Mijn Kifid

Uitspraak 2018-749 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr-2018-749
(mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter, mr. B.F. Keulen, mr. dr. S.O.H. Bakkerus, leden en mr. Z. Bonoo, secretaris)

 

Klacht ontvangen op        : 23 februari 2018

Ingediend door               : Consument

Tegen                           : ASR Schadeverzekering N.V., gevestigd te Utrecht, verder te noemen Verzekeraar

Datum uitspraak             : 5 december 2018

Aard uitspraak                : Bindend advies

 

Samenvatting

 

Autoverzekering. Verzekeraar heeft de persoonsgegevens van Consument voor de duur van twee jaar geregistreerd in het Incidentenregister en het EVR omdat Consument zijn mededelingsplicht heeft geschonden bij aanvraag van de autoverzekering. Consument vordert doorhaling van de registratie van zijn persoonsgegevens. De Commissie is van oordeel dat Verzekeraar terecht en op goede gronden is overgegaan tot registratie van de persoonsgegevens van Consument in het Incidentenregister en het Extern Verwijzingsregister. De vordering van Consument wordt afgewezen.

  • Procesverloop

 

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken met de daarbij behorende bijlagen:

 

  • het door Consument (digitaal) ingediende klachtformulier;
  • de aanvullende stukken van Consument;
  • het verweerschrift van Verzekeraar;
  • de repliek van Consument;
  • de dupliek van Verzekeraar.

 

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor een bindend advies.

 

Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 26 oktober 2018 te Den Haag en zijn aldaar verschenen.

  • Feiten

 

Bij de beoordeling van de klacht gaat de Commissie uit van de volgende feiten.

 

    1. Op 17 februari 2015 heeft Consument bij Voogd en Voogd een autoverzekering aangevraagd.
      De aanvraag is geweigerd omdat Consument niet aan zijn mededelingsplicht voor die aanvraag had voldaan.
    2. Op 12 juni 2015 heeft Consument bij Verzekeraar een autoverzekering aangevraagd. De aanvraag is weer geweigerd omdat Consument niet aan zijn mededelingsplicht voor die aanvraag had voldaan. Verzekeraar heeft de persoonsgegevens van Consument opgenomen in zijn Incidentenregister en in het Extern Verwijzingsregister (EVR).
    3. Op 6 november 2017 heeft Verzekeraar op verzoek van Consument een nieuwe proportionaliteitstoets uitgevoerd en hij heeft de registraties verwijderd.
    4. Op 16 januari 2018 heeft Consument bij Verzekeraar een autoverzekering aangevraagd.
    5. Bij brief van 25 januari 2018 heeft Verzekeraar Consument het volgende medegedeeld:

‘‘(…)

U hebt bij Ditzo een autoverzekering aangevraagd. Uw verzekeringsaanvraag werd beoordeeld binnen ons team Speciale en Juridische Zaken van ASR Schade.

 

Wij hebben geconstateerd dat u vragen niet juist hebt beantwoord en daardoor niet aan uw mededelingsplicht hebt voldaan. In de toelichting bij deze brief kunt u lezen wat met de mededelingsplicht wordt bedoeld.

 

Uw opgaven bij de verzekeringsaanvraag

Bij de verzekeringsaanvraag werden aan u vragen gesteld over onder meer uw verzekeringsverleden. U gaf op dat een schadeverzekeraar de laatste 8 jaar geen:

  • verzekeringsaanvraag van u heeft geweigerd en/of
  • verzekering heeft opgezegd.

 

 

            Tevens gaf u op dat u de laatste 5 jaar geen schade heeft geleden of veroorzaakt, door een
gebeurtenis die door de aangevraagde verzekering wordt gedekt.

 

            Wij constateerden dat beide opgaven niet juist zijn.

 

            Onze beslissing over uw verzekeringsaanvraag

            Voor Ditzo is het onacceptabel dat de aanvrager bij het aanvragen van een verzekering          onware informatie of onware gegevens verstrekt. Daarom zullen wij niet tot acceptatie            overgaan.

(…)’’

    1. Bij brief van 25 januari 2018 heeft Consument Verzekeraar het volgende bericht:

‘‘(…)

Volgens Cis was ik helemaal schoon en stonden er geen afwijzing van mij genoteerd.

De ellende begon in 2006 via een minderjarige zoon en tot heden vinden wij daarvan de naslag terwijl wij niets verkeerds gedaan hebben.

 

Eindelijk heeft Centraal Beheer hun afwijzing verwijderd bij de Cis.

 

Ook jullie ASR hebben dat op mijn verzoek en de Cis gedaan.

 

In mijn onwetendheid indertijd heb ik geprobeerd mijn auto opnieuw te verzekeren en niet er bij stil gestaan dat ik geweigerd was. Vandaar die notering.

 

Dat is toch een begrijpelijk iets. Nu zijn we veroordeeld bij de Vereende, 222 euro per maand.

 

Ik heb niet verzwegen dat er ongelukken zijn geweest in 2014 en onlangs in 2017 eentje, kan mij niet herinneren waar ik dat had moeten schrijven.

 

Ik verzoek U begrip te hebben voor de hele situatie waar in wij ons begeven en weer niet een melding te gaan maken bij de Cis dat wij ons, ook al wild u ons niet, ergens normaal kunnen verzekeren.

 

Ik voel mij veroordeeld van fraude terwijl ik nooit fraude heb gepleegd. 30 jaar bij de zelfde baas gewerkt, en nooit met politie of justitie in aanraking geweest.

 

De juiste toe dracht wordt nergens gepubliceerd, ook niet bij de Cis. Dat zou de zaak voor ieder duidelijker maken.

 

Nogmaals Uw begrip voor deze situatie.

(…)’’

    1. Bij brief van 31 januari 2018 heeft Consument Verzekeraar het volgende medegedeeld:

‘‘(…)

Nog een aanvulling op mijn verzoek van 25/01 om begrip en geen notitie bij Cis in verband de toestand waarin ik en mijn gezin zich bevind.

 

De situatie is ontstaan in 2006 doordat een minderjarige zoon een telefoon als verlies op gaf ten onrechte en dit door Centraal beheer waar we verzekerd waren als fraude bestempeld.

 

De medewerker wilde ondanks alles ons niet geloven dat wij hier over niets wisten en we werden van de een op andere dag uit de verzekering gezet waar we tot heden toe last van hebben en in de problemen zitten.

 

Daar sta je dan met een gezin en drie kleine kinderen.

 

Wat iedereen zou doen in die situatie een nieuwe verzekering zoeken. Totaal onwetend en die op de gedachte eruit gezet, is fraude, een nieuwe aangegaan met alle gevolgen van dien na verloop van tijd.

 

Zo tellen die jaren mee en blijft mij die achtervolgen.

 

Bij de Vereende verzekerd een 14 jaar oude auto kost mij 222 euro per maand, een totale aanslag op mijn AOW en klein pensioen. U begrijpt dat IK ZO ZWAAR IN DE FINANCIELE PROBLEMEN KOM.

 

Een auto heb ik nodig in verband ook mijn ziekte, Longembolie en Trombose benen, voor boodschappen om mij normaal te kunnen verzekeren.

 

Als jullie nu wel een notitie maken is mijn naam weer opnieuw besmet en duurt het weer jaren om daar vanaf te komen, als ik er tenminste van af kom!!!!

(…)’’

    1. Bij e-mail van 9 februari 2018 heeft Verzekeraar Consument het volgende medegedeeld:

‘‘(…)

Wij hebben uw verweer ontvangen. U geeft aan in uw verweer dat u volgens CIS helemaal schoon bent en er op uw naam geen afwijzingen genoteerd staan. Dat is onjuist. Weliswaar staat er geen externe registraties (meer) op uw naam, wel staan er nog diverse schademeldingen op uw naam. 4 voertuigschades waar u bij betrokken was sinds 2013 om precies te zijn. Tevens staat er op uw adres, tnv mevrouw [X], een officiële opzegging door een verzekeraar geregistreerd.

 

Wij hebben de externe registratie op uw naam in november 2017 verwijderd. Deze registratie, die bedoeld is als waarschuwing voor andere verzekeringsmaatschappijen, hebben wij verwijderd om u niet verder in de problemen te brengen. Dat betekent echter niet dat uw verzekeringsgeschiedenis weg is en dat u geen eerlijke opgave hoeft te doen van uw verzekeringsverleden. Bij ons zijn op uw naam meerdere weigeringen van een verzekeringsaanvraag bekend en deze geeft u niet op bij de slotvraag of u in de laatste 8 jaar geweigerd of opgezegd bent door een verzekeraar. Ook wordt er in de slotvragen bij Ditzo duidelijk gevraagd of u in de laatste 5 jaar schade hebt geleden of veroorzaakt, die gedekt werd door een autoverzekering. Ook deze vraag heeft u ontkennend beantwoord.

 

Wij hebben begrip voor uw situatie maar tegelijkertijd vinden wij het zeer naïef dat uw opnieuw, met de verzekeringsgeschiedenis die u omschrijft in uw verweer, de slotvragen bij de verzekeringsaanvraag bij Ditzo niet naar waarheid invult. U geeft aan dat u indertijd (in 2015) bij eerdere verzekeringsaanvragen (o.a. bij Ditzo) onwetend was en er niet bij stil stond dat u officieel geweigerd was. Nu bijna 3 jaar later en diverse verzekeringsaanvragen rijker had u kunnen of moeten begrijpen dat het niet eerlijk opgeven van uw verzekeringsverleden consequenties voor u heeft.

