Mijn Kifid

Uitspraak 2018-282 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-282
(mr. B.F. Keulen, voorzitter, mr. dr. S.O.H. Bakkerus en prof. mr. M.L. Hendrikse, leden, en
mr. R.A. Blom, secretaris)

Klacht ontvangen op : 12 juli 2017
Ingediend door : Consument
Tegen : Risk Groep B.V., gevestigd te Nieuwegein, verder te noemen Gevolmachtigde
Datum uitspraak : 3 mei 2018
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

Het geschil spitst zich toe op de vraag of de kas van 18 x 15.6 meter dient te worden aangemerkt als een ‘bij de particuliere woning behorend bijgebouw’ zoals opgenomen in de polisvoorwaarden. De Commissie overweegt dat uit de bewoordingen van artikel 23 van de Voorwaarden volgt dat Consument recht heeft op dekking onder de verzekering nu de Voorwaarden geen nadere omschrijving geeft van ‘bijgebouwen’. De enkele stelling van Gevolmachtigde dat deze kas niet als bijgebouw kan worden aangemerkt vanwege inhoud en oppervlakte snijdt geen hout nu de Voorwaarden geen onderscheid maken tussen bijgebouwen op grond van hun afmetingen. De Commissie wijst de vordering toe.

1. Procesverloop
De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken en de daarbij behorende bijlagen:
• het door Gemachtigde van Consument ingediende klachtformulier;
• aanvullende stukken van Consument;
• het verweerschrift van Gevolmachtigde;
• repliek van Consument.
De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 18 april 2018 en zijn aldaar verschenen.

2. Feiten
De Commissie gaat uit van de volgende feiten.
2.1 Na bemiddeling van [naam tussenpersoon] (hierna: de ‘Tussenpersoon’) heeft Consument een woonhuisverzekering ‘Woonhuispakket plus’ gesloten bij Unigarant (hierna: de ‘Verzekeraar’) via Gevolmachtigde. De verzekeringsvoorwaarden (hierna: de ‘Voorwaarden’) luiden, voor zover relevant bij de beoordeling van dit geschil, als volgt:
“Artikel 23. Opstal
hieronder verstaan wij:
1 het op het polisblad vermelde woonhuis dat hoofdzakelijk particulier wordt gebruikt en de daarbij behorende bijgebouwen, inclusief:
• de daaraan bevestigde zaken zoals zonweringen, rolluiken, zonnepanelen, (schotel)antennes, buitenlamp en e-oplaadpalen;
• de daaraan blijvende verbonden zaken die niet zonder beschadiging kunnen worden verwijderd;
• de fundering”

2.2 Het polisblad bevat de volgende informatie:

2.3 Daarnaast heeft Consument op 5 november 2015 bij Delta Lloyd een zakelijke verzekering gesloten ten behoeve van de loods op zijn perceel die momenteel in gebruik is bij zijn zoon die ter plaatse een boomkwekerij exploiteert. Op het polisblad bij deze verzekering staat dat de kassen niet onder de dekking van deze zakelijke verzekering vallen.

2.4 Op 23 juni 2016 heeft noodweer gepaard gaand met hevige neerslag en hagelstenen, schade toegebracht aan de kas van Consument, waardoor de kas volledig is verwoest. Consument heeft op 24 juni 2016 een schadeclaim ingediend bij Gevolmachtigde voor de schade aan zijn woning en de kas van 12×12 meter.

2.5 Gevolmachtigde heeft op 28 juni 2016 aan de heer [X], expert bij [naam expertisebureau], opdracht gegeven tot het verrichten van een expertiseonderzoek naar de geclaimde schade. Het op 16 juli 2016 verschenen expertiserapport vermeldt:

“Gelet op de door ons ter plaatste aangetroffen situatie en door verzekerde afgelegde verklaring, hebben wij geen redenen te twijfelen aan de toedracht zoals geschetst.
(…)
Vrijwel alle ruiten van een (privé) kas met een afmeting van 12X12 m zijn in stukken uiteen gespat.
(…)
Vooralsnog adviseren wij u een schadebedrag te reserveren van € 32.500,00 voor de verzekerde opstal en € 1.000,00 voor de verzekerde inboedel.”

2.6 Per brief van 23 maart 2017 bericht Gevolmachtigde Tussenpersoon als volgt:
“Wij ontvingen de claim van de schade aan de tuinbouwkas die naast de woning van verzekerde staat. Bij het aangaan van de verzekering is deze niet opgegeven als te verzekeren risico. Indien dit wel was opgegeven dan was de verzekering niet tot stand gekomen omdat dit risico voor de verzekeraar niet acceptabel is. Het bovenstaande in aanmerking nemende, moet wij u helaas berichten dat wij niet tot uitkering kunnen overgaan.”

2.7 Per brief van 18 april 2017 heeft Gevolmachtigde aan Tussenpersoon meegedeeld dat geen dekking onder de verzekering is:
“De verzekeraar handhaaft het standpunt dat de kas niet onder de dekking van het woonhuispakket valt. Indien uw klant de kas wel zou hebben aangeboden ter verzekering op het woonpakket dan zou deze zijn geweigerd, het betreft namelijk een zakelijk risico. Zakelijke risico’s worden niet in dekking genomen op het particuliere woonpakket. Uw klant gaat ervan uit dat door het staken van zijn bedrijf het zakelijke pand automatisch onder de dekking van zijn particuliere woonhuispakket valt. Dat is een onjuist aanname. Allereerst dient een verzekerde een dergelijke wijziging van het verzekerde risico door te geven, dat heeft uw klant niet gedaan. De kas betreft geen gebouw dat behoort bij de particuliere woning zoals een garage, serre, tuinhuis. (…) Daarnaast zou, indien uw klant, na het staken van zijn bedrijf, de kas wel te verzekering had aangeboden, de dekking zijn geweigerd vanwege de afwijkende bouwaard en dakbedekking.”

2.8 Consument heeft foto’s in de procedure overgelegd waarin te zien is dat alleen het geraamte van de kas nog intact is en dat al het glas in de kas is gebroken. De schade is vooralsnog begroot op € 32.500,00.

3 Ter zitting
3.1 Ter zitting is gebleken dat Verzekeraar de schade aan de kas van 12 x 12 meter heeft vergoed. Verzekeraar heeft namelijk een bedrag van € 39.000,00 aan Consument uitgekeerd voor de schade aan de kas van 12 x 12 meter, de carport en het woonhuis. Het geschil tussen partijen ziet op de vraag of de schade aan de kas van 18 x 25.6 meter dient te worden vergoed.

3.2 Zes maanden nadat Consument de in overweging 3.1 genoemde en inmiddels vergoede schade had gemeld heeft hij ook een claim ingediend voor de schade aan zijn kas van 18 x 25.6 meter. Gevolmachtigde heeft deze claim in behandeling genomen en afgewezen omdat de kas een te groot risico is om te verzekeren op de particuliere polis en niet valt onder de omschrijving in de voorwaarden van “bij de particuliere woning behorende bijgebouwen”. Het schadebedrag bedraagt € 32.500,00.

4 Vordering, klacht en verweer
4.1 Consument meent dat Gevolmachtigde ten onrechte uitkering onder de verzekering heeft geweigerd. Consument vordert dat Gevolmachtigde zijn standpunt herziet en alsnog overgaat tot uitkering onder de verzekering van de door hem geleden schade.

4.2 Ter onderbouwing van zijn vordering voert Consument de volgende argumenten aan:
• Op grond van de verzekeringsvoorwaarden dienen alle particulier gebruikte gebouwen bij zijn woning te worden aangemerkt als een bij het woonhuis bijbehorende bijgebouwen. Daarbij dient geen onderscheid te worden gemaakt tussen de kas van 18 x 25,6 meter waarvan de schade niet wordt vergoed en de kas van 12 x 12 meter waarvan de schade wel wordt vergoed.
• Een medewerkster van Unigarant heeft mondeling bevestigd:
‘Een voormalige kas, nu hobbykas, is aan verzekerde verknocht, is zijn hobby valt onder de omschrijving en derhalve onder de dekking van de verzekering.’
• Ook uit het feit dat Consument zijn bedrijfsactiviteiten had gestaakt voor het sluiten van de verzekering volgt dat de kas hobbymatig wordt gebruikt. Consument is gepensioneerd boom- en plantenkweker.
• Consument was niet gehouden om een wijziging tijdens de looptijd van de verzekering door te geven nu de bedrijfsactiviteiten voor het sluiten van de verzekering waren gestaakt.
• Het perceel gelegen achter het woonhuis en de kas is op dit moment in gebruik bij de zoon van Consument, een boomkweker. De door zijn zoon gekweekte bomen passen niet in de kas. De kas wordt alleen particulier gebruikt door Consument. Hij gebruikt de kas voornamelijk voor het telen van tomaten, kool en aardappelen voor eigen gebruik.
• De zoon van Consument heeft met behulp van Tussenpersoon via Gevolmachtigde bij Delta Lloyd een verzekering voor zijn bedrijf gesloten. Daarbij is duidelijk aangegeven dat alleen de loods op het perceel verzekerd hoeft te worden. De kassen hoefden niet zakelijk te worden verzekerd omdat deze niet langer zakelijk werden gebruikt. Gevolmachtigde was er dus van op de hoogte dat de kassen niet onder de zakelijke verzekering vielen, maar onder de gesloten woonhuisverzekering.

Verweer Gevolmachtigde
4.3 Gevolmachtigde heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
• Op grond van de verzekeringsvoorwaarden dient Consument wijzigingen door te geven aan Gevolmachtigde die het risico dient te beoordelen. Consument heeft bij beëindiging van zijn bedrijf niet aangegeven dat de kassen hobbymatig zouden worden gebruikt en onder de woonhuisverzekering moesten vallen.
• In het geval de bedrijfsactiviteiten ten tijde van het sluiten van de verzekering al waren beëindigd, had Consument bij het aangaan van de verzekering ook kenbaar dienen te maken dat hij de kassen wilde verzekeren.
• De kas kan vanwege het commerciële karakter (de inhoud en het daaromheen liggende erf met de bomen/struiken/planten) niet worden aangemerkt als een bijgebouw dat bij de woning hoort. Dit blijkt ook uit het door Consument overgelegde businessplan waarin staat ‘het was een prachtig bedrijf, maar na de bewuste hageldag van 23 juni jongstleden is het complete bedrijf verwoest” en een publicatie van een landelijk dagblad waarin het bedrijfsmatige karakter van de kas naar voren komt. Derhalve is de conclusie dat er een discrepantie is tussen de verzekeringnemer en de eigenaar van de kas, de zoon van Consument. Dit is voldoende om aan te nemen dat de kas anders dan voornamelijk particulier in gebruik is.
• Onder “bijgebouw” moet alleen verstaan worden een serre of garage die bij het huis hoort of andere gebouwen die enkel voor privé gebruik zijn. Consument had dit ook kunnen afleiden uit het polisblad waar een verzekerd bedrag van € 365.400,00 is opgenomen. Dit bedrag is te laag om naast het woonhuis ook te gelden voor de kas.

5 Beoordeling
5.1 Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of op grond van artikel 23 van de Voorwaarden de kas van 18 x 25.6 meter kan worden aangemerkt als een bij het woonhuis behorend bijgebouw waarvan de schade onder de dekking van de verzekering valt.

5.2 Partijen verschillen van mening over de uitleg van het begrip ‘bijgebouw’ zoals opgenomen in artikel 23 van de Voorwaarden. Consument stelt dat de kas hobbymatig en dus particulier in gebruik is waardoor de kas dient te worden aangemerkt als een bijgebouw dat bij zijn woning behoort. Gevolmachtigde betwist niet dat een kas in beginsel een bijgebouw kan zijn, maar stelt dat in dit specifieke geval de kas vanwege inhoud, oppervlakte en haar commercieel gebruik niet kan worden aangemerkt als een bijgebouw voor particulier gebruik. Indien Consument deze kas ter verzekering had aangeboden, zou Gevolmachtigde dit risico niet hebben geaccepteerd. Gevolmachtigde stelt dat met een bij de woning behorend bijgebouw bedoeld is een garage, serre of hobbykas.

5.3 Ter zitting is gebleken dat de schade aan de kas van 12 x 12 meter (hierna: ‘de kleine kas’) reeds aan Consument is uitgekeerd. Verzekeraar heeft zich op het standpunt gesteld dat er in beginsel geen dekking was voor de kas omdat alleen glas geplaatst in ramen, dakramen, deuren en koepels wordt vergoed en het glas in de kas daar niet onder valt.
Uit coulance overweging is hieraan voorbijgegaan en is het schadebedrag voor de kleine kas alsnog uitgekeerd. De coulance zag er niet op dat de kleine kas niet kon worden aangemerkt als bijgebouw in de zin van de Voorwaarden.

