Mijn Kifid

Uitspraak 2018-048 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-048
d.d. 18 januari 2018
(prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. dr. S.O.H. Bakkerus en mr. J.S.W. Holtrop, leden en mw. mr. M. Nijland, secretaris)

Samenvatting

Consument heeft bij Kredietverstrekker een doorlopend krediet afgesloten. In de op de kredietovereenkomst van toepassing zijnde voorwaarden is bepaald dat Kredietverstrekker de bevoegdheid heeft de rente te wijzigen. Consument heeft zich op het standpunt gesteld dat uit het prospectus – dat hij bij het aangaan van de kredietovereenkomst heeft ontvangen – volgt dat Kredietverstrekker bij wijziging van het rentetarief een externe rentevoet dient te volgen. Volgens Consument heeft Kredietverstrekker ten onrechte deze externe rentevoet niet gevolgd, maar ook andere omstandigheden betrokken bij het bepalen van het rentetarief. De Commissie heeft geoordeeld dat het geheel van de aan Consument verstrekte informatie in samenhang bezien maakt dat Consument de economische gevolgen van het rentewijzigingsbeding niet goed heeft kunnen inschatten. Consument heeft erop mogen vertrouwen dat het rentetarief gekoppeld was aan een externe rentevoet. Volgens de Commissie dient als (externe) rentevoet het driemaands Euribortarief te gelden. Kredietverstrekker dient met inachtneming van het driemaands Euribortarief tot herrekening van het rentetarief over te gaan. Voor zover deze herrekening een voordeel oplevert voor Consument, dient het bedrag van dat voordeel, vermeerderd met wettelijke rente, aan Consument te worden voldaan.

Consument;

en

Intermediaire Voorschotbank B.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen de Kredietverstrekker.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken met bijlagen:

– het dossier van de Ombudsman Financiële Dienstverlening;
– de klachtbrief van Consument, ontvangen op 28 januari 2016;
– het verweerschrift van Kredietverstrekker;
– de repliek van Consument;
– de dupliek van Kredietverstrekker;
– de brief van Kredietverstrekker van 22 juli 2016;
– de brief van Consument van 30 augustus 2016;
– de brief van Consument van 22 november 2016;
– de brief van Kredietverstrekker van 30 juni 2017;
– het e-mailbericht van Consument van 24 juli 2017.

2. Overwegingen

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid en dat Consument zijn klacht aan de Geschillencommissie heeft voorgelegd. Daarnaast heeft de Commissie vastgesteld dat partijen het advies van de Commissie als bindend zullen aanvaarden. Partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling op 20 september 2017 en zijn aldaar verschenen.

3. Feiten

3.1. Consument heeft in 2006, met bemiddeling van een tussenpersoon, een
doorlopend krediet afgesloten bij (een rechtsvoorganger van) Kredietverstrekker voor een bedrag van € 50.000,-.

3.2. In de kredietovereenkomst is – voor zover relevant – het volgende opgenomen:

“(….)
Cliënt is over het uitstaande saldo van deze overeenkomst kredietvergoeding verschuldigd.
De kredietvergoeding zal maandelijks ten laste van het krediet worden geboekt en wordt van dag
tot dag berekend over het uitstaande saldo.
De kredietvergoeding bedraagt thans per maand 0,732 %
De effectieve rente op jaarbasis bedraagt 9,1 %
(…)”

3.3. Bij het aangaan van de kredietovereenkomst heeft de tussenpersoon een
prospectus (hierna: ‘het Prospectus’) aan Consument verstrekt. In het Prospectus staat onder meer het volgende:

“(…)
Tarieven Doorlopend Krediet
Het tarief dat u betaalt is afhankelijk van uw persoonlijke omstandigheden, zoals bijvoorbeeld uw inkomsten en vaste lasten, de hoogte van uw kredietlimiet en van de rentestand op dat moment. Zodra die rentestand verandert, verandert uw rente mee. Daardoor kan het zijn dat het iets langer of korter duurt voordat uw krediet is afgelost. De rente wordt berekend over het opgenomen bedrag volgens de algemeen geldende dagelijkse methode. Informatie over de tarieven kunt u via uw adviseur verkrijgen
(…).”

3.4. In de ‘Algemene Voorwaarden Doorlopend Krediet 0506’ (hierna: ‘de Voorwaarden’)
is – voor zover relevant – het volgende bepaald:

“Artikel 3. Kredietvergoeding
(…)
b) De kredietvergoeding wordt van dag tot dag berekend over het uitstaande saldo en kan door Kredietgever, met inachtneming van de krachtens de wet geldende maxima, worden gewijzigd. Kredietgever zal Client van iedere wijziging schriftelijk in kennis stellen.”

3.5. Kredietverstrekker heeft de aan Consument in rekening gebrachte rente gedurende de looptijd van de kredietovereenkomst een aantal malen gewijzigd. Het verloop van de effectieve rente op jaarbasis is als volgt geweest:

De rente bedroeg tot september 2016 13,1 % en is vervolgens verlaagd naar 12,2%.
In februari 2017 is de rente wederom verlaagd, namelijk naar 11,5%.

3.6. Vanaf mei 2013 heeft Consument meerdere malen bij Kredietverstrekker geklaagd over de hoogte van de aan hem in rekening gebrachte rente. Kredietverstrekker heeft naar aanleiding hiervan onderzocht of Consument in aanmerking kwam voor een krediet met een lagere rente. Op grond van de door Consument verstrekte informatie bleek dit het geval. Kredietverstrekker heeft Consument daarom een nieuwe kredietovereenkomst met een lagere rente toegezonden. Consument heeft deze kredietovereenkomst niet geaccepteerd. Vervolgens heeft Consument een klacht ingediend bij Kifid.

4. De vordering en grondslagen, alsmede het verweer.

4.1. Consument vordert dat Kredietverstrekker wordt veroordeeld tot:
(i) ontbinding van de kredietovereenkomst;
(ii) vergoeding van de door Consument geleden schade. Consument begroot de schade op € 52.962,-, zijnde de door hem betaalde maandtermijnen, vermeerderd met een rentevergoeding over deze termijnen en verminderd met het thans nog openstaande krediet.
Consument wenst evenwel berekening van het exacte schadebedrag door een onafhankelijk accountantskantoor op kosten van Kredietverstrekker;
(iii) verwijdering van de kredietovereenkomst uit het Centraal Krediet Informatiesysteem.

4.2. Deze vordering steunt kort en zakelijk op de volgende grondslagen:
– Kredietverstrekker heeft Consument bij het aangaan van de kredietovereenkomst misleid. Uit het Prospectus volgt duidelijk dat het rentetarief onlosmakelijk is gekoppeld aan een externe rentevoet. Volgens de eigen stellingen van Kredietverstrekker moet als externe rentevoet het driemaands Euribortarief worden aangehouden. Kredietverstrekker heeft bij het vaststellen van het rentetarief de ontwikkeling van deze externe rentevoet (het driemaands Euribortarief) evenwel niet (direct) gevolgd maar ten onrechte ook andere omstandigheden betrokken bij het bepalen van het rentetarief.
– Het Prospectus is niet in strijd met de andere contractdocumentatie en maakt ook integraal onderdeel uit van de kredietovereenkomst. Voor zover het Prospectus niet eenduidig is, dient volgens artikel 6:238 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) de voor Consument meest gunstige redelijke lezing te prevaleren.

4.3. Kredietverstrekker heeft de stellingen van Consument weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

5. Beoordeling

5.1. Het geschil ziet op de door Kredietverstrekker in rekening gebrachte rente over het tussen partijen overeengekomen krediet.

5.2. Consument heeft aangevoerd dat uit het Prospectus duidelijk volgt dat het rentetarief onlosmakelijk is gekoppeld aan een externe rentevoet. Volgens Consument heeft Kredietverstrekker bij het vaststellen van het rentetarief ten onrechte deze externe rentevoet niet gevolgd maar ook andere omstandigheden betrokken bij het bepalen van het rentetarief. Kredietverstrekker heeft hiertegen aangevoerd dat het Prospectus geen deel uitmaakt van de overeenkomst en dat het uitsluitend gaat om de bepalingen in de kredietovereenkomst. De bepalingen in de kredietovereenkomst zijn volgens Kredietverstrekker niet onduidelijk zodat niet wordt toegekomen aan de uitleg daarvan. Indien moet worden aangenomen dat het Prospectus wel onderdeel uitmaakt van de overeenkomst, merkt Kredietverstrekker op dat ook het Prospectus duidelijk maakt dat behalve de rentestand ook andere omstandigheden van invloed zijn op de hoogte van de rente.

