Mijn Kifid

Uitspraak 2018-550 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-550
(
mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. D.W.Y. Sie, secretaris)

 

Klacht ontvangen op        : 17 november 2017

Ingediend door               : [Consument 1] en [Consument 2], verder te noemen Consumenten

Tegen                            : Delta Lloyd Levensverzekering N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen de
Verzekeraar

Datum uitspraak             : 30 augustus 2018

Aard uitspraak                : Bindend advies

 

Samenvatting

 

De klacht van Consumenten (namelijk, dochter en vriend van de inmiddels overleden hypotheek-neemster) ziet in de kern op overkreditering. De Commissie merkt hierbij op dat in het onderhavige geval niet de rol van de geldverstrekker of de adviseur aan de orde is, maar de rol van de Verzekeraar. Waarom de verplichtingen die bij overkreditering gelden voor de adviseur en de geldverstrekker ook zonder meer voor de Verzekeraar zouden moeten gelden is niet gesteld noch gebleken. Daarbij is niet vast komen te staan dat de hypotheekneemster de intentie had om een contraverzekering te sluiten om daarmee het kapitaalverlies voor de nabestaanden te beperken. Dat deze contraverzekering niet is gesloten, kan dan ook de Verzekeraar niet worden verweten. De vordering van Consumenten dient te worden afgewezen.

  • Procesverloop

 

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken met de daarbij behorende bijlagen:

 

  • het namens Consumenten digitaal ingediende klachtformulier;
  • het verweerschrift van de Verzekeraar;
  • het namens Consumenten ingezonden repliek;
  • de dupliek van de Verzekeraar;
  • het e-mailbericht van de gemachtigde van Consumenten van 22 juli 2018, inhoudende een verklaring van erfrecht ten name van Consumenten.

 

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

 

De Commissie is van oordeel dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak zal daarom op grond van de stukken worden beslist.

 

  • Feiten

 

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

    1. Begin 2011 heeft wijlen mevrouw [Naam moeder Consument 1] (de moeder van onder
      1. genoemde Consument, hierna: ‘mevrouw [Naam moeder Consument 1]’) via [Naam financieel dienstverlener] B.V. (hierna: ‘de adviseur’) een zogeheten ‘Pensioen Optimaal Hypotheek’ (hierna: ‘de hypothecaire geldlening’) voor een hoofdsom van € 415.000,- gesloten bij BLG Hypotheken. Van de hoofdsom is een bedrag van € 150.000,- aangewend om bij de Verzekeraar een zogeheten ‘Direct Ingaande Lijfrente’ (DIL) te sluiten.

 

    1. De getekende hypotheekofferte luidt, voor zover relevant, als volgt:

      (…)

    2. Op 3 februari 2011 heeft mevrouw [Naam moeder Consument 1] de volgende verklaring bij de adviseur ondertekend:

      Mevrouw [Naam moeder Consument 1] gaat € 150.000,- extra hypotheek opnemen om zodoende de komende 10 jaar voldoende inkomen te hebben om van te leven. Gezien de grote overwaarde die momenteel op het pand zit blijft er na deze 10 jaar zeker geen negatieve overwaarde op het pand over. Mevrouw [Naam moeder Consument 1] realiseert zich wel dat ze na deze 10 jaar het pand zal moeten verkopen aangezien ze maandlasten die dan resteren niet kan opbrengen. Mevrouw [Naam moeder Consument 1] heeft hier geen enkele moeite mee.

 

    1. Op 27 februari 2011 heeft mevrouw [Naam moeder Consument 1] het aanvraagformulier ondertekend voor de DIL bij de Verzekeraar (destijds: ‘Erasmus’). Het aanvraagformulier luidt, voor zover relevant, als volgt:

(…)

 

    1. Op 7 maart 2011 heeft de Expiratiedesk van de adviseur het door mevrouw [Naam moeder Consument 1] ingevulde aanvraagformulier voor de DIL, naar Verzekeraar verstuurd met een begeleidende brief die, voor zover relevant, als volgt luidt:

 

    1. Op 1 april 2011 heeft mevrouw [Naam moeder Consument 1] de berekening voor het afsluiten van de hypothecaire geldlening van de adviseur ontvangen en ondertekend. De toelichting bij deze berekening luidt, voor zover relevant, als volgt:

      Het grondbeginsel van de POH is gebaseerd op het zo maximaal mogelijk benutten van de overwaarde van uw woning (…) De bestaande hypotheekschuld wordt afgelost uit de nieuwe hypotheek. Vervolgens resteert een geldbedrag met twee bestemmingen. Eén deel stort u in de gegarandeerde Direct Ingaande Lijfrente (DIL), het tweede deel krijgt u, na aftrek van de in de financieringsopzet vermelde kosten en eventueel verplicht af te lossen kredieten, vrij ter beschikking.
      (…)

      Met het afsluiten van een contraverzekering beperkt u het kapitaalverlies voor de nabestaanden als u beiden voor de eindatum van de DIL komt te overlijden. Informeer bij uw adviseur naar de mogelijkheden.

 

    1. Op 30 juni 2011 heeft mevrouw [Naam moeder Consument 1] van de Verzekeraar de polis voor de DIL ontvangen, die als volgt luidt:
    1. Op 4 januari 2017 is mevrouw [Naam moeder Consument 1], geboren op [datum] 1941, overleden.

 

    1. Op 23 februari 2017 heeft de adviseur de Verzekeraar verzocht de uitkeringen voortvloeiende uit de DIL stop te zetten wegens het overlijden van mevrouw [Naam moeder Consument 1].

 

    1. Op 12 april 2017 heeft de Verzekeraar een schriftelijk verzoek gericht aan de erven van mevrouw [Naam moeder Consument 1], waarin hij verzoekt de teveel ontvangen uitkering uit de DIL terug te storten.

 

    1. Op 19 mei 2017 heeft [Naam financieel adviesbureau], financieel adviseur van Consumenten, de Verzekeraar onder meer verzocht opnieuw te beoordelen of geen uitkering volgt aan de nabestaanden wegens het overlijden van mevrouw [Naam moeder Consument 1].

 

    1. Op 9 oktober 2017 heeft [Naam gemachtigde] (hierna: ‘de gemachtigde van Consumenten’) een brief gestuurd aan de Verzekeraar, waarin hij zich namens Consumenten onder meer heeft beklaagd over de gesloten DIL en het door mevrouw [Naam moeder Consument 1] gestorte bedrag in de DIL dat niet aan Consumenten ten goede is gekomen.

 

    1. Op 6 november 2017 heeft de Verzekeraar de gemachtigde van Consumenten een emailbericht toegestuurd die, voor zover relevant, als volgt luidt:
      Geen uitkering
      Helaas kunnen wij de verzekering niet uitkeren. De reden hiervoor is dat er bij de aanvraag van de renteverzekering geen contraverzekering is gesloten.

      Contraverzekering
      Wij hebben geen aparte aanvraag voor een contraverzekering ontvangen van de verzekeringsadviseur. Wij gaan ervan uit dat de adviseur de mogelijkheid tot het afsluiten van een contraverzekering met [Naam moeder Consument 1] heeft besproken. De verzekering hebben wij opgemaakt zoals deze door de verzekeringsadviseur is ingediend. De verzekeringsadviseur adviseert de klant op basis van zijn of haar wensen en omstandigheden. Hierin hebben wij geen inzicht.

      Delta Lloyd Intermediairmaatschappij
      Delta Lloyd is een verzekeraar die alleen met professionele verzekeringsadviseurs werkt. Wij mogen niet optreden als verzekeringsadviseur, omdat wij alleen mogen werken via onafhankelijke verzekeringsadviseurs. Zij zijn ervoor om de belangen van de klant te behartigen.
      Met hun uitgebreide kennis en ervaring weten zij precies hoe zij de wensen en behoeften optimaal kunnen afstemmen op de financiële situatie van de klant.

 

  • Vordering, klacht en verweer

 

 

            Vordering Consumenten

    1. Consumenten vorderen een bedrag van € 413.000,- vermeerderd met de kosten van rechtsbijstand.

 

          Grondslagen en argumenten daarvoor

    1. Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag.
  • In de titel van de gestuurde DIL-aanvraag van de Expiratiedesk van de adviseur aan de Verzekeraar van 7 maart 2011 staat ‘contraverzekering’ vermeld. Er blijkt echter geen contraverzekering te zijn gesloten. De Verzekeraar heeft nagelaten te controleren of een contraverzekering gesloten diende te worden. Als gevolg hiervan is de resterende som van de DIL niet ten goede gekomen aan de nabestaanden van mevrouw [Naam moeder Consument 1], maar aan de Verzekeraar zelf. Indien mevrouw [Naam moeder Consument 1] juist was voorgelicht door de Verzekeraar, had zij geen € 150.000,- in de DIL gestort of had zij tenminste een contraverzekering gesloten. De Verzekeraar heeft in strijd gehandeld met haar plicht het klantbelang voorop te stellen.
  • De Verzekeraar was ervan op de hoogte dat mevrouw [Naam moeder Consument 1] een risicovolle hypotheekconstructie was aangegaan. Het had op de weg van Verzekeraar gelegen om navraag bij mevrouw [Naam moeder Consument 1] te doen om vast te stellen of de aanvraag conform haar wensen was opgesteld. Daarbij had Verzekeraar moeten nagaan of de risico’s voor mevrouw [Naam moeder Consument 1] bekend waren en het product helder en duidelijk was. Eveneens had de Verzekeraar de vermogenspositie, de inkomenspositie en de risicobereidheid van mevrouw [Naam moeder Consument 1] moeten toetsen. Door dit na te laten heeft de Verzekeraar zich mede-schuldig gemaakt aan de uitvoering van de complexe hypotheekconstructie die geleid heeft tot overkreditering.
  • In de brochure van het product Pensioen Optimaal Hypotheek, waarvan Consumenten betwisten dat mevrouw [Naam moeder Consument 1] deze heeft ontvangen, staat dat de uitkering van de DIL stopt op het 85e levensjaar. De Verzekeraar wist dat mevrouw [Naam moeder Consument 1] een DIL had gesloten met een looptijd van 10 jaar. De DIL zou dan, in tegenstelling tot hetgeen vermeld in de brochure, stoppen op het 80e levensjaar van mevrouw [Naam moeder Consument 1]. Er is geen rekening gehouden met de looptijd van het rentecontract van vijf jaar. Indien de rente na die vijf jaar enorm zou zijn gestegen, had mevrouw [Naam moeder Consument 1] haar woning al vijf jaar na het sluiten van de hypothecaire geldlening moeten verkopen. Er was geen relevante meerwaarde uit dit product te verwachten.
    Door het sluiten van de DIL is de Verzekeraar tekortgeschoten in haar zorgplicht.

            Verweer van de Verzekeraar

    1. De Verzekeraar heeft de stellingen van Consumenten gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

 

  • Beoordeling

    1. Consumenten stellen dat sprake is van overkreditering en dat de Verzekeraar hiervoor aansprakelijk is nu deze betrokken was bij het aangaan van de zogeheten ‘Direct Ingaande Lijfrente’ (DIL) die aan de hypothecair geldverstrekker verpand is. Hiertoe overweegt de Commissie als volgt.

 

 

    1. De Commissie merkt op dat in het onderhavige geval niet de rol van de geldverstrekker of de adviseur aan de orde wordt gesteld door Consumenten, maar de rol van de Verzekeraar. Consumenten verwijten de Verzekeraar dat deze heeft nagelaten de gegevens van mevrouw [Naam moeder Consument 1] te toetsen teneinde overkreditering te voorkomen. Daartoe stellen Consumenten dat het aan de Verzekeraar was om onder meer de vermogenspositie, de inkomenspositie en de risicobereidheid van mevrouw [Naam moeder Consument 1] te toetsen. Gelet op de bepalingen van artikel 4:34 Wft en artikel 6 GHF brengen de rechtsoverwegingen 4.4 en 4.5 mee dat de zorgplicht expliciet bij de geldverstrekker ligt ter voorkoming van overkreditering. Daar komt nog bij dat, indien bij de totstandkoming van de geldleningsovereenkomst een adviseur betrokken is, van de adviseur op grond van artikel 7:401 van het Burgerlijk Wetboek jo. artikel 4:23 Wft kan worden verwacht dat deze de zorg van goed opdrachtnemer in acht neemt. Van een adviseur kan dan ook verwacht worden dat hij informatie inwint over de financiële positie, kennis, ervaringen, doelstellingen en risicobereidheid van de Consument. Waarom deze bepalingen ook, ondanks de bewoordingen ervan, op de Verzekeraar van toepassing zouden zijn, is niet gesteld noch gebleken. Nu de Verzekeraar mevrouw [Naam moeder Consument 1] niet bijstond als adviseur gold derhalve voor Verzekeraar niet de zogeheten “ken-uw-cliënt” verplichting uit artikel 4:23 Wft (zie ook overweging 4.24 en 4.25 van
      GC 2018-027) en kan een gestelde overkreditering hem niet worden verweten. De vraag of sprake is van overkreditering zal de Commissie derhalve hier ook onbesproken laten.

 

    1. Uit overweging 2.6 volgt dat mevrouw [Naam moeder Consument 1] de brief heeft getekend van 1 april 2011 waarin zij door de adviseur erop is gewezen dat zij met het sluiten van een contraverzekering de mogelijkheid zou hebben om het kapitaalverlies voor nabestaanden te beperken bij haar overlijden vóór de einddatum van de DIL. In de brief van de expiratiedesk aan de Verzekeraar van 7 maart 2011 staat enkel een vinkje vermeld bij “originele polisaanvraag”.
      Naast “aanvraag contraverzekering” is het aan te vinken hokje ongemarkeerd gebleven.
      Daarbij volgt uit overweging 2.7 dat mevrouw [Naam moeder Consument 1] op
      30 juni 2011 de polis voor de DIL heeft ontvangen, waarop geen enkele vermelding wordt gedaan van een gesloten contraverzekering. Indien mevrouw [Naam moeder
      Consument 1] daadwerkelijk de contraverzekering had gewenst, had het op haar weg gelegen om zich ervan te verzekeren dat deze verzekering daadwerkelijk gesloten was. De enkele vermelding van het woord “contraverzekering” in de titel van de brief van 7 maart 2011 van de expiratiedesk aan de Verzekeraar evenals de op zichzelf staande stelling van Consumenten dat mevrouw [Naam moeder Consument 1] een contraverzekering zou hebben gewenst, zijn naar het oordeel van de Commissie onvoldoende om aan te nemen dat mevrouw [Naam moeder Consument 1] ervoor had gekozen om een contraverzekering te sluiten. Dat deze contraverzekering niet is gesloten kan derhalve de Verzekeraar niet worden verweten.

 

    1. Naar het oordeel van de Commissie dient op grond van het voorgaande de vordering van Consumenten te worden afgewezen. Alle overige door Consumenten ingebrachte stellingen leiden niet tot een ander oordeel en zullen derhalve onbesproken blijven.

 

  • Beslissing

 

De Commissie wijst de vordering af.

 

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

 

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.

 

 

 

Bekijk de volledige uitspraak