5.4 Voorop staat dat voor de uitleg van voorwaarden, waaronder verzekeringsvoorwaarden, bepalend is hetgeen partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Hierbij komt het in de eerste plaats aan op de bedoeling van partijen. In dit geval kan worden vastgesteld dat de contractpartijen van deze verzekeringsovereenkomst bij de totstandkoming ervan hun bedoeling over de inhoud en strekking van de geschillenregeling niet expliciet kenbaar hebben gemaakt. De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte vertoont die moet worden aangevuld, kan niet alleen worden beantwoord op grond van een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Vergelijk HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635.

5.5 Bij de uitleg van een contractsbepaling dient mede rekening te worden gehouden met de bijzondere omstandigheden van het geval. De uiteindelijke uitkomst van het uitlegproces is dan een optelsom en een afweging van de van toepassing zijnde bijzondere omstandigheden. Een bijzondere omstandigheid in dezen is het feit dat de uit te leggen bepaling is opgenomen in verzekeringsvoorwaarden waarover niet is onderhandeld. De voorwaarden zijn door Verzekeraar opgesteld om telkens te worden gebruikt bij het sluiten van soortgelijke overeenkomsten. De daarin gebezigde bewoordingen, gelezen in het licht van de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden, zijn daarom redengevend voor de gerechtvaardigde verwachtingen die partijen in de gegeven omstandigheden van het geval over en weer aan de gebezigde bewoordingen konden ontlenen. Vergelijk r.o. 4.4 van het vonnis van de Rechtbank Arnhem d.d. 9 maart 2011, ECLI:NL:RBARN:2011:BP8420.

5.6 De Commissie overweegt dat uit de bewoordingen van artikel 23 van de Voorwaarden volgt dat Consument recht heeft op dekking onder de verzekering nu de Voorwaarden geen nadere omschrijving geeft van ‘bijgebouwen’. Uit het feit dat de kleine kas volgens Gevolmachtigde wel is aan te merken als ‘bijgebouw’ in de zin van de Voorwaarden, dient te volgen dat Gevolmachtigde slechts op andere gronden uitkering heeft mogen weigeren. De enkele stelling van Gevolmachtigde dat deze kas niet als bijgebouw kan worden aangemerkt vanwege inhoud en oppervlakte snijdt geen hout nu de Voorwaarden geen onderscheid maken tussen bijgebouwen op grond van hun afmetingen.

5.7 Een redelijke uitleg van de polisvoorwaarden brengt derhalve mee dat Consument de voorwaarden redelijkerwijs zo heeft mogen begrijpen dat alle bij de woning behorende bijgebouwen in particulier gebruik onder de dekking van de verzekering vallen en dat de schade aan de kas dus voor vergoeding in aanmerking komt nu de kas is aan te merken als een bijgebouw in de zin van de Voorwaarden.

5.8 Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft Gevolmachtigde een beroep gedaan op de in de Voorwaarden opgenomen bepaling dat alleen glas is verzekerd indien het is geplaatst in (dak)ramen, deuren en koepels. Dit beroep is niet eerder gedaan, zodat Consument zich daar niet tegen heeft kunnen verweren. Het beroep op een bepaling als de onderhavige dient aanstonds te worden gedaan en niet, zoals hier, aan “het eind van de rit”. De Commissie gaat aan het beroep van gevolmachtigde voorbij.

Slotsom
5.9 De Commissie overweegt dat Consument op grond van artikel 23 van de Voorwaarden recht heeft op dekking onder de verzekering voor de hagelschade aan zijn kas. Gevolmachtigde heeft ten onrechte dekking afgewezen.

5.10 De Commissie wijst de vordering toe. Ter zitting bleek dat partijen het erover eens zijn dat de schade € 32.500,00 beloopt.

6 Beslissing
Verzekeraar dient binnen vier weken na de dag waarop het afschrift van deze beslissing aan partijen is verstuurd, aan Consument te voldoen een bedrag van € 32.500,00.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.
U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak