Mijn Kifid

Uitspraak 2018-653 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-653
(prof. mr. drs. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. R.P.W. van de Meerakker, secretaris)

 

Klacht ontvangen op        : 11 april 2017

Ingediend door               : Consument

Tegen                           : ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen de Bank

Datum uitspraak             : 17 oktober 2018

Aard uitspraak                : Bindend advies

Samenvatting


Consument heeft een ondernemerskrediet, dat hij moet aflossen. De Bank registreert hem in register van het BKR. Die registratie is ten onrechte verricht. Consument heeft gesteld dat hij door de registratie geen verhoging van zijn hypotheek heeft verkregen, waarmee hij het ondernemerskrediet wilde aflossen. Aanvullend heeft hij gesteld dat hij daardoor een dure lening bij een kredietverstrekker heeft moeten afsluiten. De Commissie oordeelt dat Consument niet aannemelijk heeft gemaakt dat de weigering van de hypotheekverstrekker heeft plaatsgevonden en evenmin aannemelijk heeft gemaakt dat de hypotheekverstrekker bleef weigeren nadat de registratie in het BKR door de Bank was doorgehaald. De vordering wordt afgewezen.

 

  • Procesverloop
     

 

  1. De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken met bijlagen:
  • het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier;
  • het verweerschrift van de Bank;
  • de repliek van Consument.
  • Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 8 augustus 2018 en zijn aldaar verschenen.
  • De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.
  • Feiten

     

    1. Consument heeft een Ondernemers Rekening Courant Krediet (ORCK) van € 35.000,- bij de Bank afgesloten in 2011.
    2. Vervolgens heeft Consument contact gehad met de Bank over de aflossing van het ORCK. Consument heeft in 2015 getracht het ORCK af te lossen met een bedrag dat zou vrijkomen na ophoging van zijn hypothecaire geldlening bij de Coöperatieve Rabobank U.A. (de Rabobank).
    3. De Bank heeft Consument in het register van het Bureau Kredietregistratie (BKR) geregistreerd op 5 mei 2014. Consument heeft op 7 juli 2015 bij de Bank geklaagd over de BKR-registratie. De registratie is door de Bank op 24 juli 2015 verwijderd uit het register.
    4. Consument heeft vervolgens een doorlopend krediet afgesloten bij DEFAM van waaruit een deel van het ORCK is afgelost. Een bedrag van € 5.000,- bleef openstaan.
    5. Tussen partijen is op 5 december 2016 een afspraak gemaakt met betrekking tot een betalingsregeling van het restantbedrag van het ORCK. De limiet daarvan werd op
      € 5.000,- gesteld en dat bedrag dient in 50 maandtermijnen van € 100,- te worden terugbetaald.

 

    1. De Commissie gaat uit van de volgende feiten.
  • Vordering, klacht en verweer

      1. Consument vordert dat het restantbedrag van € 5.000,- wordt kwijtgescholden en tevens compensatie van € 5.000,- aan gemaakte kosten.Grondslagen en argumenten daarvoor
  • Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag. Consument stelt dat de Bank schadeplichtig is vanwege de onrechtmatig verrichte
    BKR-registratie. Deze onterechte registratie vormt de reden dat Consument zijn hypothecaire geldlening niet heeft kunnen verhogen en dat hij zijn ORCK bij de Bank niet heeft kunnen aflossen. Ook na de herstelmelding wenste de hypotheekbank geen verhoging van de hypothecaire geldlening te geven. Vanwege die fout van de Bank heeft hij een doorlopend krediet met een hoog rentetarief moeten afsluiten. De vordering die Consument aan de fout van de Bank verbindt, bestaat uit kwijtschelding van het resterende saldo ten bedrage van € 5.000,- uit ORCK en compensatie van gemaakte kosten, ten bedrage van eveneens € 5.000,-. Verweer van de Bank
    1. De Bank heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

 

    1. Vordering Consument
  • Beoordeling

    1. De Commissie merkt op dat de klacht, voor zover die gericht is tegen de verplichting het ORCK af te lossen, niet behandelbaar is. Dergelijke klachten komen niet in aanmerking voor behandeling door de Commissie omdat het om een zakelijk krediet gaat. Dit volgt uit de definitie van het begrip “Consument” in artikel 60 van het Reglement Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, waarin de kredietnemer van een zakelijk krediet wordt uitgesloten.
    2. De Commissie stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de Bank de
      BKR-registratie ten onrechte heeft verricht en zodoende ten opzichte van Consument is tekortgeschoten. De gevolgschade die Consument stelt door dit handelen te hebben geleden, komt wel voor beoordeling door de Commissie in aanmerking. Dit betreft de stelling van Consument dat hij door de BKR-registratie van de Bank zijn bij de Rabobank lopende hypotheek niet heeft kunnen verhogen. Met die verhoging had hij het openstaande bedrag van het ORCK willen aflossen. Rabobank zou de verhoging geweigerd hebben vanwege de BKR-registratie. De Bank heeft betwist dat (i) Consument de hypothecaire verhoging bij Rabobank gevraagd heeft, (ii) dat deze bank zijn aanvraag heeft afgewezen vanwege de BKR-registratie, en (iii) er na verwijdering van die registratie door de Bank geen verhoging meer mogelijk was.
    3. De Commissie heeft Consument in de schriftelijke procedure en na de zitting de mogelijkheid geboden bewijs te leveren voor zijn stellingen. Consument heeft voor zijn stellingen, ondanks herhaaldelijke vragen van de Commissie, geen bewijs geleverd. Dat Consument door het handelen van de Bank in een positie is gebracht die tot schade heeft geleid, is derhalve niet komen vaststaan.
    4. De Commissie concludeert om die reden dat de vordering van Consument dient te worden afgewezen.
  • Beslissing

      

 

  1. U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.
  2. In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.
  3. De Commissie wijst de vordering af.
Bekijk de volledige uitspraak