Mijn Kifid

Uitspraak 2018-012 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-012
(mr. R.J. Paris, voorzitter, mr. M.C.M. van Dijk en mr. J.W.M. Lenting, leden en
mr. C.I.S. Dankelman, secretaris)

Klacht ontvangen op : 24 april 2017
Ingediend door : Consument
Tegen : SRLEV N.V., gevestigd te Amstelveen, verder te noemen de Verzekeraar
Datum uitspraak : 8 januari 2018
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

Consument beklaagt zich over de dienstverlening van de Verzekeraar. De Verzekeraar heeft Consument niet geinformeerd over mogelijke negatieve consequenties van het verlengen van de looptijd van de beleggingsverzekering. De Commissie oordeelt dat een dergelijke verplichting in onderhavig geval niet op de Verzekeraar rustte. De vordering wordt afgewezen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

• het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier met bijlagen;
• het verweerschrift van de Verzekeraar;
• de repliek van Consument;
• de dupliek van de Verzekeraar.

De klacht tegen de Verzekeraar is behandeld tezamen met de daarmee samenhangende klacht tegen De Hypothekers Associatie B.V. (dossiernummer [X]). Deze twee klachten zullen worden beoordeeld in twee afzonderlijke uitspraken.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 8 december 2017 en zijn aldaar verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 Consument heeft op 12 juni 1997 een kapitaalverzekering afgesloten bij Stad Rotterdam Verzekeringen. De einddatum is bepaald op 1 juli 2025.

2.2 Consument en zijn echtgenote hebben voor de financiering van een woning per
1 februari 2007 een geldlening afgesloten bij Obvion N.V. De geldlening bestaat uit twee leningdelen. Een aflossingsvrije hypotheek van € 195.500,– en een levenhypotheek van
€ 100.000,–.

Ter meerdere zekerheid voor aflossing is aan de levenhypotheek een beleggingsverzekering gekoppeld.

2.3 De Verzekeraar heeft de financieel adviseur van Consument op 12 maart 2007 bericht dat de levenbeleggingsverzekering op normale voorwaarden is geaccepteerd. De brief vermeldt verder:

2.4 De Verzekeraar heeft op 17 augustus 2007 het polisblad aan Consument verstrekt. Het polisblad vermeldt, voor zover relevant, het volgende:

(…)

2.5 In april 2016 heeft Consument van de Verzekeraar vernomen dat de beleggingsverzekering niet voldoet aan de vereisten die gelden voor een Kapitaalverzekering Eigen Woning (hierna: ‘KEW’). De Verzekeraar heeft Consument op dat moment eveneens geïnformeerd over de eventuele herstelmogelijkheden.

2.6 Op 14 juni 2017 heeft de Verzekeraar contact opgenomen met de rechtsopvolger van Stad Rotterdam Verzekeringen en het premieverleden opgevraagd van de door Consument op
12 juni 1997 afgesloten kapitaalverzekering bij Stad Rotterdam Verzekeringen.
De Verzekeraar heeft deze gegevens op 15 juni 2017 ontvangen en vervolgens alsnog de fiscale voortzetting op de beleggingsverzekering aangetekend.

2.7 De Verzekeraar heeft op 16 juni 2017 een nieuw polisblad voor Consument opgemaakt. Dit polisblad vermeldt dat de beleggingsverzekering is ingegaan op 1 februari 2007, een einddatum kent van 1 februari 2037 en een voortzetting van een kapitaalverzekering met oorspronkelijke ingangsdatum 12 juni 1997 betreft. De waarde van de oorspronkelijke verzekering (€ 11.269,00) is ingebracht in de beleggingsverzekering en deze is voortgezet als een Kapitaalverzekering Eigen Woning (hierna: ‘KEW’). De Verzekeraar heeft de Belastingdienst over deze wijziging geïnformeerd.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert dat de Verzekeraar wordt veroordeeld tot vergoeding van de
door hem geleden schade als gevolg van het handelen van de Verzekeraar.
Het gaat om de volgende schadeposten:
(i) de schade als gevolg van het feit dat fiscaal geen renteaftrek mogelijk is in de periode 1 januari 2031 tot 1 februari 2037 ter hoogte van € 9.157,38,–; en
(ii) de schade die ontstaat doordat de beleggingsverzekering vanaf maart 2012 in Box 3 wordt belast ten bedrage van € 5.381,78; en
(iii) de kosten van de door Consument ingeschakelde financieel deskundige, begroot op € 3.000,–.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag. De
Verzekeraar is in zijn dienstverlening toerekenbaar tekortgeschoten met schadeplichtigheid als gevolg. Consument heeft ter onderbouwing van zijn vordering aangevoerd dat de Verzekeraar Consument niet heeft geïnformeerd over mogelijke negatieve consequenties van het verlengen van de looptijd van de beleggingsverzekering. Daarnaast acht Consument het onbegrijpelijk dat de Verzekeraar in april 2016 heeft aangegeven dat de beleggingsverzekering niet voldoet aan de KEW-vereisten, terwijl nu is gebleken dat de beleggingsverzekering toch voldoet.

Verweer van de Verzekeraar
3.3 De Verzekeraar heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
• per abuis is de beleggingsverzekering in 2006 als KEW opgemaakt. Door de extra storting kon niet worden voldaan aan de eis die voor een KEW geldt dat de hoogste jaarpremie niet meer mag zijn dan tien maal de laagste. Nadat is gebleken dat de beleggingsverzekering een fiscale voortzetting betreft, is deze fout met terugwerkende kracht hersteld. Uit het aanvraagformulier noch uit het begeleidend schrijven van de financieel adviseur van Consument kon worden opgemaakt dat het een fiscaal geruisloze voortzetting betrof.
• de beleggingsverzekering is conform het aanvraagformulier opgemaakt met een duur van dertig jaar. Uit de stukken is ook gebleken dat Consument de nieuwe duur heeft besproken met zijn toenmalige financieel adviseur.

4. Beoordeling

4.1 De Commissie ziet zich voor de vraag gesteld of de Verzekeraar jegens Consument
toerekenbaar is tekortgeschoten in zijn verplichtingen en, voor zover dit het geval is,
of Consument recht heeft op een financiële compensatie. De Commissie oordeelt dat deze vraag ontkennend dient te worden beantwoord en overweegt hiertoe als volgt.

4.2 Consument heeft aangevoerd dat het hem bevreemdt met welk gemak de Verzekeraar heeft aangegeven dat de beleggingsverzekering is opgemaakt als KEW, op het volgende moment niet voldoet aan de vereisten die hiervoor gelden en uiteindelijk toch als KEW kan worden aangemerkt. De Verzekeraar heeft in dupliek en tijdens de mondelinge behandeling een toelichting gegeven op hetgeen is gebeurd. De Verzekeraar heeft uitgelegd dat de beleggingsverzekering conform het aanvraagformulier is opgemaakt. Het was hem op dat moment niet bekend dat sprake was van een fiscaal geruisloze voortzetting. De beleggingsverzekering had echter, vanwege de eerste storting, niet als KEW mogen worden opgemaakt. Nadat bij de Verzekeraar bekend was geworden dat niet aan de fiscale vereisten werd voldaan, is Consument hierover geïnformeerd. Daarbij heeft de Verzekeraar Consument in de gelegenheid gesteld aan te tonen dat sprake was van een fiscale geruisloze voortzetting zodat de beleggingsverzekering alsnog als KEW kon worden aangemerkt. Na ontvangst van de gegevens van de verzekering die Consument in 1997 bij Stad Rotterdam Verzekeringen had afgesloten heeft de Verzekeraar de beleggingsverzekering met terugwerkende kracht als KEW aangemerkt. De Verzekeraar heeft begrip getoond voor de ontstane verwarring en zijn excuses aangeboden. Nu de Verzekeraar de situatie voldoende heeft toegelicht, de beleggingsverzekering alsnog heeft kunnen aanmerken als KEW en tijdens de mondelinge behandeling niet gebleken is dat de situatie nog steeds onduidelijk voor Consument is, ziet de Commissie geen aanleiding om dit klachtonderdeel verder te bespreken.

4.3 Consument heeft zich verder op het standpunt gesteld dat de Verzekeraar hem had moeten informeren over de negatieve consequenties die verbonden zijn aan het verlengen van de looptijd van de beleggingsverzekering terwijl een KEW een maximale looptijd van dertig jaar kent. De Commissie is van oordeel dat een dergelijke verplichting in onderhavig geval niet op de Verzekeraar rustte.

4.4 Vaststaat dat Consument is bijgestaan door een financieel adviseur en dat de Verzekeraar slechts de rol van verstrekker van de beleggingsverzekering heeft vervuld. De Verzekeraar heeft een aanvraag van een financieel adviseur voor een beleggingsverzekering van Consument ontvangen. Het is vervolgens aan de Verzekeraar om te beoordelen of hij bereid is om een dergelijke verzekeringsovereenkomst te sluiten. Het ligt op de weg van een financieel adviseur om de persoonlijke financiële situatie van Consument in kaart te brengen, voorlichting te verstrekken over de (on)mogelijkheden, de consequenties en risico’s die daarbij horen en vervolgens op zoek te gaan naar een passende verzekering. Daar komt bij dat de Verzekeraar tijdens de mondelinge behandeling heeft toegelicht dat het niet ongebruikelijk is dat een verzekering opnieuw voor een periode van dertig jaar wordt aangevraagd.

Nu Consument daarop niet heeft gereageerd, is de grondslag voor de vordering ook niet komen vast te staan.

4.5 Al het voorgaande leidt ertoe dat de vordering van Consument wordt afgewezen.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak