Mijn Kifid

Uitspraak 2018-229 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-229
(prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. R.G. de Kruif, secretaris)

Klacht ontvangen op : 30 augustus 2017
Ingediend door : Consument
Tegen : Ansvar Verzekeringsmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen
Verzekeraar
Datum uitspraak : 6 april 2018
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

Consument klaagt erover dat verzekeraar niet alle als gevolg van een kettingbotsing ontstane schade aan haar auto wil vergoeden. De Commissie is van oordeel dat verzekeraar mocht uitgaan van de door de expert verrichte ongevallenanalyse. Daaruit volgt dat Verzekeraar voor de onstane schade aan de voorkant van de auto niet aansprakelijk is. De genoemde getuigenverklaringen sluiten het door de expert geschetste beeld niet uit. Verzekeraar is niet verplicht een aanvullende schadevergoeding te betalen. De vordering is afgewezen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

• het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier met bijlagen;
• het verweerschrift van Verzekeraar;
• de reactie (repliek) van Consument;
• de reactie (dupliek) van Verzekeraar;
• de reactie van Consument op het dupliek van Verzekeraar.

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist. Partijen hebben gekozen voor bindend advies.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 Consument is op 31 augustus 2015 met haar auto betrokken geraakt bij een kettingbotsing. Het betrof een kettingbotsing met 5 auto’s. Van voor naar achter vond de kettingbotsing plaats tussen een [Automerk 1], [Automerk 2], [Automerk 3], [Automerk 4] en [Automerk 5].

2.2 De achterste auto in de rij [Automerk 5] was verzekerd bij Verzekeraar. De auto van Consument [Automerk 2] was dus de derde auto vóór [Automerk 5].
2.3 Consument heeft een schadeaangifteformulier ingevuld en bij Verzekeraar haar schade geclaimd.

2.4 In het proces-verbaal van de politie is onder andere het volgende opgenomen:
“De verklaring die bet[rokkene] in het 1e voertuig had was “Dat ze met een snelheid van pakweg 10 km per uur reed. Dat ze plots moest stoppen voor haar voorganger. Dit lukte. De voertuigen hier achter konden ook nog op tijd stoppen. De bet[rokkene] van het laatste voertuig verklaarde: “Ik moest plots stoppen. Ik remde maar merkte dat ik op mijn voorganger klapte. Hierdoor ben ik op mijn voorganger en kennelijk de voertuigen daarvoor geklapt.
Onderling komen bet[rokkenen] er met elkaar uit. Rapp[orteur]s maken geen pv op tegen de vermoedelijke veroorzaker omdat dit niet in verhouding staat tot de gemoedelijke oplossing die men met elkaar zijn overeengekomen.”

2.5 Op 26 januari 2016 heeft een door Verzekeraar ingeschakelde expert van CED Automotive onder andere het volgende gerapporteerd:
“Gezien de schade aan de voor- en achterzijde van bovengenoemd voertuig [Automerk 2] zou je kunnen concluderen dat [Automerk 2] eerst achterop zijn voorganger is gereden en vervolgens van achteren is aangereden. Echter is de achterop komende partij achter op de trekhaak en de achterbumper gekomen waarbij de trekhaak naar alle waarschijnlijkheid de meeste kracht heeft opgevangen. De bestuurster van het eerste voertuig zou daar meer uitsluitsel over kunnen geven met dien verstande of zij een of twee keer een impact achter op haar voertuig heeft waargenomen.
Ook is de schade omvang en de impact van het achterop komen voertuig welke [Automerk 2] van achteren heeft aangereden belangrijk.”

2.6 De bestuurder van [Automerk 1] heeft schriftelijk d.d. 1 juni 2016 het volgende verklaard (hierna: de Getuigenverklaring):

“Naar aanleiding van de aanrijding van jouw [Automerk 2] (Auto B) (…) op mijn [Automerk 1] (Auto A) (…) verklaar ik het volgende:
• Zowel auto A als auto B stonden stil op de snelweg A27 veroorzaakt door een file.
• Auto B heeft auto A één maal geraakt.
(…)”

2.7 Verzekeraar heeft naar aanleiding van het schadebeeld als gevolg van de kettingbotsing een ongevallenanalyse laten uitvoeren door een (NIVRE geregistreerde) expert van [Naam expertisebureau]. [Naam expert] heeft een rapport d.d. 25 juli 2017 opgesteld met daarin zijn bevindingen van het onderzoek en de volgende twee conclusies:

“1. Hoewel de verklaringen/uitlatingen van de betrokkenen er op uitkomen dat de botsing tussen de [Automerk 5] en [Automerk 4] tot alle schade aan de 5 betrokken voertuigen heeft geleid, komt vanuit de schade intensiteiten naar voren dat de [Automerk 2] “op eigen kracht” tegen de achterzijde van de [Automerk 2] is gebotst (en dus niet als gevolg van de botsing tussen [Automerk 5] en [Automerk 4]..
2. De verklaring van de [Automerk 1] bestuurster doet stellen dat [Automerk 2] niet voor een tweede keer (als gevolg van de botsing front [Automerk 3] / achterzijde [Automerk 2] tegen de [Automerk 1] is gebotst.”

2.8 Bij brief van 26 juli 2017 heeft Verzekeraar de schadevordering van Consument afgewezen onder verwijzing naar het rapport van [Naam expert].

2.9 Consument heeft over de afwijzing geklaagd wat heeft geleid tot de onderhavige klacht.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert € 6.779,- van Verzekeraar.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag. De bij Verzekeraar verzekerde (bestuurder van de) [Automerk 5] is verantwoordelijk voor de kettingbotsing en derhalve aansprakelijk voor de schades aan (onder andere) de [Automerk 2] van Consument. Verzekeraar heeft daarom ten onrechte geen (aanvullende) schadevergoeding aan Consument uitgekeerd. Consument voert de volgende argumenten aan:
• Met de [Automerk 5] is op een stilstaande file ingereden waarbij een hele rij auto’s is doorgeduwd en zowel aan de voor- als achterzijde aan de [Automerk 2] van Consument schade is ontstaan. De schade veroorzaakt aan de voorzijde van de [Automerk 2] is echter niet door Verzekeraar uitgekeerd.
• Door middel van de Getuigenverklaring is aangetoond dat de [Automerk 2] niet eerder dan nadat [Automerk 5] op de stilstaande auto’s is ingereden de [Automerk 1] heeft geraakt. Voor de aanname dat de schade aan de voorzijde van de [Automerk 2] niet is ontstaan door het doorduwen, is geen enkel hard bewijs.

Verweer van Verzekeraar
3.3 Verzekeraar heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
• De politie is bij de kettingbotsing ter plaatse geweest en er zijn verklaringen van partij getuigen opgenomen.
Er is verder geen ongevallenanalyse in gang gezet, omdat volgens de politieambtenaren ter plaatse partijen een ‘gemoedelijke oplossing’ zijn overeengekomen.
• Het schadebeeld aan het voertuig van Consument was atypisch. Degene achter haar had aan de voorzijde van zijn voertuig géén schade. Aan de [Automerk 2] van Consument is zeer geringe achterschade geconstateerd en zeer forse voorschade. Op basis daarvan, en omdat de lezing van Consument niet is gestaafd door onafhankelijke getuigen, heeft Verzekeraar voor wat betreft de schade aan de voorkant van de auto van Consument de schadevergoeding afgewezen.
• Omdat Consument zich niet met het standpunt kon verenigen, heeft Verzekeraar aan [Naam expert] opdracht gegeven voor het maken van een ongevallenanalyse. Uit het rapport van [Naam expert] volgt de conclusie dat Consument eerst ‘op eigen kracht’ tegen haar voorligger is gebotst en dat pas daarna de botsing aan de achterzijde van het voertuig heeft plaatsgevonden. Verzekeraar is daarom niet tot aanvullende uitkering overgegaan.

4. Beoordeling

4.1 In de onderhavige klacht gaat het om de vraag of Verzekeraar gehouden is tot een aanvullende schadevergoeding aan Consument in verband met de schade aan de voorkant aan haar auto. De Commissie is van oordeel dat Verzekeraar deze schadevergoeding heeft mogen weigeren om de volgende redenen.

4.2 Verzekeraar heeft een schade-expert, [Naam expert], de schade laten beoordelen. De conclusies in het expertiserapport van 25 juli 2017 zijn gestaafd aan de hand van het door de expert uitgevoerde onderzoek en zijn aannemelijk en begrijpelijk. De Commissie acht het aannemelijk dat een expert op het gebied van ongevallenanalyses aan de hand van een schadebeeld kan bepalen met welke snelheid een bepaald voertuig voor de botsing gereden heeft. Niet gebleken is dat aan de deskundigheid of betrouwbaarheid van de expert moet worden getwijfeld. Naar aanleiding van de onderhavige klacht heeft Verzekeraar voorts aanvullend onderzoek door de expert laten doen. In de (aanvullende) rapportage d.d.
1 februari 2018 heeft de expert een nadere toelichting gegeven op met name de punten die door Consument ter discussie zijn gesteld. Dit heeft niet tot een andere conclusie geleid, maar bevestigt nogmaals de eerder door de expert gegeven verklaring met betrekking tot de oorzaken van de verschillende schades van de bij de kettingbotsing betrokken auto’s.

4.3 De verklaring van Consument dat de bestuurder van de [Automerk 1] maar één keer een klap heeft gevoeld – hetgeen deze bestuurder in een getuigenverklaring heeft bevestigd – past ook in de door de expert gegeven verklaring van de oorzaken van de verschillende schades.

Ook uit de verklaring van de bestuurder van de [Automerk 5] zoals opgenomen in het politierapport (hierboven onder punt 2.4) kan niet zondermeer de conclusie worden getrokken dat deze bestuurder ook aansprakelijk moet worden gehouden voor de schade aan de (voorkant van de) auto van Consument. De door Consument genoemde getuigenverklaringen sluiten het door de expert geschetste beeld niet uit. De Commissie is van oordeel dat Verzekeraar geen reden heeft om niet van het door de expert uitgevoerde onderzoek uit te kunnen gaan. Verzekeraar is derhalve niet verplicht een aanvullende schadevergoeding aan Consument te betalen.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak