Mijn Kifid

Uitspraak 2018-351 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-351
(prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. L.T.A. van Eck, secretaris)

Klacht ontvangen op : 15 september 2017
Ingediend door : Consument
Tegen : Nationale-Nederlanden Bank N.V., gevestigd te ‘s-Gravenhage, verder te noemen de Bank
Datum uitspraak : 5 juni 2018
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

De klacht van Consument betreft de vraag of de Bank gehouden is de door Consument verschuldigde rentevergoeding (vóór het aflopen van de rentevaste periodes) aan te passen naar aanleiding van een verlaging van het kredietrisico. Op basis van hetgeen partijen zijn
overeengekomen noch naar aanleiding van hetgeen zij onderling hebben besproken over de door Consument verschuldigde rentevergoeding, bestaat aanleiding de Bank te houden aan het aanpassen van die rentevergoeding na een wijziging in het kredietrisico. Voorts is niet gesteld noch gebleken dat het door de Bank gevoerde beleid over de hantering van risico-categorieën (en de daarbij behorende kredietopslagen) naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

· het door Consument ingediende klachtformulier met bijlagen;
· het verweerschrift van de Bank, met bijlagen;
· de reactie van Consument op het verweerschrift;
· de aanvulling van Consument en de reactie daarop van de Bank.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1. De Bank heeft op 15 september 2015 een geldlening van € 477.680,- (hierna: de geldlening) aan Consument en zijn partner (via een tussenpersoon) geoffreerd.
Deze geldlening is opgebouwd uit de volgende leningdelen:
1) een aflossingsvrij leningdeel van € 62.500,- met een rentetarief van 3,50% voor 20 jaar;
2) een BankSpaarPlus leningdeel van € 132.500,- met een rentetarief van 3,50% tot 1 september 2034;
3) een annuïteiten leningdeel van € 57.000,- met een variabele rente;
4) een annuïteiten leningdeel van € 210.680,- met een rentetarief van 3,30% voor 20 jaar;
5) een overbruggingskrediet van € 15.000,- met een rentetarief van 3,45% (voor maximaal een jaar).
Consument en zijn partner hebben deze offerte voor akkoord ondertekend.
2.2. Op 14 oktober 2015 is de geldlening aan Consument en zijn partner verstrekt.
2.3. Consument heeft de Bank medio 2017 verzocht de rentetarieven op de leningdelen 1, 2, 3 en 4 aan te passen naar een verlaagd kredietrisico. De Bank heeft niet aan dit verzoek voldaan.
3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1. Consument vordert dat de Bank:
– de op geldlening van toepassing zijnde rentevergoeding aanpast nu het kredietrisico is afgenomen en;
– hem de te veel betaalde rentevergoeding van jaarlijks € 1.482,- vergoedt.

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2. Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag. Consument stelt dat hij voor drie leningdelen (1, 2 en 4) te veel rentevergoeding betaalt. Door (extra) aflossingen op de openstaande hypotheeksom (van ruim € 100.000,-) en een aanzienlijke waardestijging van de woning (van waarschijnlijk € 200.000,-), is het kredietrisico voor de Bank afgenomen. De verhouding van de hypotheeksom ten opzichte van de waarde van de woning is inmiddels onder 50% gedaald, terwijl deze verhouding bij het aangaan van de geldlening ongeveer 90% was. Consument verwacht dat de Bank, net als andere banken, hem daarom een korting op de rentevergoeding aanbiedt. Hij stelt een korting van 0,40% voor.

Verweer van de Bank
3.3. De Bank heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd. Zij hanteert tariefklassen voor 1) een hypotheeksom van minder dan 90% van de marktwaarde van de woning zonder NHG, 2) een hypotheeksom van meer dan 90% van de marktwaarde van de woning zonder NHG en 3) NHG leningen. De geldlening valt in de eerste risicocategorie. Dit is bij de Bank de laagst mogelijke risicoklasse. Het is daarom niet mogelijk de rentevergoeding op basis van een verlaging van het kredietrisico aan te passen. De Bank is momenteel aan het onderzoeken of zij de huidige risicoklassen zal aanpassen. Momenteel kan de Bank Consument nog geen andere risicoklasse aanbieden.

4. Beoordeling

4.1. De vraag die Consument ter beoordeling heeft voorgelegd is of de Bank gehouden is de door Consument verschuldigde rentevergoeding (vóór het aflopen van de rentevaste periodes) aan te passen naar aanleiding van een verlaging van het kredietrisico.

4.2. Als uitgangspunt bij deze beoordeling heeft te gelden dat de Bank een vergaande mate
van vrijheid heeft als het gaat om het vaststellen van de rentetarieven die zij haar klanten aanbiedt, alsmede van de risico-categorieën die zij daarbij hanteert (vergelijk Commissie van Beroep Kifid 2017-029 en Geschillencommissie Kifid 2017-564). De Bank is daarbij wel gebonden aan de grenzen die de wet, de overeenkomst en de maatstaven van redelijkheid en billijkheid daaraan stellen.

4.3. De Commissie stelt vast dat de Bank met haar offerte van 15 september 2015 Consument en zijn partner een voorstel voor een geldlening heeft gedaan. Consument en zijn partner hebben de offerte voor akkoord ondertekend. In deze offerte zijn (onder punt 1.2) concrete rentepercentages voor de afzonderlijke lenigdelen opgenomen, zonder dat daarbij het voor de Bank aanwezige kredietrisico of de te onderscheiden kredietopslagen bij verschillende risicoklassen zijn vermeld. Daarnaast staat vast dat in de toepasselijke voorwaarden niet is opgenomen dat de overeengekomen rentevergoeding op basis van een wijziging in het kredietrisico (al dan niet op verzoek van Consument) kan worden aangepast. Van (mondelinge dan wel schriftelijke) toezegging door de Bank hierover is geen sprake (geweest).

4.4. Op basis van hetgeen partijen zijn overeengekomen noch naar aanleiding van hetgeen zij onderling hebben besproken over de door Consument verschuldigde rentevergoeding, bestaat aanleiding de Bank te houden aan het aanpassen van die rentevergoeding na een wijziging in het kredietrisico. Voorts is niet gesteld noch gebleken dat het door de Bank gevoerde beleid over de hantering van risico-categorieën (en de daarbij behorende kredietopslagen) naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Dat andere kredietverstrekkers wel dergelijke aanpassingen op verzoek van Consument doorvoeren of de omstandigheid dat de Bank (wellicht) op korte termijn haar risicobeleid gaat aanpassen, verplicht de Bank niet dat in dit geval ook te doen.

4.5. Consument heeft in repliek de Bank voor het eerst verzocht hem inzicht te verschaffen in de opbouw van de rentevergoeding (waaronder “het kapitaalbeslag”).

Anders dan Consument veronderstelt, is de Bank bij de keuze voor een vaste hypotheekrente (een zogenoemde vaste debetrentevoet) op basis van de thans geldende wet- en regelgeving niet gehouden inzicht te geven in de afzonderlijke componenten van de rentevergoeding en de berekening die daaraan ten grondslag liggen.

5. Beslissing

De Commissie wijst de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak