Mijn Kifid

Uitspraak 2018-082 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-082
(mr. R.J. Verschoof, voorzitter, mr. B.F. Keulen en drs. W. Dullemond, leden en
mr. R.A.F. Coenraad, secretaris)

Klacht ontvangen op : 15 maart 2017
Ingesteld door : Consument
Tegen : ASR Levensverzekering N.V., gevestigd te Utrecht,
verder te noemen Verzekeraar
Datum uitspraak : 1 februari 2018
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

Het staat vast dat de kinderen van de overleden partner van Consument begunstigden zijn in de zin van de polis. Consument betoogt evenwel gemotiveerd dat het de bedoeling van haar partner was dat zij dit zou zijn. Gelet op dat belangenconflict heeft Verzekeraar naar het oordeel van de Commissie terecht gebruik gemaakt van haar recht de uitbetaling van het verzekerde kapitaal op te schorten. Verzekeraar kan eerst tot uitkering overgaan wanneer in de relatie tussen de kinderen en Consument onherroepelijk vaststaat wie begunstigde is in de zin van de polis. De vordering van Consument zal dientengevolge worden afgewezen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken met de daarbij behorende bijlagen:

. het door Consument ingediende klachtformulier van 15 maart 2017;
. het verweer van Verzekeraar van 24 augustus 2017;
. de repliek van Consument van 17 september 2017;
. de dupliek van Verzekeraar van 23 oktober 2017.

De Commissie stelt vast dat partijen haar advies als bindend zullen aanvaarden.

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen.

De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.

2. Feiten

Bij de beoordeling van de klacht gaat de Commissie uit van de volgende feiten.

2.1. De heer [wijlen partner van Consument], geboren op [geboortedatum], verder te noemen [wijlen partner van Consument], heeft per 15 juni 2006 een levensverzekering afgesloten bij Levensverzekering Maatschappij Stad Rotterdam N.V., een rechtsvoorganger van Verzekeraar, met polisnummer [polisnummer].

2.2. Het verzekerd kapitaal bij overlijden voor 15 november 2028 bedraagt € 31.765.
2.3. Op de polis worden de volgende begunstigden aangewezen:

1. de verzekeringnemer
2. de echtgenoot of de geregistreerde partner van de verzekeringnemer
3. de kinderen van de verzekeringnemer
4. de erfgenamen van verzekeringnemer

2.4. In de op de verzekering toepasselijke algemene voorwaarden is onder andere het volgende bepaald:

Art 06 BEGUNSTIGING

1. Verzekeringnemer heeft het recht gedurende het in leven zijn van verzekerde, met inachtneming van het hierna bepaalde, zo dikwijls hem dit goeddunkt, een andere begunstigde aan te wijzen. Voorzover geen begunstigde is aangewezen wordt uitgekeerd aan verzekeringnemer of aan zijn nalatenschap.

2. Indien meerdere begunstigden zijn aangewezen komen de hoger genummerde begunstigden eerst in aanmerking indien alle lager genummerde begunstigden ontbreken of overleden zijn.

5. Geen aanwijzing, wijziging of aanvaarding van de begunstiging, noch enigerlei rechtshandeling met een derde ten aanzien van de verzekering kan – ongeacht de rechtsgeldigheid – aan de maatschappij worden tegengeworpen zolang verzekeringnemer één en ander niet schriftelijk bij de maatschappij heeft kenbaar gemaakt.

2.5. Tussen Consument en [wijlen partner Consument] bestond een affectieve relatie. Vanaf 2004 tot het overlijden van [wijlen partner van Consument] op [datum] hebben zij samengewoond.

2.6. In 2009 hebben Consument en [wijlen partner van Consument] een doorlopend krediet afgesloten bij Crediet Maatschappij “De IJssel” B.V. Op het klantprofielformulier is bij de vraag:

“Zijn er, op het leven van u of uw partner verzekeringen afgesloten die een uitkering geven bij overlijden?”

ingevuld dat er een overlijdensrisicoverzekering tot een bedrag ad € 35.000 is afgesloten.

Ten tijde van het overlijden van [wijlen partner van Consument] bedroeg de debetstand bij Crediet Maatschappij “De IJssel” B.V. € 30.986,10 (€ 7.017,07 en € 23.969,03).

2.7. Op 24 oktober 2011 heeft [wijlen partner van Consument] een testament op laten maken waarin is bepaald dat zijn nalatenschap volledig toekomt aan Consument.

2.8. Op dezelfde datum is een notariële samenlevingsovereenkomst tussen [wijlen partner van Consument] en Consument opgemaakt.

2.9. In oktober 2014 is bekend geworden dat [wijlen partner van Consument] ongeneeslijk ziek was.

2.10. Zowel [wijlen partner van Consument] als Consument hebben bij pensioenverzekeraar APG elkaar als partner laten registreren om zodoende een nabestaandenpensioen te kunnen ontvangen. Deze aanmeldingen zijn bij schrijven van 25 november 2014 bevestigd.

2.11. Na het overlijden van [wijlen partner van Consument] heeft Consument Verzekeraar per e-mail van 25 september 2015 verzocht met betrekking tot de polis met nummer [polisnummer] tot uitkering aan haar over te gaan.

2.12. Aangezien Consument niet gehuwd was met [wijlen partner van Consument] noch sprake was van een geregistreerd partnerschap, heeft Verzekeraar contact gezocht met [naam kind] en [naam kind], de kinderen van [wijlen partner van Consument], verder te noemen de kinderen. Zij verklaarden eveneens aanspraak te maken op uitkering.

2.13. In zijn brief van 9 maart 2016 aan Consument heeft Verzekeraar te kennen gegeven besloten te hebben de uitkering van het kapitaal op grond van artikel 6:37 Burgerlijk Wetboek op te schorten, omdat op redelijke gronden getwijfeld kan worden aan wie de betaling dient te geschieden.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering

3.1. Consument vordert betaling van het verzekerd kapitaal ad € 31.765.

Grondslagen en argumenten daarvoor

3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag.

Verzekeraar schiet toerekenbaar tekort in zijn verplichtingen uit hoofde van de verzekering door haar niet als voornaamste begunstigde aan te merken en tot betaling van de verzekerde som over te gaan. Het was immers de bedoeling van [wijlen partner van Consument] dat Consument eerste begunstigde zou zijn.

Dit blijkt uit het volgende:

– Er was sprake van een notarieel samenlevingscontract tussen Consument en [wijlen partner van Consument].
– Consument is de enige erfgenaam van [wijlen partner van Consument].
– Op zijn sterfbed heeft de heer [wijlen partner van Consument] zijn zoon gezegd dat alles naar [naam] (Consument) gaat.
– [Wijlen partner van Consument] heeft met de kinderen nimmer gesproken over (het bestaan van) de verzekering.
– De premie voor de levensverzekering werd vanaf 2005 vanuit de gezamenlijke huishouding van Consument en [wijlen partner van Consument] voldaan.
– Consument en [wijlen partner van Consument] waren vanaf 2005 tot het overlijden van [wijlen partner van Consument] fiscale partners.
– Drie vrienden c.q. kennissen van [wijlen partner van Consument] en Consument hebben schriftelijk verklaard dat [wijlen partner van Consument] Consument na zijn overlijden verzorgd achter wilde laten, althans woorden van die strekking.
– Voorts volgt uit het arrest van het Hof Amsterdam van 9 mei 2017 (ECLI:NL:GHAMS:2017:1751) dat onder deze omstandigheden dient te worden aangenomen dat het de bedoeling van [wijlen partner van Consument] was dat Consument begunstigde zou zijn op de polis.

Verweer Verzekeraar

3.3 Verzekeraar heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:

Consument is niet-ontvankelijk in haar klacht. Het feitelijk onderzoek dat nodig is voor de beoordeling van de klacht is te tijdrovend en complex. Voorts is in de eerste plaats sprake van een geschil tussen Consument en de kinderen. Niet eerder dan nadat tussen Consument en de kinderen overeenstemming hebben bereikt dan wel de burgerlijk rechter een uitspraak heeft gedaan, kan Verzekeraar tot betaling overgaan aan Consument dan wel de kinderen.

Uitsluitend het feit dat sprake is van een notarieel samenlevingscontract tussen Consument en de heer [wijlen partner van Consument] maakt niet dat Consument aangemerkt dient te worden als begunstigde. In de polis is immers bepaald dat sprake moet zijn van een huwelijk dan wel een geregistreerd partnerschap.

De kinderen van de heer [wijlen partner van Consument] zijn geen partij in de klachtprocedure bij het Kifid. Verzekeraar kan dan ook in haar belangen worden geschaad indien de klacht van Consument gegrond wordt verklaard en de burgerlijke rechter later oordeelt dat de kinderen als begunstigde dienen te worden aangemerkt in plaats van Consument.

Zolang partijen er niet uitkomen blijft het recht van Verzekeraar om de uitbetaling op te schorten derhalve in stand.

4. Beoordeling

4.1 De Commissie staat voor de vraag of Verzekeraar het verwijt kan worden gemaakt dat zij tot opschorting van de uitkering is overgegaan.

4.2 Vast staat dat de kinderen van [wijlen partner van Consument] begunstigden zijn in de zin van de polis en dat Consument dat niet is.
Consument betoogt evenwel gemotiveerd dat het de bedoeling van [wijlen partner van Consument] was dat zij – en niet zijn kinderen – begunstigde is en dat zij als zijn levenspartner dus beschouwd zou moeten worden als “de echtgenoot of de geregistreerde partner van de verzekeringnemer”. Aldus is een belangenconflict ontstaan tussen enerzijds de kinderen van [wijlen partner van Consument] en anderzijds Consument. Gelet op dat belangenconflict heeft Verzekeraar naar het oordeel van de Commissie terecht gebruik gemaakt van haar recht de uitbetaling van het verzekerde kapitaal op te schorten.

Dat conflict kan naar het oordeel van de Commissie slechts worden opgelost door hetzij een regeling tussen de betrokken partijen of een hen bindende onherroepelijke rechterlijke uitspraak. De Commissie kan zich in dat conflict niet uitspreken nu de kinderen van [wijlen partner van consument] geen partij zijn in de onderhavige procedure.

4.3 In de bemiddelingsfase is overigens naar voren gekomen dat de kinderen van [wijlen partner van Consument] Consument hebben aangeboden om de uitkering uit hoofde van de verzekering aldus met Consument te delen dat ieder een derde van het kapitaal ontvangt. Consument heeft dit aanbod echter afgewezen, omdat zij van mening is dat een 50-50 verdeling tussen haar en de kinderen passender is. Gezien de kosten en de onzekere uitkomst die aan een civiele procedure verbonden zijn, wil de Commissie Consument erop wijzen dat het toch raadzaam kan zijn om het voorstel van de kinderen van [wijlen partner van Consument] serieus in overweging te nemen.

4.4 De slotsom is dat naar het oordeel van de Commissie Verzekeraar terecht de uitbetaling van het verzekerd kapitaal heeft opgeschort. Verzekeraar kan eerst tot uitkering overgaan wanneer in de relatie tussen de kinderen van [wijlen partner van Consument] en Consument onherroepelijk vaststaat wie begunstigde is in de zin van de polis. De vordering van Consument zal dientengevolge worden afgewezen.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak