groot verschil tussen de betaalde premies en het uiteindelijk in de verzekering opgebouwde kapitaal, aldus Consument.

Ook stelt Consument zich op het standpunt dat hij ten onrechte is geadviseerd een aanvullende overlijdensrisicoverzekering van € 100.000 af te sluiten, terwijl slechts een overlijdensrisicoverzekering met een verzekerd kapitaal van € 34.868 verplicht was.

In de procedure tegen Verzekeraar
4.2 Consument is van oordeel dat Verzekeraar, de aanbieder van het product SpaarZeker Verzekering, zijn zorgplicht heeft geschonden door hem in het geheel niet te informeren over de hoogte van de premie van de overlijdensrisicoverzekering binnen de SpaarZeker Verzekering. De Commissie overweegt hierover als volgt.

4.3 De reikwijdte van de op Verzekeraar rustende informatieplicht is afhankelijk van de financiële dienst die Verzekeraar aanbiedt. In het onderhavige geval heeft Verzekeraar aan Consument na tussenkomst van Tussenpersoon een levensverzekering verstrekt die dient ter aflossing van een hypotheek, die Consument op advies van Tussenpersoon heeft afgesloten.

4.4 Deze verzekering is een levensverzekering, met een vaste einduitkering die wordt uitgekeerd bij in leven zijn van Consument op de einddatum. Bij eerder overlijden wordt eveneens een vast bedrag uitgekeerd. Omdat de verzekering dient ter aflossing van een hypothecaire geldlening, wordt de rentevergoeding op het spaardeel van de premie gekoppeld aan de uit hoofde van de hypothecaire geldlening verschuldigde rente. De einduitkering van de verzekering staat vast, als gevolg waarvan de premieverplichting afhankelijk is van de hypotheekrente. Gaat deze omhoog, dan gaat de verschuldigde premie omlaag en andersom. Consument heeft ervoor gekozen de hypotheekrente 10 jaar vast te zetten, zodat de premieverplichting voor de eerste 10 jaar van de looptijd van de verzekering vaststond.

4.5 Daarmee stonden de prijs die Consument moest betalen (de premie) en de prestatie die Verzekeraar zou leveren (de uit te keren verzekerde bedragen) op voorhand vast. Consument wist bij het afsluiten van de verzekering welk bedrag hij op de einddatum, of bij eerder overlijden zou ontvangen en welke premie – waarvoor een deel bestemd was voor de dekking van het overlijdensrisico en voor de bestrijding van de door verzekeraar gemaakte kosten – hij hiervoor bij aanvang verschuldigd was. Ook wist hij dat de premie op een nader moment in de toekomst kon stijgen of dalen en van welke omstandigheid deze stijging of daling afhankelijk was. Consument heeft kunnen afwegen of hij de verschuldigde premie voor het gegarandeerde eindbedrag bereid was te betalen en heeft met deze verhouding tussen premie en prestatie ingestemd. De met de verzekering gemoeide kosten en overlijdensrisicopremies zijn in het eindkapitaal verdisconteerd. Om deze reden hoefde Verzekeraar bij het afsluiten van de verzekering niet te specificeren welk deel van de premie zou worden besteed aan kosten of aan overlijdensrisicopremies. Verzekeraar behoefde dit evenmin op een later moment te doen. Zie onder meer GC Kifid 2012-265, 2015-038 en 2016-097.

4.6 Over de hierboven genoemde essentiële kenmerken van de verzekering is Consument door middel van de offerte, de bijgeleverde productinformatie, het aanvraagformulier, het polisblad van de verzekering en in de toepasselijke voorwaarden geïnformeerd.
Daarmee heeft Verzekeraar zich op afdoende wijze van zijn informatieverplichting gekweten. Van dwaling omtrent deze kenmerken kan daarom evenmin sprake zijn.

4.7 Consument stelt zich nog op het standpunt dat Verzekeraar hem had moeten waarschuwen voor het risico dat de premie voor de overlijdensrisicoverzekering dusdanig zou stijgen dat er zou worden ingeteerd op het spaartegoed en het product voortijdig tot een einde zou komen zonder uitkering. De verzekering van Consument is echter een garantieproduct en geen beleggingsverzekering, zodat van een inteereffect zoals door Consument gesteld, geen sprake kan zijn. Bij betaling van de verschuldigde premies zal altijd op de einddatum het overeengekomen verzekerde kapitaal worden uitgekeerd. De premie van de overlijdensrisicoverzekering is verdisconteerd in het eindkapitaal.

4.8 De conclusie is dat niet is komen vast te staan dat Verzekeraar de op hem rustende en jegens Consument in acht te nemen zorgplicht heeft geschonden.

In de procedure tegen Tussenpersoon

4.9 Ook aan Tussenpersoon maakt Consument het verwijt dat Tussenpersoon hem in het geheel niet heeft geïnformeerd over de hoogte van de premie van de overlijdensrisicoverzekering binnen de SpaarZeker Verzekering.

4.10 Partijen hebben in de dossierstukken een discussie gevoerd over de vraag of Tussenpersoon Consument en zijn echtgenote al dan niet heeft uitgenodigd voor een onderhoudsgesprek in 2014 en over de advisering die in 2014, 2015 en 2016 heeft plaatsgevonden. Omdat deze discussie verder geen gevolgen heeft voor de beoordeling van de vordering van Consument, zal de Commissie hier niet op ingaan.

4.11 Tussenpersoon is bij het adviseren over en afsluiten van de SpaarZeker Verzekering jegens Consument opgetreden als assurantietussenpersoon. Tussen Consument en Tussenpersoon is daarom sprake van een adviesrelatie. Op de adviseur rust in dit kader een zorgplicht jegens Consument. In de jurisprudentie is die zorgplicht nader uitgewerkt in die zin dat Tussenpersoon jegens Consument de zorg moet betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend tussenpersoon mag worden verwacht (HR 10 januari 2003, NJ 2003, 375, r.o. 3.4.1). Bij de beantwoording van de vraag of Tussenpersoon aan zijn zorgplicht heeft voldaan, geldt onder meer het vereiste dat Tussenpersoon Consument zodanig moet informeren over de aard en inhoud van het product, dat Consument voor het sluiten van de overeenkomst een weloverwogen beslissing kan nemen. Zie GC Kifid 26 september 2017, GC 2017-631.

4.12 Zoals in overweging 4.4 en 4.5 reeds is uiteengezet wordt de SpaarZeker Verzekering gekenmerkt door de omstandigheid dat de prijs en prestatie op voorhand van het afsluiten van de verzekering reeds vaststaan en hoefde Verzekeraar als gevolg daarvan niet te specificeren welk deel van de verschuldigde premies zou worden aangewend als overlijdensrisicopremie. Ditzelfde geldt in de verhouding tussen Tussenpersoon en Consument. Zoals onder 4.6 is overwogen, is Consument in de rechtsverhouding met Verzekeraar geïnformeerd over de essentiële kenmerken van de verzekering.
Daarmee is Consument in het onderhavige geval ook in de rechtsverhouding met Tussenpersoon geïnformeerd over de essentiële kenmerken van de verzekering.

4.13 Consument stelt zich in de procedure tegen Tussenpersoon voorts op het standpunt dat hij had moeten worden gewaarschuwd voor het risico dat de premie voor de overlijdensrisicoverzekering dusdanig zou stijgen dat er zou worden ingeteerd op het spaartegoed en het product voortijdig tot een einde zou komen zonder uitkering. Zoals in overweging 4.7 reeds is toegelicht, vormt de SpaarZeker Verzekering een garantieproduct en geen beleggingsverzekering, zodat van een inteereffect zoals door Consument gesteld, geen sprake kan zijn. Van een woekerpolis of een daarmee vergelijkbaar product, is evenmin sprake.

4.14 Consument heeft zijn verbazing uitgesproken over het grote verschil in maandelijks te betalen premie voor de SpaarZeker Verzekering en de Rabo OpbouwSpaarrekening. Het gaat om een verschil van meer dan € 200 per maand, aldus Consument. De Commissie stelt vast dat inderdaad sprake is van een groot verschil. De producten kunnen echter niet één op één met elkaar worden vergeleken. Zo vormt de Rabo OpbouwSpaarrekening geen verzekeringsproduct zoals de SpaarZeker Verzekering en wordt geen premie betaald voor een aanvullende overlijdensrisicoverzekering van € 100.000 op de levens van Consument en zijn echtgenote. Bovendien geldt dat de omstandigheid dat 10 jaar na het afsluiten van de SpaarZeker Verzekering een voor Consument voordeliger product beschikbaar is gekomen, nog niet meebrengt dat Tussenpersoon bij de advisering in 2006 niet als redelijk handelend en redelijk bekwaam adviseur heeft opgetreden.

4.15 Ten slotte betoogt Consument dat Tussenpersoon hem ten onrechte heeft geadviseerd een aanvullende overlijdensrisicoverzekering van € 100.000 af te sluiten, terwijl slechts een overlijdensrisicoverzekering met een verzekerd kapitaal van € 34.868 verplicht was. Tussenpersoon betwist de stelling van Consument dat slechts een overlijdensrisicoverzekering met verzekerd kapitaal van € 34.868 vereist was. Bij gebreke aan nadere onderbouwing door Consument, moet de Commissie zijn stelling als onvoldoende onderbouwd terzijde stellen.

4.16 Voor zover Consument betoogt dat Tussenpersoon geen overlijdensrisicoverzekering met een verzekerd bedrag ter hoogte van € 100.000 had mogen adviseren, geldt het volgende. De Commissie is van oordeel dat een advies om een overlijdensrisicoverzekering van € 100.000 af te sluiten op zichzelf niet kan worden gekwalificeerd als een advies dat een redelijk handelend en redelijk bekwaam adviseur niet had kunnen geven. De Commissie wijst er in dit verband op dat de totale hypothecaire geldlening die Consument is aangegaan
€ 210.300 bedraagt. Indien Consument behoefte had aan een grote zekerheid, dan kan de keuze voor een hoog verzekerd bedrag passend zijn. Een passend advies leidt niet altijd tot de goedkoopst mogelijke constructie. Zie GC Kifid 9 augustus 2017, GC 2017-365.

4.17 Ingevolge artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering moet degene die zich op de rechtsgevolgen van een stelling beroept, deze stelling met bewijs onderbouwen. Consument stelt zich op het standpunt dat Tussenpersoon ten onrechte een overlijdensrisicoverzekering van € 100.000 heeft geadviseerd.
Het is daarom aan Consument deze stelling met bewijs te onderbouwen. Zowel Tussenpersoon als Consument hebben echter aangegeven dat zij niet meer exact kunnen achterhalen wat er ten tijde van de advisering in 2006 besproken is en hoe is gekomen tot een overlijdensrisicoverzekering van € 100.000. Tussenpersoon beroept zich op een intern document waaruit zou blijken dat in beginsel een overlijdensrisicodekking is overwogen ter hoogte van € 60.000. Tussenpersoon legt dit documenten evenwel niet over en geeft bovendien aan dat hij niet meer kan nagaan waarom op een later moment is besloten de overlijdensrisicodekking te verhogen tot € 100.000. Consument betoogt dat Tussenpersoon is om aan te tonen dat deze zich met betrekking tot de uiteindelijke keuze van Consument voor een overlijdensrisicodekking van € 100.000 als redelijk handelend en redelijk bekwaam adviseur heeft opgesteld.

4.18 In bepaalde gevallen kan van Tussenpersoon worden verwacht dat deze voldoende gegevens verstrekt ter motivering van zijn betwisting van de stelling van Consument teneinde Consument aanknopingspunten voor eventuele bewijslevering te verschaffen, nu de feiten zich hebben afgespeeld ‘in het domein’ van Tussenpersoon. Dit betreft de verzwaarde motiveringsplicht. Zie bijvoorbeeld GC Kifid 16 maart 2015, GC 2015-083. De Commissie oordeelt dat voor een verzwaarde motiveringsplicht in het onderhavige geval geen ruimte is. Van belang voor dat oordeel is dat de Commissie reeds heeft vastgesteld dat een advies om een overlijdensrisicoverzekering ter hoogte van € 100.000 af te sluiten, passend kan zijn geweest. Bovendien heeft Tussenpersoon gemotiveerd gesteld dat hij geen stukken meer in het bezit heeft waaruit zou blijken waarom is besloten om de overlijdensrisicodekking voor de SpaarZeker Verzekering van € 60.000 te verhogen naar € 100.000. De oorzaak daarvan legt Tussenpersoon bij het tijdsverloop sinds het verstrekken van het hypotheekadvies in 2006. De stelling van Consument moet derhalve als onvoldoende onderbouwd terzijde worden gesteld. De Commissie wijst er in dit verband ten slotte op dat Consument ieder jaar achteraf middels de waardeoverzichten van de SpaarZeker Verzekering op de hoogte werd gesteld van de premie die voor de overlijdensrisicoverzekering werd betaald. Indien Consument deze premie te hoog vond in relatie tot de totaal voor de verzekering verschuldigde premie, dan had het op de weg van Consument gelegen om hierover contact op te nemen met Tussenpersoon.

4.19 De conclusie is dat niet is komen vast te staan dat Tussenpersoon toerekenbaar is tekortgeschoten bij de uitvoering van de adviesovereenkomst of dat Tussenpersoon de op hem rustende en jegens Consument in acht te nemen zorgplicht heeft geschonden.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vorderingen af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak