Mijn Kifid

Uitspraak 2018-661 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-661
(mr. A.M.T. Wigger, voorzitter en mr. R.P.W. van de Meerakker, secretaris)

 

Klacht ontvangen op        : 12 februari 2018

Ingediend door               : Consument

Tegen                            : Coöperatieve Rabobank U.A., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen de Bank

Datum uitspraak             : 22 oktober 2018

Aard uitspraak                : Bindend advies

Samenvatting

Consument heeft de vergoeding voor vervroegde aflossing van de Bank gevorderd. Hij heeft gesteld dat hij die niet verschuldigd is, omdat de Bank ten onrechte de rente voor opnieuw 5 jaar heeft vastgezet. De Commissie oordeelt dat Consument niet heeft aangetoond dat hij een andere keuze heeft gemaakt. Evenmin is gebleken dat de Bank bij het uitblijven van een keuze niet de rente voor 5 jaar mocht vastzetten. De vordering is afgewezen.

 

  • Procesverloop

 

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken met bijlagen:

 

  • het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier;
  • het verweerschrift van de Bank;
  • de repliek van Consument;
  • de dupliek van de Bank.

 

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

 

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.

 

  • Feiten

 

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

    1. Consument heeft in juni 2003 een hypothecaire geldlening bij de Bank afgesloten ter grootte van € 44.928,-.
    2. In januari 2004 heeft Consument een aanvullende hypothecaire geldlening bij de Bank afgesloten van € 22.250,-.
    3. Op 5 december 2005 heeft Consument een hypotheekvoorstel ondertekend voor een hypothecaire financiering bij de Bank. Deze bestond uit een aflossingsvrije geldlening van
      € 895.000,- met een rentevastperiode van tien jaar en een overbruggingslening van
      € 375.000,-, waarvoor een variabele rente in rekening werd gebracht. De hypotheekakte is gepasseerd op 16 december 2005.
    4. De rentevastperiode van de aflossingsvrije hypothecaire geldlening van € 895.000,- liep af op 31 december 2015.
    5. De Bank heeft geen schriftelijke keuze voor de rentevastperiode ontvangen van Consument en heeft de rente automatisch voor vijf jaar vastgezet.
    6. In 2017 heeft Consument zijn financieringen overgesloten naar een andere geldverstrekker. De Bank heeft op 29 augustus 2017 aan Consument een aflosnota gezonden, waarin een vergoedingsrente van € 13.611,11 wordt genoemd.

 

  • Vordering, klacht en verweer

 

Vordering Consument

    1. Consument vordert dat de vergoeding voor vervroegde aflossing wordt kwijtgescholden.

 

Grondslagen en argumenten daarvoor

  • Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag. Consument heeft vanaf 2013 geprobeerd zijn gehele hypothecaire geldlening tegen een variabele rente te sluiten. Doel daarvan was dat het pakket aan leningen vervolgens gemakkelijker overgesloten zou kunnen worden naar één grote lening. Overleg met de Bank daarover liep vast, waardoor Consument een financieel adviseur heeft ingeschakeld. Dankzij zijn advies zijn de in 2003 en 2004 afgesloten hypothecaire geldleningen tegen een variabel rentetarief overgesloten.

 

Vervolgens heeft Consument voordat de rentevastperiode van de aflossingsvrije geldlening van € 895.000,- in 2015 afliep opnieuw contact met de Bank gehad. Omdat de mogelijkheid van een variabel rentetarief niet stond aangegeven op het renteverlengings-voorstel heeft Consument contact gezocht met de Bank waarin hij opnieuw duidelijk heeft uitgesproken dat het de bedoeling was alle hypotheken over te sluiten naar één hypotheek met een lagere rente. Tijdens een persoonlijk gesprek met een medewerker van de Bank heeft Consument zijn rentekeuze gemaakt. Dit betrof de keuze voor een variabele geld-lening.

De Bank heeft ondanks de door Consument gemaakte keuze ervoor gekozen om de rente voor vijf jaar vast te zetten.
Pas op het moment dat hij al zijn geldleningen, waarvan hij mocht denken dat ze tegen een variabel tarief waren afgesloten, wilde oversluiten naar een andere geldverstrekker werd hij geconfronteerd met een vergoedingsrente.

De in rekening gebrachte vergoedingsrente kwalificeert juridisch als schade. Omdat Consument pas door de notaris van de vergoeding voor vervroegde aflossing op de hoogte werd gebracht, kon hij, gelet op de financiële consequenties die dit met zich zou meebrengen, niet meer afzien van de aflossing.

 

Verweer van de Bank

    1. De Bank heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

 

  • Beoordeling
    1. Centraal staat de vraag of de Bank de rente van de geldlening van € 895.000,- ten onrechte opnieuw voor vijf jaar heeft vastgezet. Partijen twisten daarbij over de vraag of Consument mondeling een andere rentekeuze heeft gemaakt.
    2. De Bank heeft weersproken dat Consument in gesprekken die plaatsvonden nadat Consument het renteverlengingsvoorstel had ontvangen een uitdrukkelijke keuze heeft gemaakt voor een variabele rente. Daarbij heeft de Bank gewezen op gespreksverslagen en voor de bewijskracht daarvan gewezen op de boekenclausule uit artikel 18 van de Algemene Bankvoorwaarden (ABV). Dit artikel bepaalt dat de administratie van de Bank als volledig bewijs geldt, tenzij door de consument tegenbewijs wordt geleverd.
    3. De Bank heeft gewezen op haar gespreksverslagen en daaruit geconcludeerd dat Consument geen keuze gemaakt heeft voor een variabel rentetarief. De Commissie volgt de Bank en oordeelt dat uit de gespreksverslagen, die op grond van artikel 18 ABV bewijs opleveren, niet volgt dat Consument een rentekeuze heeft gemaakt in de vastgelegde gesprekken. Dat uit andere omstandigheden door de Bank had moeten worden opgemaakt dat Consument een rentekeuze zou hebben gemaakt, is niet komen vaststaan.
    4. De Commissie concludeert dat niet kan worden vastgesteld dat de Bank een rentekeuze ontvangen heeft van Consument. Dat de Bank bij het uitblijven van een keuze de rente voor een termijn van vijf jaar mocht vastzetten, wordt niet betwist. Derhalve dient te worden geconcludeerd dat de vordering van Consument wordt afgewezen.

 

 

  • Beslissing

 

De Commissie wijst de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld.

 

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.

 

 

 

Bekijk de volledige uitspraak