Mijn Kifid

Uitspraak 2018-735 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-735
(mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. R.P.W. van de Meerakker, secretaris)

Klacht ontvangen op        : 14 februari 2018

Ingediend door               : Consument

Tegen                           : Coöperatieve Rabobank U.A., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen de Bank

Datum uitspraak             : 28 november 2018

Aard uitspraak                : Bindend advies

 

Samenvatting

De Bank heeft de betaalrekening van Consument geblokkeerd. Consument heeft gevorderd dat die blokkade ongedaan wordt gemaakt. De Commissie oordeelt dat de reden voor de blokkade
– het vooraf controleren van contante stortingen die te maken hebben met Iran – geen eis is die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar kan worden geacht.

 

  • Procesverloop
     

 

  1. De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken voorzien van bijlagen:
  • het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier;
  • het verweerschrift van de Bank;
  • de repliek van Consument;
  • de dupliek van de Bank.De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies. De Commissie is van oordeel dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak zal daarom op grond van de stukken worden beslist.
  • Feiten

    1. Consument is zzp’er. Binnen zijn onderneming verkoopt hij zeepproducten in het
      Midden-Oosten. Bij de Bank hield Consument een particuliere betaalrekening en een particuliere spaarrekening aan.
    2. In de Voorwaarden voor betalen en online diensten van de Bank is neergelegd dat de bedoelde rekeningen niet mogen worden gebruikt voor een bedrijf.
    3. In 2010 heeft tussen de Bank en Consument een gesprek plaatsgevonden over het gebruik van de particuliere betaalrekening van Consument.
    4. Eind 2016 heeft Consument een zestal contante stortingen verricht van in totaal
      € 190.000,-. Consument gaf aan dat dit geld uit Iran afkomstig was, uit de verkoop van een supermarkt.
    5. Op 28 november 2016 heeft een gesprek tussen de Bank en Consument plaatsgevonden met betrekking tot de stortingen, waarin de Bank heeft laten weten dat de rekening niet mocht worden gebruikt voor zakelijke transacties.
    6. Op 12 december 2016 heeft de Bank schriftelijk de volgende standpunten aan Consument bevestigd:

 

  1. De Commissie gaat uit van de volgende feiten.
  • De handel met sanctielanden. Hiervoor verwijzen wij u graag naar bijlage I;
  • Contante opnames en stortingen met een zakelijk karakter op particuliere rekeningen [rekeningnummer] (Rabo Totaalrekening) en [rekeningnummer] (Rabo Internetsparen)

 

  • […]

    Op alle bovenstaande zaken heeft u in samenspraak met uw advocaat aangegeven dat het standpunt van de bank hierin voor u voldoende duidelijk is.

    Op basis van de bovenstaande onderwerpen willen wij de volgende afspraken met u maken:

  • Conform de algemene voorwaarden dient u de rekeningen te gebruiken waar deze voor bedoeld zijn. Het gebruik van uw particuliere rekening voor zakelijke doeleinden, waaronder opnames en stortingen is dan ook niet meer toegestaan. Wij verzoeken u dan ook nogmaals dringend om mogelijke bedrijfsgerelateerde betalingen vanuit uw werk/bedrijf, te laten verlopen via bijvoorbeeld uw zakelijke rekening in [naam stad]. We hebben dit voor u uitgezocht en dit zou mogelijk moeten zijn. (…)

  • Ter voorkoming dat wij als [Bank] mogelijk direct of indirect betrokken raken bij handel in het Midden-Oosten adviseren wij u goede nota te nemen van de sanctierichtlijnen, zoals hiervoor omschreven zodat u niet alleen aan het beleid van de [Bank] voldoet en blijft voldoen, maar ook op persoonlijke titel of in een vertegenwoordigende rol namens derden, bekend met de wettelijke richtlijnen.

    Het overtreden van eventuele bepalingen kan u (beiden) immers ook persoonlijk in de problemen brengen.

    Indien door ons vastgesteld wordt dat afspraken zoals in deze brief opgenomen en die gelden tussen partijen Rabobank en u niet worden nagekomen dan kan dit leiden tot het beëindigen van de bankrelatie.

 

  • Bij niet nakomen van afspraken
      1. Nadat op 7 november 2017 een bedrag van € 1.500,- op de reguliere betaalrekening van Consument bij de Bank was gestort, heeft de Bank op 8 november 2017 aan Consument laten weten dat de rekening werd geblokkeerd.
      2. In de brief van 8 november 2017 heeft de Bank Consument verzocht binnen vijf werkdagen schriftelijk en met documenten onderbouwd duidelijkheid te verschaffen over de herkomst van een achttal contante stortingen. De Bank heeft daarbij laten weten dat, wanneer Consument geen gehoor zou geven aan het informatieverzoek, de rekening door de Bank zou worden opgeheven omdat de Bank zonder opheldering niet kon voldoen aan de eisen gesteld door de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft).
      3. In de interne klachtprocedure heeft de Bank aangegeven dat zij bereid is de bankrelatie voort te zetten. Daaraan heeft zij de voorwaarde gesteld dat contante stortingen vooraf worden aangekondigd. Consument heeft laten weten daaraan niet te willen voldoen.
  • Vordering, klacht en verweer

    1. Consument vordert dat de blokkade van de rekening wordt opgeheven. Grondslagen en argumenten daarvoor
    2. Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag. De Bank heeft onzorgvuldig gehandeld door de bankrekening te blokkeren. Zij had rekening moeten houden met de gerechtvaardigde belangen van Consument, hetgeen op zijn minst inhoudt dat de Bank eerst inlichtingen had moeten vragen en pas mocht overgaan tot de blokkade van de rekening op het moment dat zou zijn vastgesteld dat de verstrekte informatie geen afdoende verklaring vormt.

      In dit geval is de rekening geblokkeerd zonder dat Consument gehoord was. De aard en omvang van die transacties was – op een enkele uitzondering na – niet zodanig dat het aan de kant van de Bank gerede twijfel mocht opleveren aan de legitimiteit ervan.
      De brief van 12 december 2016, bedoeld en geciteerd in overweging 2.6, heeft Consument pas na de blokkade van de rekening voor het eerst onder ogen gekregen.Verweer van de Bank

    3. De Bank heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

 

    1. Vordering Consument
  • Beoordeling

    1. De Commissie stelt vast dat gevorderd wordt dat de bancaire relatie wordt voortgezet, zonder dat Consument de Bank vooraf hoeft te informeren over voorgenomen contante stortingen.
    2. De Bank heeft gesteld dat zij vanwege de op haar rustende wettelijke verplichtingen extra eisen mag stellen aan contante stortingen en transacties die te maken hebben met Iran. Bovendien heeft zij verwezen naar de voorwaarden waaruit blijkt dat de rekening alleen particulier mag worden gebruikt, en dus niet voor zakelijke doeleinden.
    3. De Commissie merkt op dat uit artikel 3:10 jo. 3:17 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) en de daarop gebaseerde regelgeving (onder meer uit artikel 10 Besluit prudentiële regels Wft en artikel 29 Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft (BGfo)) blijkt dat de Bank verplicht is procedures en maatregelen vast te stellen ter uitvoering van het in die artikelen bedoelde integriteitsbeleid, waarvan het cliëntenonderzoek een belangrijke component is. Daarnaast blijkt uit artikel 3 Wwft dat de Bank een cliënten-onderzoek moet verrichten ter voorkoming van witwassen en de financiering van terrorisme, dat haar in staat stelt controle uit te oefenen op door Consument via de aangehouden rekening verrichte transacties.
    4. De regelgeving die het hier betreft is de Amerikaanse sanctiewetgeving met betrekking tot Iran. Als internationaal opererende organisatie dient de Bank te voldoen aan deze wetgeving, op straffe van reputatieschade, financiële schade, boetes, strafrechtelijke vervolging en zelfs het verlies van vergunningen. Reeds om die reden is de Commissie van oordeel dat niet van de Bank kan worden verlangd dat zij, gelet op de geschiedenis van transacties die Consument heeft verricht, zonder meer akkoord gaat met contante niet nader te verifiëren stortingen door Consument.
    5. Dat de Bank deze stortingen vooraf wil kunnen controleren, is geen eis die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar kan worden geacht. De Bank heeft een legitiem doel om te voorkomen dat zij in strijd met wet- en regelgeving handelt.

      Het ligt onder deze omstandigheden op de weg van Consument om zich de nodige inspanningen te getroosten om de zorgen van de Bank zoveel mogelijk weg te nemen
      (vgl. Hof Amsterdam, 17 juli 2017, ECLI:NL:GHAMS:2017:291, r.ov. 3.8 en GC Kifid,
      nr. 2018-001). En daarvan is niet gebleken.

    6. De Commissie concludeert dat de vordering dient te worden afgewezen.
  • Beslissing

      

 

  1. U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.
  2. In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/in-beroep-gaan-bij-kifid.
  3. De Commissie wijst de vordering af.
Bekijk de volledige uitspraak