Mijn Kifid

Uitspraak 2018-163

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-163
(prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. A.P. Luitingh, mr. E.C. Ruinaard, leden en mr. M. Veldhuis, secretaris)

Klacht ontvangen op : 7 februari 2017
Ingediend door : Consument
Tegen : Achmea Bank N.V., voorheen Staalbankiers N.V., gevestigd te Apeldoorn, verder te noemen “de Bank”
Datum uitspraak : 8 maart 2018
Aard uitspraak : Niet-bindend advies

Samenvatting

Consument beklaagt zich erover dat de Bank zijn krediet niet wenst voort te zetten met een andere woning als onderpand. Consument stelt dat de Bank heeft toegezegd dat hij niet verplicht kon worden om het krediet tussentijds af te lossen en dat een verhuisfaciliteit op het krediet van toepassing was. De bewijslast van deze stelling ligt bij Consument. De Commissie is van oordeel dat Consument, tegenover de gemotiveerde betwisting door de Bank, onvoldoende bewijs heeft geleverd. Dit betekent dat de door Consument gestelde toezeggingen niet zijn komen vast te staan. Voorts voorzag de overeenkomst tussen partijen niet in een verhuisregeling en de Bank is daarom, vanuit het rechtsbeginsel van contractsvrijheid, in beginsel niet gehouden aan het verzoek van Consument te voldoen. Nu de weigering door de Bank naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is, dient de vordering van Consument te worden afgewezen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken met bijbehorende bijlagen:

• het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier;
• de klachtbrief van Consument;
• het verweerschrift van de Bank;
• de repliek van Consument;
• de door Consument ter zitting overgelegde e-mailcorrespondentie;
• de aanvullende reactie en stukken van de Bank van 30 juli 2017;
• de aanvullende reactie en stukken van Consument van 15 augustus 2017;
• de aanvullende reactie van de Bank van 25 augustus 2017.

De Commissie stelt vast dat Consument heeft gekozen voor een niet-bindend advies. De uitspraak is daardoor niet-bindend.

Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting van de enkelvoudige commissie op 5 juli 2017 en zijn aldaar verschenen.

De Commissie heeft partijen na de hoorzitting laten weten de verdere behandeling van de klacht meervoudig te willen afdoen. De Commissie is toen uitgebreid met de leden mr. A.P. Luitingh en mr. E.C. Ruinaard. Op 24 november 2017 vond de meervoudige behandeling op stukken plaats.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 Consument heeft de Bank in juli 2007 benaderd voor het oversluiten van zijn bestaande hypothecaire geldlening. Op 27 juli 2007 heeft een oriënterend gesprek tussen partijen plaatsgevonden. In het gespreksverslag is – voor zover relevant – het volgende opgenomen:

“Hypotheek
In de privé situatie heeft [consument] momenteel zijn bankzaken lopen via ING. Daar loopt o.a. een hypotheek voor de eigen woning op euribor basis en waarvoor [consument] nu interesse heeft getoond om deze om te zetten in CHF. Nu hij toch op het moment van wijzigen staat, wil hij de financiering ook anders laten lopen:
1. De BV herfinanciert de hypotheek in euro’s tbv DGA tegen een zakelijke rente met als zekerheid hypotheek op de eigen woning
2. SB financiert in CHF een bedrag gelijk aan het euro’s bedrag met als zekerheid verpanding van de lening, gesecureerd middels de hypothecaire inschrijving op het woonhuis.

De reden om te kiezen voor deze constructie is vooral ingegeven door het risico aspect van de valuta. Indien de CHF sterker wordt (hetgeen in principe nadelig is voor de kredietnemer) kan een valuta verlies in de BV fiscaal in mindering worden gebracht. Daar staat natuurlijk tegenover dat een voordeel als winst in de BV valt.”

2.2 Consument heeft via [naam 1] B.V., een onderneming van Consument, een krediet bij de Bank aangevraagd. Op de kredietaanvraag van 6 augustus 2017 staat – voor zover relevant – het volgende:

“Hoofdsom EUR 431.500,= voor de tegenwaarde in Zwitserse Franken
Vorm 30-jarig roll over lening
Aflossing Aflossingsvrij

Zekerheden Ruisvolle verpanding van de vordering op (consument en zijn partner) groot EUR 431.500,=. Deze vordering wordt gesecureerd middels een 1e hypothecaire inschrijving van EUR 517.800,= op de woning aan de (…) te [plaatsnaam], waarvan de hypotheek¬- rechten ook aan ons verpand worden.”

2.3 De Bank heeft [naam 1] B.V. op 11 oktober 2007 een krediet van € 431.500,- aangeboden voor de financiering van de aan Consument en zijn partner te verstrekken herfinanciering van hun woning gelegen te [plaatsnaam]. Consument en zijn echtgenote hebben de offerte op 15 oktober 2007 voor akkoord ondertekend. In de offerte is – voor zover relevant – het volgende opgenomen:
“Soort & doel financiering
Deze kredietfaciliteit wordt de debiteur verstrekt in de vorm van een roll-over lening met als doel de financiering van een aan (consument en zijn partner) te verstrekken herfinanciering van de eigen woning aan de (…) te [plaatsnaam].

Valutasoort roll-over lening
Zwitserse Franken (CHF).

Hoofdsom & looptijd
Een bedrag in Zwitserse Franken als equivalent van het bedrag van € 431.500,00.

Zekerheid
Tot zekerheid voor de terugbetaling van al hetgeen de debiteur ons op enig moment schuldig is of zal zijn, verstrekt de debiteur ons de volgende zekerheid:
 Een eerste hypothecaire inschrijving van € 517.800,00 (zegge: vijfhonderdzeventienduizend¬achthonderd Euro) op de onroerende zaak gelegen aan de (…) te [plaatsnaam].
Doordat de betalingsverplichtingen voor zover het betreft de hoofdsom en rente aan valutarisico onderhevig zijn, wordt voor de financiering een hypotheekinschrijving verlangd die 20% hoger ligt dan de hypothecaire lening. Mocht de waarde van de Zwitserse Frank ten opzichte van de Euro met meer dan 20% stijgen, dan zal de debiteur aanvullende zekerheden dienen te verstrekken dan wel een gedeelte af te lossen, voor zover de debiteur niet reeds door betaling van aflossingen voldoende heeft afgelost.”

2.4 Bij de aanbieding van 11 oktober 2007 was het formulier “Achtergrondinformatie Staalbankiers hypothecaire lening in Zwitserse Franken” (hierna: ‘het Formulier Achtergrondinformatie’) bijgevoegd. Consument heeft elke pagina van het Formulier Achtergrondinformatie geparagrafeerd. Op het Formulier Achtergrondinformatie is – voor zover relevant – het volgende opgenomen:

“Waartoe verplicht u zich financieel als u een CHF hypotheek afsluit?
Gedurende de looptijd van de hypothecaire lening bent u maandelijks een bedrag aan hypotheek-rente verschuldigd in Zwitserse Franken. Het rentetarief wordt berekend op grond van CHF LIBOR met een opslag. Het toepasselijke CHF LIBOR-tarief zal voor u bindend zijn.

U heeft de verplichting om aan het eind van de overeengekomen looptijd van de lening uw hypothecaire geldlening af te lossen in Zwitserse Franken. Doordat de betalingsverplichtingen voor zover het betreft hoofdsom en rente aan valutarisico onderhevig zijn, wordt bij de financiering een hypotheekinschrijving verlangd die 20% hoger ligt dan de hypothecaire lening.”

“Kunt u de CHF hypotheek aflossen en wat zijn de gevolgen?
Bij verkoop van de woning en bij overlijden is geen boeterente wegens vervroegde algehele aflossing verschuldigd. Aflossing geschiedt dan steeds tegen de alsdan geldende wisselkoers van de Zwitserse Frank ten opzichte van de Euro. Op moment van aflossing realiseert u dus een koerswinst of een koersverlies.

Gedurende de looptijd van de lening is het in beginsel niet mogelijk om meeverbonden zekerheid geheel of gedeeltelijk te vervreemden of te bezwaren.”

2.5 Op de offerte zijn de Algemene Bepalingen van Geldlening (hierna: “de Algemene Bepalingen”) van toepassing. Hierin is – voor zover relevant – het volgende opgenomen:

“5. Vervroegde opeisbaarheid
In afwijking van het bepaalde in artikel 3 is het door de Debiteur aan de Bank uit hoofde van de Overeenkomst verschuldigde alsmede al het overige verschuldigde te allen tijde terstond en in zijn geheel opeisbaar zonder enige sommatie of ingebrekestelling in geval:

m. Het doel waarvoor de Overeenkomst door de Debiteur is aangegaan naar het oordeel van de Bank niet wordt bereikt of redelijkerwijze niet bereikt kan worden dan wel de Debiteur zonder voorafgaande toestemming van de Bank de van de Bank geleende gelden geheel of gedeeltelijk aanwendt voor een ander doel;”

2.6 De hypotheekakte is op 1 november 2007 gepasseerd bij de notaris. In de hypotheekakte is – voor zover relevant – het volgende opgenomen:

“2. Opeisbaarheid
Het door de schuldenaar aan de bank verschuldigde is, tenzij anders is overeengekomen opeisbaar:

c. bij inbeslagneming; bij vervreemding (al dan niet slechts economisch) of onteigening van het onderpand geheel of deels.”

2.7 Op 2 juli 2008 heeft een gesprek tussen partijen plaatsgevonden. In het gespreksverslag van de Bank is – voor zover relevant – het volgende opgenomen:

“Telefonisch gesproken met [consument] [sic] n.a.v. het mailtje over de CHF ontwikkeling (periodieke up-date [sic] van [naam 2]). Hij vroeg zich af hoe hij eea moest interpreteren, wat de verwachtingen zijn en of hij aktie [sic] moet ondernemen. In principe behoeft dit niet; de lening heeft indirect betrekking op het woonhuis en is aangegaan voor de lange termijn. Naar verwachting zal de koers van de CHF zich binnen een bepaalde bandbreedte bewegen, die niet verontrustend is. De rente kan mogelijkerwijs oplopen, in samenhang met de Euribor.”

2.8 Op 12 augustus 2010 heeft opnieuw een gesprek tussen partijen plaatsgevonden. In het gespreksverslag van de Bank is – voor zover relevant – het volgende opgenomen:

“CHF financiering
De stand van zaken mbt de CHF financiering besproken. [consument] houdt dit goed in de gaten en leest ook altijd onze mailberichten omtrent dit onderwerp. Ze hebben indertijd bewust gekozen voor het laten lopen van de CHF financiering via de BV. Een nadelige koersontwikkeling werkt daardoor minder hard door (van een eventuele positieve koersontwikkeling hebben ze daarbij minder voordeel). Ze maken zich in ieder geval geen zorgen en zien ook geen aanleiding om de lening om te zetten in Euro’s.

Indien de koers weer wegzakt waardoor er meer dan 20% verschil in koers ontstaat tussen het instapmoment en de huidige situatie kunnen we het effectendepot en/of creditgelden verpanden. [consument] heeft hier geen bezwaar tegen.”

2.9 Consument heeft in september 2010 aanvullende zekerheden verstrekt in verband met een stijging van de koers van de Zwitserse Frank met meer dan 20% ten opzichte van de Euro.

2.10 Consument heeft bij e-mail van 3 augustus 2016 aangegeven dat de woning te [plaatsnaam] mogelijk zal worden verkocht. Consument heeft aangegeven dat hij de kredietfaciliteit wenst voort te zetten en hij heeft nagevraagd welke zekerheden hiervoor gesteld dienen te worden.

2.11 Bij e-mail van 19 augustus 2016 heeft de Bank als volgt gereageerd:

“Uiteraard zitten we met een CHF lening aan de BV. Ik [sic] mijn gesprekken met jullie heb ik al de status van deze lening een aantal keren toegelicht. Ook de laatste keer heb ik toegelicht hoe Achmea en Staalbankiers over deze leningen denken. Al voor veel relaties heb ik getracht een opening te forceren richting de kredietenafdeling intern. Helaas is me dat nog geen enkele keer gelukt. Met betrekking tot je opmerking dat bij aanvang is vastgelegd dat je de lening mag mee-verhuizen het volgende. Deze aanvraag is door 10-tallen relaties bij het kredietbedrijf voorgelegd. Geen enkele aanvraag is gehonoreerd. Dit omdat zowel in de offerte, als in de algemene voor-waarden nergens is opgetekend dat er gebruik gemaakt kan worden van een verhuisfaciliteit. Overigens geldt dit in principe voor iedere bank zo. Nadat iemand verhuist, wordt in principe een geheel nieuwe aanvraag gestart, en kan enkel op basis van de nieuwe gegevens besloten worden in hoeverre de nieuwe lening verantwoord is. Het meeverhuizen is dan enkel van toepassing op de rente, niet op de hoofdsom. Natuurlijk zou in jullie geval direct gelden dat jullie op basis van de huidige situatie onze lening gemakkelijk kunnen dragen. Echter Achmea heeft te kennen gegeven van al deze leningen af te willen. Tot aan de raad van bestuur is het duidelijk wat ze willen. Aflossen. Wat we ook doen. Het is aflossen.
Ook wel logisch. We moeten op sommige contracten bijbetalen. Ook met betrekking tot zorgplicht, een verdere verzwakking van de EURO, daling onderpand of inkomen, het blijft een lastig verhaal.

Als ik kijk naar de lening, zie ik jullie destijds een hypothecaire zekerheid hebben verstrekt aan Staalbankiers. Indien jullie het onderpand willen verkopen zal de notaris een aflosnota opvragen bij onze bank. Staalbankiers zal enkel royement verlenen als de gehele lening ingelost wordt. Achmea/Staalbankiers heeft het standpunt aangenomen dat ze niet van het contract afkunnen, dus zonder wijzigingen loopt het contract door, maar bij wijzigingen zoals overlijden of verkoop van het onderpand wordt de lening ingelost.”

2.12 Bij e-mail van 24 november 2016 heeft een voormalig medewerker van de Bank het volgende aan Consument geschreven:

“Wat weet ik nog over de CHF lening die door Staalbankiers aan jullie is verstrekt?

Het is alweer lang geleden en ik heb al enige tijd geen toegang meer tot jullie dossier; sinds 2014 werk ik immers voor [naam 3].
Wat ik mij in ieder geval herinner, is dat de chf lening aan jullie BV is verstrekt.
Dat was een bewuste keuze van jullie ivm het valuta risico.
Verder weet ik nog, dat als een van de zekerheden jullie woning is ondergezet.
Dit met het oog op flexibiliteit tav de effectenportefeuille en liquide middelen (hoewel later volgens mij wel een deel is verpand ivm de ontwikkeling van de chf koers).
En de gedachte dat de zekerheden altijd gewijzigd konden worden (als natuurlijk maar wel aan de dekkingsgraad wordt voldaan).
Althans, dat zou een logische gedachte zijn zeker in het toenmalige tijdsbeeld.
De exacte afspraken heb ik niet meer op mijn netvlies staan, maar ik neem aan dat die zijn vastgelegd in de getekende offerte.
En normaal gesproken zouden die anders ook zijn opgenomen in de kredietaanvraag en de behandeling/ fiattering daarvan.
Verdere details zijn mij helaas ontschoten.”

2.13 Consument heeft op 26 november 2016 een klacht bij de Bank ingediend. De Bank heeft bij brief van 30 januari 2017 als volgt gereageerd:

“Wij kunnen uw verzoek tot vervanging van het onderpand middels een verhuisregeling niet honoreren. Anders dan u stelt is er geen verhuisregeling overeengekomen. Dit is geen reguliere voorziening van de Bank; deze is niet vermeld op de kredietovereenkomst van 11 oktober 2007 en ook niet in de van toepassing zijnde voorwaarden waarnaar in de kredietovereenkomst wordt verwezen. Uit onze dossiers blijkt ook niet dat een verhuisregeling is toegezegd of dat daarover separate afspraken zijn gemaakt. De verklaring van (onze voormalige medewerker) leidt niet tot een ander oordeel.

Ook een toezegging dat [naam 1] BV “nooit tot een gedwongen aflossing zou moeten komen” is niet gedaan. Zulks zou ook in strijd zijn met de opeisingsgronden genoemd in artikel 5 van de algemene voorwaarden.

Het krediet is verstrekt ter financiering van de woning te [plaatsnaam]. Indien de woning wordt verkocht dient de daartoe verstrekte financiering te worden afgelost.”

2.14 De Bank heeft Consument, na de zitting van 5 juli 2017, bij brief van 12 juli 2017 uit coulance een aanbod gedaan. In de brief van 12 juli 2017 is – voor zover relevant – het volgende op-genomen:

“Hoewel er juridisch geen enkele verplichting voor de bank bestaat om u een verhuisregeling aan te bieden, zijn wij uit coulance en alleen voor uw specifieke situatie bereid, u eenmalig te faciliteren om een CHF lening naar een nieuwe woning mee te nemen.

Hiermee voorkomt u dat u op 25 juli 2017 (de door uzelf geplande datum van transport van uw huidige woning ) uw bestaande CHF lening tegen een koersverlies van ca. € 230.000,- in EUR moet aflossen.

Aan het faciliteren van het doorzetten van een CHF lening verbinden wij echter wel de volgende voorwaarden:

1. De (eventuele} voortzetting van de CHF -lening heeft maximaal dezelfde looptijd als de oorspronkelijk verstrekte CHF-lening; in uw geval betekent dit tot 1-11-2037.
2. De kredietopslag op de maandelijkse CHF-Libor rente bedraagt 2,50%, waarbij het totaal van de te betalen rente van de CHF Libor + de opslag gezamenlijk te allen tijde minimaal 0% bedraagt; in uw geval betekent dit dat de opslag met 1,60% wordt verhoogd.
3. De voort te zetten hypothecaire CHF lening (nieuwe situatie) valt binnen de kredietvers trekkings-normen van Acier Financieringen, de AFM kredietverlening leidraden en overige relevante wet – en regelgeving:

[…]

4. In een eventuele nieuwe kredietovereenkomst wordt met u een koersniveau EUR/CHF overeengekomen waarop de CHF lening onvoorwaardelijk wordt gedraaid naar EUR. Voor dit draaimoment (boven het koersniveau bij verstrekking (EUR/CHF koers per heden ca. 1,10) dient gedurende de restant looptijd van de CHF lening verpand creditgeld te worden aangehouden, hetgeen bij het draaien van uw lening van CHF naar EUR zal worden aangewend voor de afdekking van uw alsdan optredende koersverlies.”

2.15 Consument heeft geen gebruikt gemaakt van het aanbod van de Bank en heeft het krediet op 25 juli 2017 geheel afgelost.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert primair dat de Bank de afspraken nakomt en dat het krediet na de verkoop van de woning kan worden voortgezet met andere zekerheden. Subsidiair vordert Consument dat de Bank zijn schade van € 134.173,-, bestaande uit het valutaverlies, vergoedt.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag. De Bank heeft haar zorgplicht geschonden. Consument voert hiertoe de volgende argumenten aan.
• Een voormalig medewerker van de Bank heeft meerdere malen, onder andere bij het wijzigen van de koers in september 2010, toegezegd dat [naam 1] B.V. niet verplicht kon worden om het krediet tussentijds af te lossen. Dat sprake zou zijn van verplichte aflossing blijkt ook nergens uit de kredietovereenkomst, voorwaarden of gespreksverslagen. Daarnaast zijn partijen overeengekomen dat de zekerheden altijd gewijzigd konden worden, oftewel er was sprake van een verhuisregeling. Voornoemde blijkt uit de e-mail van de voormalig medewerker van 24 november 2016. Consument was door deze toezeggingen bereid om het koersrisico te lopen. De Bank weigert deze gemaakte afspraken echter na te komen. De Bank heeft haar zorgplicht geschonden daar zij Consument onjuist heeft geïnformeerd over de mogelijkheid tot verplichte aflossing van het krediet.

Wanneer Consument juist was geïnformeerd had hij bij de valutaschommelingen andere beslissingen kunnen overwegen. Deze mogelijkheid is Consument nu afgenomen, daar de Bank door middel van de toezeggingen het vertrouwen heeft gewekt dat [naam 1] B.V. binnen de looptijd 30 jaren nooit kon worden verplicht om het krediet af te lossen.
• Consument heeft al vanaf het begin van de procedure verzocht om de interne gespreks-verslagen. De voormalig medewerker van de Bank heeft bij alle gesprekken namelijk aan-gegeven dat daarvan een intern gespreksverslag wordt gemaakt. De Bank heeft verschillende stellingen ingenomen om deze niet aan Consument te hoeven verstrekken. De Bank heeft onder meer aangegeven dat de interne stukken van de juridische afdeling niet mogen worden verstrekt. Naar aanleiding van de hoorzitting van 5 juli 2017 heeft de Bank een aantal gespreks¬¬verslagen overgelegd. Aan de hand van de gespreksverslagen is niet te beoordelen of het de authentieke en ongewijzigde gespreksverslagen zijn. Nu de gespreksverslagen niet direct aan Consument zijn verstrekt, dienen deze in de onderhavige procedure buiten beschouwing te worden gelaten.
• Uit het gespreksverslag van 2 juli 2008 blijkt dat het krediet indirect betrekking heeft op de woning van Consument en is aangegaan voor een langere termijn. Hieruit blijkt dat het krediet is aangegaan met de veronderstelling dat de einddatum de datum van aflossen is en dat Consument niet kon worden gehouden om eerder af te lossen. Voorts was bekend dat vanwege de fysieke gesteldheid van de partner van Consument zij binnen de looptijd van het krediet zouden verhuizen naar een andere woning. Dit is een van de redenen dat het essentieel was dat Consument niet gehouden kon worden om het krediet verplicht af te lossen. Ten slotte blijkt uit het gespreksverslag van 2 juli 2008 dat de medewerker van de Bank een garantie omtrent de koersontwikkeling heeft afgegeven.
• De schade van € 134.173 is de schade die Consument persoonlijk heeft geleden. Het totale koersverlies bedraagt € 223.622,-. Het verschil tussen het totale koersverlies en de schade die Consument persoonlijk heeft geleden is het gevolg van de besparingen in de vennootschaps¬¬belasting en de verlaagde aanmerkelijk belang heffing.

Verweer van de Bank
3.3 De Bank heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
• Het krediet is door de Bank verstrekt aan een vennootschap, [naam 1] B.V.. [naam 1] B.V. is niet aan te merken als Consument, als bedoeld in het Reglement van Kifid, daar zij primair houder is van aandelen van andere vennootschappen. De Bank betwist dat [naam 1] B.V. als een verlengstuk van Consument kan worden beschouwd.
• De Bank verleent geen medewerking aan een verhuizing van het krediet van [naam 1] B.V. na verkoop van de woning. Nergens uit de stukken blijkt dat aan [naam 1] B.V. een verhuisrecht ten aanzien van het krediet is verleend. Het doel van het krediet was de financiering van de woning te [plaatsnaam]. Uit artikel 2 van de hypotheekakte en artikel 5 van de Algemene Bepalingen blijkt dat bij verkoop van de woning de daarvoor aangegane financiering dient te worden afgelost. Het doel van de verstrekking is immers geëindigd. Bij verkoop van de woning wordt royement van de hypothecaire inschrijving verleend. Dit gebeurt alleen tegen aflossing van het krediet. Daarnaast is in de contacten tussen partijen nimmer een toezegging gedaan dat bij verkoop van de woning gebruik kon worden gemaakt van een verhuisregeling. Dit blijkt onder meer uit de gespreksverslagen.

Daarnaast blijkt de toezegging ook niet uit de e-mail van de voormalig medewerker van de Bank.
Nu de Bank geen verhuisregeling kent en beleidsmatig ook geen aanleiding ziet deze in individuele gevallen toe te passen, dient Consument het krediet af te lossen. De Bank kan niet worden gedwongen om het krediet voort te zetten nadat deze regulier had moeten worden afgelost bij verkoop van de gefinancierde woning.
• De Bank betwist ten zeerste dat zij Consument heeft verzekerd dat hij voor het bereiken van de einddatum nooit gedwongen kon worden tot aflossing. Deze toezegging blijkt ook nergens uit de stukken of communicatie tussen partijen.
• Consument heeft de gestelde schade als gevolg van de stijging van de Zwitserse Frank ten opzichte van de Euro niet onderbouwd. Consument heeft er bewust voor gekozen het krediet via [naam 1] B.V. af te sluiten, zodat het valutaverlies fiscaal aftrekbaar zou zijn. De Bank gaat er derhalve vanuit dat het valutaverlies volledig wordt gecompenseerd en er derhalve geen schade wordt geleden. Ten slotte heeft Consument zijn aanspraak op enige schadevergoeding verloren nu hij het voorstel van de Bank van 12 juli 2017 heeft afgewezen.

4. Beoordeling

4.1 Nu Consument het krediet op 25 juli 2017 geheel heeft afgelost is de vraag die ter beoordeling voorligt of de Bank gehouden kon worden om het krediet voort te zetten met een andere woning als onderpand dan wel de door Consument gevorderde schade dient te vergoeden.

4.2 Het meest verstrekkende verweer van de Bank is dat de klacht van Consument niet-behandelbaar is, daar hij niet kan worden aangemerkt als Consument in de zin van artikel 1 van het Reglement. In het midden kan worden gelaten of Consument ook daadwerkelijk kan worden aangemerkt als Consument in de zin van artikel 1 van het Reglement nu de vordering van Consument op grond van inhoudelijke gronden zal worden afgewezen. De Commissie oordeelt hiertoe als volgt.

4.3 Consument stelt dat de Bank hem in de gelegenheid had moeten stellen om het krediet mee te nemen naar een andere woning, zodat hij geen koersverlies bij aflossing zou hoeven te lijden. Door de Bank is namelijk toegezegd dat Consument niet verplicht kon worden om het krediet tussentijds af te lossen en dat een verhuisfaciliteit op het krediet van toepassing was. Door deze toezeggingen was Consument bereid het koersrisico te lopen.

4.4 De Bank daarentegen betwist de toezeggingen en stelt daartoe dat de toezeggingen nergens uit de stukken of communicatie tussen partijen blijken. Uit de stukken blijkt tevens dat bij verkoop van de woning de daarvoor aangegane financiering dient te worden afgelost.

4.5 Voorop staat dat ingevolge artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) als uitgangspunt heeft te gelden dat de partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten – bij voldoende betwisting door de wederpartij – haar stellingen moet bewijzen. Tegenover de stelling van Consument dat partijen een verhuisregeling zijn overeen¬gekomen en dat hij niet gehouden kon worden verplicht af te lossen, staat de betwisting door de Bank.
Dit betekent dat de bewijslast van zijn stellingen op Consument rust. Afgezien van de eigen verklaring van Consument heeft Consument echter geen enkel (begin van) bewijs geleverd waaruit de toezeggingen blijken.
De Bank heeft gemotiveerd betwist dat er toezeggingen zijn gedaan en heeft erop gewezen dat het krediet bij verkoop van de woning dient te worden afgelost. De Commissie stelt vast dat uit het Formulier Achtergrondinformatie blijkt dat bij verkoop van de woning sprake is van vervroegde algehele aflossing. En ook blijkt uit dat Formulier dat gedurende de looptijd het in beginsel niet mogelijk is meeverbonden zekerheid (zoals in casu de woning) geheel of gedeeltelijk te vervreemden. De Commissie stelt voorts vast dat uit de Algemene Bepalingen blijkt dat de verplichtingen uit de overeenkomst terstond opeisbaar zijn indien de debiteur (in casu Consument) zonder toestemming van de Bank geleende gelden aanwendt voor een ander doel (zoals de verkoop van de woning en de aankoop van een nieuwe woning). De Commissie is van oordeel dat Consument, tegenover de gemotiveerde betwisting door de Bank, onvoldoende bewijs heeft geleverd. Dit betekent dat de door Consument gestelde toezeggingen niet zijn komen vast te staan.

4.6 Zoals onder 4.5 overwogen voorzag de overeenkomst tussen Consument en de Bank niet in een verhuisregeling. De Bank is daarom, vanuit het rechtsbeginsel van contractsvrijheid, in beginsel niet gehouden Consument in de gelegenheid te stellen om het krediet voort te zetten met een andere woning als onderpand. Hierop kan een uitzondering bestaan indien de weigering om dat te doen in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De Bank heeft als reden voor de weigering gesteld dat zij geen verhuisregeling kent en bij verkoop van het onderpand altijd aflossing van het krediet verlangt. Een dergelijke beleidskeuze valt geheel binnen de kaders van beleids¬vrijheid zodat het weigeren door de Bank om het krediet mee te nemen naar een nieuwe woning naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is. Vgl. Geschillencommissie Kifid nr. 2015-319. Daarnaast is door de Bank, naar het oordeel van de Commissie onverplicht, op 12 juli 2017 een alternatief aangeboden. Dit aanbod is door Consument afgewezen.

4.7 Hetgeen hiervoor is overwogen leidt de Commissie tot de conclusie dat de Bank niet gehouden was om Consument in de gelegenheid te stellen om het krediet voort te zetten met een andere woning als onderpand. Een aanleiding om de Bank tot betaling van een schadevergoeding te veroordelen is daarom evenmin aanwezig. Nu de vordering op grond van bovenstaande dient te worden afgewezen kan in het midden blijven of de gespreks-verslagen als bewijs kunnen dienen.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

De uitspraak heeft de vorm van een niet-bindend advies. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. U kunt de zaak nog wel aan de rechter voorleggen.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 46 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak