Mijn Kifid

Uitspraak 2018-521

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-521
(
prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, terwijl mr. R.A. Blom, secretaris)

 

Klacht ontvangen op        : 2 januari 2018

Ingediend door               : Consument

Tegen                           : Waarborgfonds Motorverkeer, gevestigd te Rijswijk, verder te noemen het

Waarborgfonds

Datum uitspraak             : 22 augustus 2018

Aard uitspraak                : Niet-bindend

Samenvatting

Consument is op 30 juni 2017 ten val gekomen. Consument stelt dat zij door een onbekend motorrijtuig is aangereden en hierdoor materiele- en letstelschade heeft opgelopen. Zij heeft het Waarborgfonds verzocht om tot vergoeding van de schade over te gaan. Het Waarborgfonds heeft de situatie door een expertisebureau laten onderzoeken. Het expertisebureau heeft geen bewijsmateriaal gevonden waaruit kon worden geconcludeerd dat Consument door een ander motorrijtuig is aangereden. Consument heeft niet daadwerkelijk aangetoond dat het zij is aangereden door een ander motorrijtuig en daarmee is niet voldaan aan de bewijslast zoals neergelegd in artikel 150 Rv. De vordering van Consument wordt afgewezen.

  • Procesverloop

 

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken en de daarbij behorende bijlagen:

 

  • de klachtbrief van Consument;
  • het verweerschrift van het Waarborgfonds;
  • de repliek van Consument;
  • de aanvullende reactie van Consument van 20 juni 2018;
  • De verklaring van Consument met diens keuze voor bindend/niet-bindend advies.

 

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.

 

  • Feiten

 

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

 

    1. Consument fietste op 30 juni 2017 richting [plaats] en is ten val gekomen. Consument is op de spoedeisende hulp van het Ziekenhuis beland met meerdere breuken, een zware hersenschudding en bloeding in de hersenen.

 

    1. Consument heeft geprobeerd de letselschade en de schade aan haar fiets te verhalen door bij het Waarborgfonds op 17 juli 2017 een verzoek tot schadevergoedingen in te dienen.

 

    1. Bij brief van 18 juli 2017 heeft het Waarborgfonds Consument als volgt bericht:

 

“Wanneer een ongeval plaats vindt waarbij een onbekend gebleven motorrijtuig betrokken is moet er minimaal een getuige zijn die het ongeval zag gebeuren om een beroep te kunnen doen op het Waarborgfonds. Tenslotte moet vast komen te staan dat er een motorrijtuig bij het ongeval betrokken was. Wij zagen dat er geen getuigen zijn van dit ongeval, waardoor niet vast staat of het door een motorrijtuig is veroorzaakt. In beginsel is er op basis van de beschikbare informatie geen beroep op het Waarborgfonds mogelijk.

Soms kunnen onze onderzoekers nog sporen vinden op de fiets die werd aangereden. Wij geven daarom DEKRA Expertise de opdracht contact met u op te nemen voor een onderzoek aan de fiets. Mogelijk kan op deze wijze toch vast komen te staan dat er een motorrijtuig betrokken was bij dit ongeval. Wij nemen na ontvangst van het rapport contact met u op om de uitkomst hiervan door te geven.”

 

    1. Het Waarborgfonds heeft het verzoek in behandeling genomen en Dekra Automotive heeft in opdracht van het Waarborgfonds de fiets onderzocht en de materiële schade beraamd op € 127,95. Daarnaast concludeert Dekra Automotive:

 

“Gezien de aard van de beschadiging(en) is het niet aantoonbaar dat de schade veroorzaakt is door een ander motorrijtuig. Wij komen tot deze conclusie doordat het aangetroffen schadebeeld mogelijk ook kan zijn ontstaan door een aanrijding met een vast object.”

 

    1. Op 1 september 2017 heeft het Waarborgfonds aan Consument bericht dat het expertiserapport is ontvangen, maar dat nog enkele sporen moeten worden onderzocht alvorens het Waarborgfonds het verzoek tot schadevergoeding kan toe- of afwijzen.

 

    1. Uit het onderzoek van ‘[naam onderzoeker]’ van 18 september 2017 is het volgende gebleken:

 

“In onderhavige kwestie werd door ondergetekende een Spurfix-folie beoordeeld die was afgenomen van de Batavus-fiets waarmee het slachtoffer was gevallen. Verzocht werd om te beoordelen of er op deze Spurfix-folie sporen aanwezig zijn die geplaatst kunnen worden met een contact met een snorscooter.

Uit het ingestelde microscopisch onderzoek (voor een uitleg wordt verwezen naar bijlage 1) is gebleken dat er optisch geen sporen op de Spurfix-folie zijn aangetroffen die te plaatsen zijn bij een contact met een snorscooter. De Spurfix-folie werd van de bagagedrager afgenomen en liet naast lakpartikels in de kleur van de fiets veel roest zien. Die roest was over het algemeen dik. Dit duidt op een langdurige inwerking. In bijlage zijn enkele foto’s van de analyse aanwezig.”

 

    1. Vervolgens heeft het Waarborgfonds aan Consument meegedeeld dat bij gebrek aan bewijs dat een motorrijtuig bij het ongeval betrokken is geweest, het Waarborgfonds niet tot vergoeding zal overgaan.

 

    1. Consument heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing en het Waarborgfonds heeft bij
      e-mailbericht van 26 september 2017 zijn standpunt gehandhaafd:

 

“Het Waarborgfonds keert uit wanneer er schade is veroorzaakt door een onbekend gebleven motorrijtuig. Om een beroep te doen op het fonds, moet vast staan dat de schade is veroorzaakt door een motorrijtuig. Dat betekent dat er bewijs moet zijn dat het ongeval werd veroorzaakt door een motorrijtuig. Helaas waren er geen getuigen van het ongeval. Daarom hebben we geprobeerd met technisch onderzoek te achterhalen of er sporen van een motorrijtuig te vinden waren. De fiets is onderzocht op schade, en vervolgens is er onderzoek gedaan naar sporen die op de fiets werden gevonden. Zoals u in het rapport kon lezen zijn er geen sporen aangetroffen van een aanrijding met een motorrijtuig. Omdat er verder geen bewijs is voor wat er is gebeurd, staat niet vast dat er inderdaad een motorrijtuig bij het ongeval betrokken was.

Uit de wet vloeit voort dat het Waarborgfonds alleen kan uitkeren wanneer de betrokkenheid en aansprakelijkheid van een motorrijtuig vast staan. Ondanks onze inspanningen is helaas niet aan deze eis voldaan. Daarom gaan we niet over tot vergoeding van de schade. Ik begrijp dat dit zeer vervelend nieuws is voor u en uw familie, en het spijt mij u niet anders te kunnen berichten.”

 

  • Vordering, klacht en verweer

 

 

Vordering Consument

    1. Consument vordert dat de schade (materieel en letsel) die zij heeft geleden ten gevolge van haar val alsnog door het Waarborgfonds vergoed wordt.

 

Grondslagen en argumenten daarvoor

    1. Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende argumenten:
  • Er is aangifte gedaan bij de politie en daarin aangegeven dat een aanrijding met een scooter heeft plaatsgevonden.

 

  • Consument heeft het voorval niet verzonnen en ervaart elke dag nog veel (psychische) klachten. Doordat er geen getuige is, kan Consument niet bewijzen dat het ongeval heeft plaatsgevonden.
    Derhalve heeft Consument het Waarborgfonds verzocht om een uitzondering op de regel te maken en alsnog tot vergoeding over te gaan.

 

Verweer Waarborgfonds

    1. Het Waarborgfonds heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:
  • Er is niet voldaan aan de voorwaarden die het Waarborgfonds stelt om voor vergoeding van de geleden schade in aanmerking te komen.
  • Er is geen bewijs dat sprake is van een aanrijding met een ander motorrijtuig. Uit het onderzoek van het expertisebureau is niet komen vast te staan dat sprake is van een aanrijding noch zijn er getuigen van de aanrijding.
  • De taak van het Waarborgfonds is om het geld van alle motorrijtuiggebruikers te herverdelen en dit vraagt om een zorgvuldige behandeling waarbij voldoende juridisch bewijs verplicht is. Het Waarborgfonds kan dus niet coulance halve overgaan tot uitkering van de geleden schade.

 

  • Beoordeling

 

 

    1. Tussen partijen staat niet ter discussie dat Consument ten gevolge van het voorval op
      30 juni 2017 ernstige verwondingen heeft opgelopen en nog veel last ondervindt van het voorval in haar dagelijks leven. De Commissie is echter gebonden aan het juridisch kader, de wet- en regelgeving, en dient in het kader daarvan de vraag te beantwoorden of het Waarborgfonds de schade aan de fiets van Consument en de letselschade die Consument heeft opgelopen, dient te vergoeden.

 

    1. Een schadelijdende partij kan in bepaalde gevallen bij het Waarborgfonds een vordering tot schadevergoeding indienen. Het gaat dan om schade die is veroorzaakt door een motorvoertuig, met name wanneer niet kan worden vastgesteld wie de aansprakelijke persoon is en wanneer de verplichting tot verzekering niet is nagekomen (zie artikel 25 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen). Daarbij moet onder andere burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de schadeveroorzaker worden aangetoond.

 

    1. Op grond van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering geldt als uitgangspunt dat de partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten haar stelling moet bewijzen indien deze door de wederpartij gemotiveerd betwist wordt. Consument claimt in deze zaak de schade aan haar fiets en letstelschade vanwege een aanrijding met een scooter. In dat geval is het noodzakelijk dat Consument aantoont dat zij daadwerkelijk is aangereden door een scooter op 30 juni 2017. Dit kan onder meer door overlegging van getuigenverklaringen of een expertiserapport dat de stelling van Consument ondersteund. De enkele verklaring van Consument, al dan niet in de vorm van aangifte, is onvoldoende nu het Waarborgfonds een en ander gemotiveerd betwist.
    2. Het Waarborgfonds heeft immers de situatie laten onderzoeken door een expertisebureau en ook het expertisebureau heeft geen bewijsmateriaal gevonden waaruit kon worden geconcludeerd dat Consument door een ander motorrijtuig is aangereden.

 

    1. Op basis van het voorgaande heeft het Waarborgfonds de schadeclaim dan ook mogen afwijzen. Niet is vast komen te staan dat de schade aan de auto van Consument door een ander motorrijtuig is veroorzaakt. De vordering van Consument wordt afgewezen.

 

  • Beslissing

 

 

De Commissie wijst de vordering af.

 

De uitspraak heeft de vorm van een niet-bindend advies. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. U kunt de zaak nog wel aan de rechter voorleggen.

 

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.

 

 

 

Bekijk de volledige uitspraak