Mijn Kifid

Uitspraak 2018-156 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-156
(mr. E.L.A. van Emden, voorzitter en mr. J. Hadziosmanovic, secretaris)

Klacht ontvangen op : 16 augustus 2017
Ingediend door : Consument
Tegen : De Hypothekers Associatie B.V., gevestigd te Rotterdam, verder te noemen de Adviseur
Datum uitspraak : 5 maart 2018
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

Consument vordert dat de Adviseur wordt veroordeeld tot vergoeding van de door haar geleden schade als gevolg van het handelen van de Adviseur. De Adviseur is volgens Consument toerekenbaar tekortgeschoten en hij heeft zijn zorgplicht jegens Consument geschonden door haar niet goed te informeren over de kenmerken van de geadviseerde en afgesloten hypotheekconstructie. Consument heeft aangevoerd zich er niet van bewust te zijn geweest dat een zogenoemd 50%-opbouwproduct is afgesloten voor de Spaarhypotheek. De Commissie heeft als eerste het beroep van de Adviseur dat ziet op verjaring van de vordering beoordeeld. Vervolgens heeft de Commissie de vordering inhoudelijk beoordeeld. De Commissie heeft geconcludeerd dat bij Consument bekend moest zijn geweest dat haar een 50%-opbouwproduct was geadviseerd en dat zij dit was overeengekomen met de geldverstrekker. De vordering wordt afgewezen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken met bijlagen:

• het door Consument digitaal ingediende klachtformulier;
• het verweerschrift van de Adviseur;
• de repliek van Consument en
• de dupliek van de Adviseur.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 8 februari 2018 en zijn alaar verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 In 2010 heeft Consument de Adviseur benaderd voor advies en bemiddeling voor het verkrijgen van een hypothecaire geldlening voor de aankoop van een woning.

2.2 Op 27 augustus 2010 is de aanvraag voor de hypothecaire geldlening door Consument voor akkoord getekend. In de aanvraag staat het volgende opgenomen:

(…)

2.3 Op 1 september 2010 is het adviesrapport door Consument getekend voor akkoord. In het adviesrapport is het volgende opgenomen:

(…)

(…)

(…)
(…)

(…)

(…)

(…)

(…)

2.4 De hypotheekofferte dateert van 30 augustus 2010. De uiterste acceptatiedatum is
13 september 2010. De hypotheekofferte is door Consument voor akkoord getekend. Consument is met de geldverstrekker een geldlening overeengekomen van € 194.000,-. De geldlening bestaat uit twee leningdelen. Het eerste leningdeel betreft een spaarhypotheek van € 182.294,-met daaraan gekoppeld een levensverzekering, geadministreerd onder nummer [X]. Het tweede leningdeel is een aflossingsvrije hypothecaire lening k van
€ 11.706,-.

2.5 Op 1 november 2010 is de hypotheekakte gepasseerd.

2.6 Op 1 november 2010 heeft de aanbieder van de levensverzekering Consument een polisblad gestuurd met een afkoopwaarde overzicht. Hierin staat het volgende opgenomen:

(…)

(…)

2.7 In november 2016 heeft Consument haar klacht ingediend bij de Adviseur. De kern van de klacht ziet op het volgende. Er is een 50%-opbouwproduct afgesloten met als gevolg dat aan het einde van de looptijd de helft van de spaarhypotheek met dat opgebouwde kapitaal kan worden afgelost. Consument was in de veronderstelling dat het opgebouwde kapitaal voldoende zou zijn om de gehele som van de spaarhypotheek af te lossen. Consument heeft de Adviseur verzocht over te gaan tot compensatie van de door Consument gestelde schade. Op 13 februari 2017 heeft de Adviseur het verzoek van Consument definitief afgewezen. Op 23 juni 2017 heeft Consument de klacht bij het Kifid ingediend.

2.8 Tijdens de procedure heeft Consument de volgende informatie (zoals te vinden op de website van de Adviseur) overgelegd:

(…)
(…)

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert dat de Adviseur wordt veroordeeld tot vergoeding van de door haar geleden schade als gevolg van het handelen van de Adviseur. Consument heeft de schade berekend op € 39.799,48.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag. De Adviseur is toerekenbaar tekortgeschoten en hij heeft zijn zorgplicht jegens Consument geschonden.
3.3 Hiertoe heeft Consument het volgende aangevoerd. De term: ‘spaarhypotheek’ in het hypotheekadvies is misleidend. Volgens de website van De Hypotheker heeft een spaarhypotheek o.a. het volgende kenmerk: ‘Aan het einde van de looptijd wordt de hypotheek gegarandeerd afgelost’. Daarnaast is door de Adviseur een foutieve voorstelling van zaken gegeven ten aanzien van de restschuld en de (netto) maandlast na 24 jaar. Na
24 jaar wordt alleen het aflossingsvrije leningdeel ad € 11.706,- nog genoemd als restschuld. Dit zou betekenen dat er na 24 jaar alleen nog een (netto) maandlast overblijft van € 41,-. Tot slot stelt Consument dat het gegeven advies niet heeft voldaan aan de belangrijkste wens van Consument ten aanzien van de hypotheek, namelijk aflossingszekerheid.
Consument concludeert te zijn misleid en onvoldoende te zijn geïnformeerd over het afgesloten product. Consument heeft niet de wens gehad een zogenoemd
50%-opbouwproduct af te sluiten. In 2016 heeft Consument zich verdiept in het afsluiten van een nieuw verzekeringsproduct en toen is zij bekend geraakt met het feit dat een
50%-opbouwproduct is afgesloten en zij dus niet voldoende doelvermogen opbouwt om op einddatum de totale som van de spaarhypotheek te kunnen aflossen.

Verweer van de Adviseur
3.4 De Adviseur heeft de stellingen van Consument inhoudelijk gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan. Daarnaast heeft de Adviseur een beroep gedaan op verjaring van de vordering op grond van artikel 3:310 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en heeft hij een beroep gedaan op artikel 6:89 BW en gesteld dat niet op tijd is geklaagd.

4. Beoordeling

4.1 De Commissie stelt vast dat de vordering wordt onderbouwd met een beroep op schending door de Adviseur van de zorgplicht om een passend advies te geven en Consument goed te informeren over het af te sluiten product.

Beroep op verjaring en schending van de klachtplicht ten aanzien van de vordering
4.2 Voordat aan de inhoudelijke beoordeling van de klacht wordt toegekomen wordt het beroep van de Adviseur beoordeeld ten aanzien van verjaring van de vordering (artikel 3:310 BW) en schending door Consument van haar klachtplicht (artikel 6:89 BW).
De Adviseur heeft daarbij gemotiveerd gesteld dat Consument vanaf 2010 bekend was met de inhoud van het advies. Ondanks haar bekendheid heeft Consument de door haar gestelde tekortkoming niet eerder aan de orde gesteld. De Adviseur heeft gesteld dat de tijd die verstreken is maakt dat Consument niet voldaan heeft aan haar klachtplicht en de vordering bovendien verjaard is.

4.3 De Commissie volgt de Adviseur daarin niet. Ten aanzien van de verjaring van de vordering geldt dat de termijn voor verjaring pas aanvangt wanneer Consument voldoende zekerheid heeft verkregen dat de schade is veroorzaakt door tekortschietend of foutief handelen van de Adviseur (HR 31 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:552, r.o. 3.3.2). Niet gebleken is dat Consument ten tijde van het indienen van haar klacht reeds meer dan vijf jaar bekend was met het door haar gestelde tekortschieten van de Adviseur. Consument heeft aannemelijk gemaakt dat zij eerst bij het zich oriënteren op een nieuw verzekeringsproduct in 2016 bekend raakte met het feit dat een 50%-opbouw product was afgesloten bij de spaarhypotheek. Toen bleek haar dat op het einde van de looptijd met het opgebouwde kapitaal in de verzekering de helft van de spaarhypotheek zou kunnen worden afgelost en niet de gehele som van de spaarhypotheek.

4.4 Ten aanzien van het beroep op schending van de klachtplicht geldt dat de maatstaf voor dat oordeel is of Consument, binnen bekwame tijd nadat zij de gestelde tekortkoming in het handelen van de Adviseur heeft ontdekt of had moeten ontdekken, bij de Adviseur terzake heeft geprotesteerd. De tijd die is verstreken tussen dat moment en het indienen van de klacht is een belangrijke factor, maar is niet doorslaggevend. Belangrijk is tevens dat de Bank door het tijdverloop in haar belangen is geschaad (HR 8 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY4600, r.o. 5.4). Dat de Adviseur concreet in zijn bewijspositie is geschaad, is niet gebleken. Derhalve wordt ook het beroep van de Adviseur op de klachtplicht in dit verband afgewezen.

Inhoudelijke beoordeling van de vordering.
4.5 De Commissie merkt op dat de Adviseur ten opzichte van Consument de zorg diende te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend adviseur mag worden verwacht (HR 10 januari 2003, ECLI:NL:NR:2003:AF0122, r.o. 3.4.1.). Van een redelijk bekwaam en redelijk handelend adviseur mag worden verwacht dat hij beschikt over de nodige deskundigheid en vakkennis, dat hij de financiële belangen van zijn cliënten naar beste weten en kunnen behartigt en dat hij zorgvuldigheid betracht in de advisering van zijn cliënten. De adviseur is daarbij behouden informatie in te winnen bij zijn cliënten omtrent hun kennis en ervaring, wensen, doelen, risicobereidheid en mogelijkheden teneinde zich ervan te verzekeren dat de door hem te verstrekken adviezen passend zijn gelet op de wenen en mogelijkheden van zijn cliënten. Van een redelijk bekwaam en redelijk handelend adviseur mag voorts worden verwacht dat hij zijn cliënten zodanig informeert over de aard van het product en de risico’s van hun keuzes, dat de cliënten voor het sluiten van een hypothecaire geldlening een weloverwogen beslissing kunnen nemen. Uiteindelijk dient een hypotheekadvies, met het oog op alle omstandigheden van het geval, passend te zijn.

4.6 Wat precies tijdens het adviestraject wel of niet is besproken, kan niet meer exact worden vastgesteld omdat daarvan geen bewijsstukken voorhanden zijn. De Commissie gaat voor haar beoordeling daarom uit van de overgelegde stukken. De Commissie stelt vast dat uit het aanvraagformulier, dat is ondertekend door Consument (zoals opgenomen in de overweging 2.2), het adviesrapport (zoals opgenomen in de overweging 2.3) en uit het polisblad (zoals opgenomen in de overweging 2.6) duidelijk blijkt dat ten aanzien van de spaarhypotheek een doelvermogen wordt opgebouwd van € 91.147,-. De totale som van de spaarhypotheek is € 182.294,-. De Commissie is van oordeel dat het op basis van deze gegevens bij Consument bekend moest zijn geweest dat zij met het afsluiten van de hypothecaire geldleningsovereenkomst een 50%-opbouwproduct was overeengekomen gekoppeld aan de spaarhypotheek en dat in de verzekering een waarde van € 91.147,- werd opgebouwd om aan het einde van de looptijd af te kunnen lossen op de spaarhypotheek. De Commissie is van oordeel dat wat Consument heeft gesteld, namelijk dat de Adviseur onvoldoende heeft gewezen op het overeenkomen van een
50%-opbouwproduct door de Adviseur, voldoende gemotiveerd is betwist. Consument heeft haar stelling voorts niet, althans onvoldoende, aannemelijk gemaakt.

4.7 Wat de stellingen van Consument betreft, dat zij door de definitie van het begrip spaarhypotheek op de website is misleid en dat haar voornaamste wens namelijk aflossingszekerheid niet in acht is genomen, oordeelt de Commissie als volgt. Consument heeft gesteld dat op de website van de Adviseur in de begrippenlijst onder het begrip spaarhypotheek is aangegeven dat aan het einde van de looptijd de hypotheek gegarandeerd wordt afgelost. De zinsnede op de website van de Adviseur behorende tot het begrip spaarhypotheek kan zo worden geïnterpreteerd dat sprake is van een gegarandeerd aflossen van de gehele som van het betreffende leningdeel. Dit geldt volgens de Commissie ook voor de passage in het adviesrapport, onder het kopje: ‘uw wensen’ bij de tabel aangaande de wens aflossingszekerheid, waar staat aangegeven dat de hypotheekschuld aan het einde van de looptijd gegarandeerd wordt afgelost. Deze passage op zichzelf staand kan zo worden geïnterpreteerd dat sprake is van een gegarandeerde aflossing van het gehele leningdeel.

4.8 De Adviseur heeft ten aanzien van de tekst op de website naar voren gebracht dat nergens uit blijkt dat deze webpagina in 2010 door Consument is geraadpleegd. De Commissie stelt vast dat niet is gebleken dat Consument ten tijde van de advisering is misleid door de tekst op de website. Consument heeft deze tekst tijdens de procedure aangehaald om haar stelling te onderbouwen.

4.9 De Commissie kan zich indenken dat de genoemde passage in het adviesrapport tot onduidelijkheid kan leiden. De Commissie oordeelt echter, dat in samenhang met het aanvraagformulier en alle andere in de overweging 2.3 genoemde passages het Consument duidelijk had kunnen zijn dat een 50%-opbouwproduct zou worden afgesloten.

4.10 Van een gemiddelde Consument mag worden verwacht dat hij de aan hem verstrekte schriftelijke informatie aandachtig leest en dat hij, indien hij de aldus verstrekte informatie onvoldoende of onduidelijk vindt, daarover vragen stelt.

Dat de Adviseur is tekortgeschoten in zijn advisering of een ondeugdelijk advies heeft gegeven, is in het onderhavige geval niet aannemelijk geworden. Daarbij merkt de Commissie nog op dat Consument (aanzienlijk) lagere premies heeft betaald doordat het kapitaal in de verzekering tot slechts 50% van de som van de spaarhypotheek wordt opgebouwd.

4.11 Tijdens de zitting heeft de Adviseur aangeboden om Consument, zonder advieskosten in rekening te brengen, te adviseren over de mogelijkheden die er zijn ten aanzien van de aflossing van het resterende deel van de spaarhypotheek. Consument is niet op dit aanbod ingegaan.

4.12 Gelet op het voorgaande dient de vordering van Consument te worden afgewezen.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak