Mijn Kifid

Uitspraak 2018-025 (Bindend0

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-025
(mr. B.F. Keulen, voorzitter en mw. mr. P. van Haastrecht-van Kuilenburg, secretaris)

Klacht ontvangen op : 8 mei 2017
Ingediend door : Consument
Tegen : AEGON Spaarkas N.V., gevestigd te Den Haag, verder te noemen Verzekeraar
Datum uitspraak : 11 januari 2018
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

Consument had, gelet op de brief van Verzekeraar d.d. 11 maart 2010 en het gegeven dat zij de daarbij gevoegde ‘opdracht tot het inlegvrij maken van de overeenkomst’ heeft ondertekend, redelijkerwijs op de hoogte kunnen en moeten zijn van de (fiscale) gevolgen van premievrijmaking. Indien dit niet het geval was, had het op de weg van Consument gelegen om, alvorens tot premievrijmaking van de verzekering over te gaan, bij haar adviseur, dan wel Verzekeraar, nadere informatie in te winnen over de gevolgen van premievrijmaking. Dat zij dit kennelijk niet heeft gedaan, kan Verzekeraar niet worden verweten. Voorts merkt de Commissie op dat Verzekeraar, in haar rol als aanbieder, niet gehouden was om Consument te wijzen op (eventuele) alternatieven voor premievrijmaking. Door Consument te informeren over de (eventuele) nadelige consequenties van premievrijmaking, heeft Verzekeraar voldaan aan hetgeen redelijkerwijs van haar mocht worden verwacht. De vordering van Consument wordt afgewezen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken met de daarbij behorende bijlagen:

• het door Consument digitaal ingediende klachtformulier met;
• het verweerschrift van Verzekeraar;
• de repliek van Consument;
• de dupliek van Verzekeraar.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten:

2.1 Op 1 maart 1997 heeft Consument, via een adviseur, een tweetal beleggingsverzekeringen afgesloten bij Verzekeraar.

2.2 Op 24 februari 2010 heeft Verzekeraar Consument geïnformeerd over de (eventuele) fiscale consequenties van afkoop. Consument heeft Verzekeraar daarop bij brief van 5 maart 2010 verzocht de verzekeringen premievrij te maken.

2.3 Bij brief van 11 maart 2010 heeft Verzekeraar Consument geïnformeerd over de mogelijk nadelige (fiscale) gevolgen van premievrijmaking. In de brief staat onder meer het volgende:

(…)

Bij de brief was een ‘opdracht tot het inlegvrij maken van de overeenkomst’ gevoegd, waarin ondergetekende verklaart geïnformeerd te zijn over de gevolgen van de wijziging. Dit formulier is op 30 maart 2010 door Consument ondertekend en aan Verzekeraar geretourneerd.

2.4 Op 1 april 2010 heeft Verzekeraar de verzekeringen van Consument premievrij gemaakt.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert dat Verzekeraar wordt gehouden het door haar geleden financiële nadeel – door haar begroot op € 8.500,- – te vergoeden.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Consument voert hiertoe de volgende argumenten aan:
• Verzekeraar heeft Consument onvoldoende gewezen op de fiscale gevolgen van het premievrij maken van de beleggingsverzekeringen.
• Verzekeraar had Consument moeten wijzen op de mogelijkheid de premie van de verzekeringen gedurende twee jaar te verlagen naar € 50,-. Consument had hierdoor de volledige belastingvrijstelling kunnen benutten.

Verweer Verzekeraar
3.3 Verzekeraar heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
• Verzekeraar is aanbieder van financiële producten maar verstrekt geen financiële adviezen en geeft geen alternatieve keuzemogelijkheden aan. Als een consument een advies op maat wil, dan kan daarvoor een adviseur worden ingeschakeld.
• Consument is bij het afsluiten van de overeenkomst en ten tijde van de premievrijmaking in voldoende mate gewezen op de eventuele fiscale consequenties. Indien Consument daarover vragen had of zocht naar een alternatief, had het op haar weg gelegen om daarover informatie in te winnen bij haar adviseur.
• Door de getekende akkoordverklaring mocht Verzekeraar erop vertrouwen dat Consument een weloverwogen beslissing had genomen en voldoende geïnformeerd was over de eventuele fiscale consequenties van premievrijmaking.

4. Beoordeling

4.1 Het geschil spitst zich toe op de vraag in hoeverre Verzekeraar kan worden gehouden Consument in deze een vergoeding toe te kennen.

4.2 Ten aanzien van de stelling van Consument dat Verzekeraar haar onvoldoende heeft gewezen op de fiscale gevolgen van premievrijmaking, merkt de Commissie op dat Verzekeraar Consument bij brief van 11 maart 2010 er op heeft gewezen dat premievrijmaking van de verzekeringen nadelige gevolgen kan hebben. Verzekeraar wijst Consument er daarbij op dat zij de fiscale vrijstelling mogelijk niet volledig kan benutten en bovendien geconfronteerd kan worden met een belast rentebestanddeel in de uitkering. Daar komt bij dat Consument de, bij voornoemde brief gevoegde, ‘opdracht tot het inlegvrij maken van de overeenkomst’ heeft ondertekend waarin zij verklaart geïnformeerd te zijn over de gevolgen van premievrijmaking. Consument had redelijkerwijs dan ook op de hoogte kunnen en moeten zijn van de (fiscale) gevolgen van premievrijmaking. Indien dit niet het geval was, had het op de weg van Consument gelegen om, alvorens tot premievrijmaking van de verzekering over te gaan, bij haar adviseur, dan wel Verzekeraar, nadere informatie in te winnen over de gevolgen van premievrijmaking. Dat zij dit kennelijk niet heeft gedaan, kan Verzekeraar niet worden verweten.

4.3 Voor zover Consument stelt dat Verzekeraar haar had moeten wijzen op de mogelijkheid de premie van de verzekeringen gedurende twee jaar te verlagen naar € 50,-, merkt de Commissie op dat Verzekeraar in deze is opgetreden als aanbieder en niet als adviseur. Verzekeraar was, in haar rol als aanbieder, niet gehouden om Consument te wijzen op (eventuele) alternatieven voor premievrijmaking. Door Consument te informeren over de (eventuele) nadelige consequenties van premievrijmaking, heeft Verzekeraar voldaan aan hetgeen redelijkerwijs van haar mocht worden verwacht.

4.4 De conclusie is dan ook dat niet is komen vast te staan dat Verzekeraar in deze tekort is geschoten. De Commissie ziet dan ook geen aanknopingspunten Verzekeraar gehouden te achten Consument in deze een vergoeding toe te kennen. De Commissie wijst de vordering van Consument daarom af.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak