Mijn Kifid

Uitspraak 2018-654 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-654
(mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. R.A.F. Coenraad, secretaris)

Klacht ontvangen op        : 26 oktober 2017

Ingesteld door                : Consument

Tegen                           : ABN AMRO Levensverzekering N.V., gevestigd te Zwolle, verder te noemen Verzekeraar

Datum uitspraak             : 18 oktober 2018

Aard uitspraak                : Bindend advies

Samenvatting


Zorgplicht. Verzekeraar is naar het oordeel van de Commissie niet verplicht om Consument gedurende de looptijd van de verzekering te informeren over de prijsstelling van nieuwe vergelijkbare producten. Dat Verzekeraar Consument desalniettemin toch een nieuw voorstel heeft gedaan, brengt niet mee dat Consument aanspraak zou kunnen maken op restitutie van een deel van de eerder betaalde premies. Vordering is afgewezen.

 

  • Procesverloop

 

 

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

 

  • het door Consument ingediende klachtformulier met bijlagen van 26 oktober 2017;
  • het verweer van Verzekeraar van 19 december 2017;
  • de repliek van Consument van 2 januari 2018;
  • de dupliek van Verzekeraar van 17 april 2018;
  • de aanvullend repliek van Consument van 27 augustus 2018.

 

De Commissie stelt vast dat partijen haar advies als bindend zullen aanvaarden.

 

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.

 

  • Feiten

 

 

Bij de beoordeling van de klacht gaat de Commissie uit van de volgende feiten.

 

2.1       Consument sloot op 5 mei 2007 een overlijdensrisicoverzekering voor een bedrag van
€ 100.000 met als einddatum 15 mei 2021 en een jaarpremie van € 875,28.

 

2.2       Op deze verzekering was een personeelskorting van kracht. Consument was indertijd werkzaam bij ABN AMRO Bank.

 

2.3       Consument ontving op 28 augustus 2017 van Verzekeraar een brief waarin hij in de gelegenheid werd gesteld om een nieuwe verzekering te sluiten tegen een lagere premie in verband met de hogere levensverwachting van de Nederlandse bevolking.

 

  • Vordering, klacht en verweer

 

 

Vordering

3.1       Consument vordert van Verzekeraar een bedrag van € 2.500 met de wettelijke rente vanaf 7 juli 2007.

 

Grondslagen en argumenten daarvoor

3.2       Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag.

 

Verzekeraar is toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van zijn zorgplicht. Consument mocht immers verwachten dat Verzekeraar hem in een veel eerder stadium erop zou hebben gewezen dat de premies voor een vergelijkbare overlijdensrisico-verzekering de laatste jaren een sterke daling lieten zien. Door dit na te laten is Consument de kans ontnomen om in vroegtijdiger stadium een goedkoper alternatief te sluiten. De over de afgelopen 10 jaar te veel betaalde premies moeten door Verzekeraar gerestitueerd worden.

 

Verweer Verzekeraar

3.3       Verzekeraar heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:

 

Consument heeft destijds een contract gesloten op basis van een vaste premie gedurende de gehele looptijd. Deze premie was op dat moment marktconform. Dat in de loop der jaren de marktpremie steeds verder is gedaald, was voor Verzekeraar niet voorzienbaar en maakt ook niet dat het gesloten contract dientengevolge ongeldig zou worden. In plaats van omlaag hadden de premies overigens ook omhoog kunnen gaan. In dat geval had Consument juist een voordeligere premie betaald dan cliënten die in latere jaren hun verzekering afsloten. Verzekeraar meent met de brief van 28 augustus 2017 correct jegens Consument te hebben gehandeld. Restitutie van een deel van de betaalde premies is dan ook niet aan de orde.

 

  1. Beoordeling

 

4.1       De Commissie staat voor de vraag of Verzekeraar gehouden was om Consument op een eerder moment actief te informeren over mogelijk goedkopere alternatieven voor de door hem gesloten overlijdensrisicoverzekering.

 

4.2       De Commissie stelt voorop – zie ook Geschillencommissie 2018-087 – dat een verzekeraar de beleidsvrijheid heeft om zelf de prijs te bepalen waarvoor hij zijn producten aanbiedt. Deze prijs was Consument bereid te betalen en aldus hebben partijen een overeenkomst gesloten. Wat Consument zou krijgen voor deze prijs was bovendien duidelijk. Van misleiding door Verzekeraar is geen sprake.

 

4.3       Consument heeft op enig moment na het sluiten van de verzekering geconstateerd dat Verzekeraar een vergelijkbare overlijdensrisicoverzekering tegen een substantieel lagere premie kon aanbieden. Consument meent dat Verzekeraar in staat was deze aanbieding veel eerder te doen en daarom niet heeft mogen wachten tot augustus 2017.

4.4       Het Nederlands recht voorziet er echter niet in dat overeenkomsten eenzijdig kunnen worden gewijzigd op basis van louter voortschrijdend inzicht van een van de contractspartijen. Bovendien is Verzekeraar naar het oordeel van de Commissie niet verplicht om Consument gedurende de looptijd van de verzekering te informeren over de prijsstelling van nieuwe vergelijkbare producten.

 

4.5       Dat Verzekeraar Consument in augustus 2017 desalniettemin toch een nieuw voorstel heeft gedaan, brengt naar het oordeel van de Commissie niet mee dat Consument aanspraak zou kunnen maken op restitutie van een deel van de eerder betaalde premies. De slotsom is derhalve dat de vordering van Consument zal worden afgewezen.

 

  1. Beslissing

 

De Commissie wijst de vordering af.

 

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld

 

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.

 

 

 

Bekijk de volledige uitspraak