5.3. De Commissie overweegt hieromtrent als volgt. Het Hof van Justitie heeft in zijn arrest van 23 april 2015, ECLI:EU:C:2015:262 overwogen dat bij de uitleg van een beding in de voorwaarden van een consumentenovereenkomst mede beoordeeld dient te worden of een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende consument op basis van alle relevante feiten, waaronder de reclame en informatie die bij de onderhandelingen en, meer in het algemeen, binnen het contractuele kader zijn verstrekt, de voor hem mogelijkerwijs aanzienlijke economische gevolgen van het beding kon inschatten. Hieruit volgt (onder andere) dat bedingen niet zelfstandig moeten worden beoordeeld, maar in samenhang met elkaar. Een beding kan aldus onduidelijk zijn als het geheel van de informatie zodanig is dat een consument de economische gevolgen van het beding niet goed heeft kunnen inschatten.

5.4. Het beding voor zover het betreft de bevoegdheid van Kredietverstrekker de rente te wijzigen is naar het oordeel van de Commissie op zichzelf niet onduidelijk. Echter de inhoud van het Prospectus, en dan met name de zinsnede: “Zodra die rentestand verandert, verandert uw rente mee” maakt dat de ‘werking’ (het ‘mechanisme’) van de variabele rente voor een normaal geïnformeerde en redelijk omzichtige en oplettende consument onduidelijk is. Immers, het geheel van de aan Consument verstrekte informatie in samenhang bezien maakt dat Consument de economische gevolgen van het rentewijzigingsbeding niet goed heeft kunnen inschatten.

5.5. Gelet op de inhoud van het Prospectus is de lezing van Consument dat het rentetarief onlosmakelijk gekoppeld is aan een externe rentevoet een redelijke lezing. Consument heeft op grond van het Prospectus mogen verwachten dat de door Kredietverstrekker aan hem in rekening te brengen rente de rentestand (ofwel marktrente) zou volgen. Op grond van de contra proferentem-regel ex artikel 6:238 lid 2 BW kan in het midden blijven of dit de enige mogelijke lezing is of dat er ook andere mogelijke lezingen denkbaar zijn, nu op grond van genoemde wetsbepaling de voor Consument meest gunstige redelijke lezing prevaleert.

5.6. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat Consument in de onderhavige zaak erop mocht vertrouwen dat het rentetarief gekoppeld was aan een externe rentevoet. Als (externe) rentevoet dient het driemaands Euribortarief te gelden, omdat dit naar het oordeel van de Commissie goed aansluit bij het variabele karakter van het fundingbestanddeel van het kredietvergoedingspercentage. Om vast te stellen in hoeverre de door Kredietverstrekker gehanteerde percentages het driemaands Euribortarief volgen, dient het driemaands Euribortarief ten tijde van het afsluiten van de overeenkomst van de door Kredietverstrekker gehanteerde rente te worden afgetrokken. Hieruit volgt een opslagpercentage. Kredietverstrekker dient dit opslagpercentage met terugwerkende kracht gedurende de gehele looptijd van de overeenkomst te hanteren, tenzij objectief vast te stellen feiten of omstandigheden dat niet zouden rechtvaardigen. Van dergelijke omstandigheden is niet gebleken. Voor zover Consument te veel heeft betaald, dient Kredietverstrekker dit bedrag aan Consument te vergoeden.

5.7. Met betrekking tot de vordering van Consument tot ontbinding van de kredietovereenkomst, merkt de Commissie op dat – hoewel Kredietverstrekker is tekortgeschoten in de nakoming van die overeenkomst – deze tekortkoming geen reden is voor ontbinding. Op grond van artikel 14 van de Voorwaarden staat het Consument evenwel vrij de kredietovereenkomst te allen tijde op te zeggen. Nu ontbinding van de kredietovereenkomst niet aan de orde is, behoeft de vordering van Consument tot verwijdering van de kredietovereenkomst uit het Centraal Krediet Informatiesysteem geen bespreking.

5.8. Het meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.

6. Beslissing

De Commissie bepaalt bij bindend advies dat Kredietverstrekker binnen een termijn van zes weken na dagtekening van deze beslissing, met terugwerkende kracht een rentepercentage dient te hanteren, als onder 5.6. bepaald, en, voor zover dit een voordeel voor Consument oplevert, het bedrag van dat voordeel aan Consument vermeerderd met wettelijke rente dient te betalen.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld

Bekijk de volledige uitspraak