Mijn Kifid

Uitspraak 2018-733 (Bindend)

Einduitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-733
(mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. R.A.F. Coenraad, secretaris)

Klacht ontvangen op        : 30 januari 2017

Ingesteld door                : Consument

Tegen                                       : ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen de Bank

Datum uitspraak             : 28 november 2018

Aard uitspraak                : Bindend advies

Samenvatting

 

Zorgplicht. Adviseur heeft verzuimd om schriftelijk vast te leggen dat Consument was geïnformeerd over de verschillende aanwendingsmogelijkheden van het lijfrentekapitaal, waaronder de constructie waarbij het fiscale regime van vóór 1992 behouden kon worden. In dat geval had Consument het kapitaal kunnen aanwenden voor de aankoop van een lijfrente met zijn dochter als begunstigde. Vordering is toegewezen.

  • Procesverloop

 

 

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

 

  • de Tussenuitspraak van 8 mei 2018 (hierna: ‘de Tussenuitspraak’) en de daarin genoemde stukken;
  • de reactie van Consument van 16 juni en 3 augustus 2018;
  • de reactie van de Bank van 18 juli 2018.

 

De Commissie stelt vast dat partijen haar advies als bindend zullen aanvaarden.

 

  • Beoordeling

 

  1.  

Bij de beoordeling van de klacht gaat de Commissie uit van de volgende feiten.

 

2.1       In de Tussenuitspraak heeft de Commissie geoordeeld dat de Bank heeft nagelaten schriftelijk vast te leggen dat Consument ten tijde van het vrijvallen van het lijfrentekapitaal was geïnformeerd over de verschillende aanwendingsmogelijkheden, waaronder de verzekeringsconstructie waarbij het fiscale regime van vóór 1992 kon worden behouden.

 

2.2       Nu de Bank dit heeft nagelaten, dient de vraag of de Bank zijn zorgplicht jegens Consument is nagekomen, ontkennend te worden beantwoord. In dat opzicht is de klacht gegrond.

 

2.3       De Bank heeft echter de door Consument gestelde schade, een bedrag van € 11.500, gemotiveerd bestreden, waarna Consument door de Commissie in de gelegenheid is gesteld stukken in het geding te brengen waaruit de omvang van zijn schade genoegzaam blijkt. De Bank is de mogelijkheid geboden om op dit stukken te reageren.

 

2.4       Consument heeft aan de hand van een aantal documenten uiteengezet wat de financiële gevolgen zouden zijn geweest als hij in januari 2011 het kapitaal, een bedrag van € 20.315, had kunnen aanwenden voor de aankoop van een lijfrente met zijn dochter als begunstigde.

 

In dat geval waren de periodieke uitkeringen onderdeel geweest van haar belastbare inkomen – en derhalve niet van dat van Consument – met een aanmerkelijke lagere belastingheffing als gevolg.

 

2.5       De opgave van Consument alsmede het commentaar van de Bank hierop zijn getoetst door de aan het Kifid verbonden actuarieel adviseur.

 

2.6       Het verschil in het bedrag aan inkomstenbelasting die Consument zal gaan betalen over de periode 2018-2022 en die zijn dochter over periode 2011-2016 had moeten voldoen, uitgaande van de situatie dat zij de lijfrente-uitkeringen had ontvangen, is in de optiek van Consument een bedrag van € 6.865. De actuaris heeft vastgesteld dat Consument geen rekening heeft gehouden met de reeds betaalde inkomstenbelasting over 2016 en voorts met een te laag bedrag aan te verrekenen arbeidskorting over 2016.

 

2.7       Een en ander leidt enerzijds tot een verhoging van de schade met een bedrag van

€ 845. Anderzijds wordt Consument niet gevolgd in zijn standpunt dat een omrekening naar een brutobedrag plaats behoeft te vinden. Dit kan dan ook achterwege blijven, waardoor de schade voor Consument door de Commissie wordt bepaald op een bedrag van € 7.710.

 

  1. Beslissing

 

De Commissie beslist dat de Bank binnen vier weken na de dag waarop een afschrift van deze beslissing aan partijen is verstuurd een bedrag van € 7.710 aan Consument vergoedt.

 

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/consumenten/hoe-wordt-uw-klacht-behandeld

 

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak.
U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.

 

 

Bekijk de volledige uitspraak