Tenslotte had u de mogelijkheid om bij de laatste verzekeringsaanvraag contact met Ditzo op te nemen (per email of telefonisch) om uw aanvraag toe te lichten. Ook dit heeft u niet gedaan. Samenvattend komen wij tot de conclusie dat u in onze ogen bewust uw verzekeringsverleden niet heeft opgegeven bij het aanvragen van een verzekering. Het staat vast dat (opnieuw) de mededelingsplicht is geschonden bij de aanvraag bij Ditzo. Voor a.s.r. is het onacceptabel dat de aanvrager bij het aanvragen van een verzekering onware informatie of onware gegevens verstrekt. Daarom blijven wij bij ons standpunt dat wij niet tot acceptatie overgaan. Tevens zullen wij uw persoonsgegevens voor 2 jaar opnemen in het Externe Verwijzingsregister van de Stichting CIS.

 

Ik wil u tenslotte dringend adviseren om bij toekomstige verzekeringsaanvragen alle slotvragen naar waarheid te beantwoorden. Op die wijze voldoet u aan uw mededelingsplicht en voorkomt u verdere problemen.

(…)’’

    1. Bij e-mail van 12 februari 2018 heeft Consument Verzekeraar het volgende bericht:

‘‘(…)

Ik ben het totaal niet eens met uw stelling dat ik de zaak verzwijg. Als ik meteen gezegd had dat ik indertijd geweigerd was had u mij toch NOOIT aan genomen. Buiten mijn ellendig verhaal om waar ik in terecht ben gekomen. En dat is de waarheid. Maar u heeft nauwelijks begrip voor onze situatie en houd gewoon vol, net zoals Centraal Beheer jaren doet, en gaat als een beul te werk. Fijn dat ik nu 222 euro moet betalen per maand, maar dat is niet uw zorg maar uiteraard de mijne zegt u. Het enige wat ik vraag is geen aantekening te maken bij de CIS. (…)’’

    1. Verzekeraar heeft de persoonsgegevens van Consument opgenomen in zijn Incidenten-register en in het EVR voor de duur van twee jaar.
    2. Ten tijde van de registratie van de persoonsgegevens van Consument door Verzekeraar was het Protocol Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen van
      23 oktober 2013 (hierna: ‘‘het Protocol’’) van toepassing. Voor zover van belang is hierin bepaald:

 

2. Begripsbepalingen

In dit protocol wordt verstaan onder:

Incident: een gebeurtenis die als gevolg heeft, zou kunnen hebben of heeft gehad dat de belangen, integriteit of veiligheid van de cliënten of medewerkers van een Financiële Instelling, de Financiële Instelling zelf of de financiële sector als geheel in het geding zijn of kunnen zijn, zoals het falsificeren van nota’s, identiteitsfraude, skimming, verduistering in dienstbetrekking, phishing en opzettelijke misleiding.

 

3.1 Incidentenregister en Extern Verwijzingsregister

3.1.1 Iedere Deelnemer heeft een Incidentenregister, waarin door de betreffende Deelnemer gegevens van (rechts)personen worden vastgelegd ten behoeve van het in artikel 4.1.1 Protocol genoemde doel, naar aanleiding van of betrekking hebbend op een (mogelijk) Incident.

(…)

3.1.2 Aan het Incidentenregister is een Extern Verwijzingsregister gekoppeld.

(…)

4 Incidentenregister

4.1 Doel Incidentenregister

4.1.1 Met het oog op het kunnen deelnemen aan het Waarschuwingssysteem is iedere

Deelnemer gehouden de volgende doelstelling voor het vastleggen van gegevens in het Incidentenregister te hanteren:

“Het geheel aan verwerkingen ten aanzien van het Incidentenregister heeft tot doel het ondersteunen van activiteiten gericht op het waarborgen van de veiligheid en de integriteit van de financiële sector, daaronder mede begrepen (het geheel van) activiteiten die gericht zijn:

– op het onderkennen, voorkomen, onderzoeken en bestrijden van gedragingen die kunnen leiden tot benadeling van de branche waar de financiële instelling deel van uitmaakt, van de economische eenheid (groep) waartoe de financiële instelling behoort, van de financiële instelling zelf, alsmede van haar cliënten en medewerkers; – op het onderkennen, voorkomen, onderzoeken en bestrijden van oneigenlijk gebruik van producten, diensten en voorzieningen en/of (pogingen) tot strafbare of laakbare gedragingen en/of overtreding van (wettelijke) voorschriften, gericht tegen de branche waar de financiële instelling deel van uitmaakt, de economische eenheid (groep) waartoe de financiële instelling behoort, de financiële instelling zelf, alsmede haar cliënten en medewerkers;

– op het gebruik van en de deelname aan waarschuwingssystemen.

4.2.3 De gegevens uit het Incidentenregister van de Deelnemer mogen tevens worden uitgewisseld met functionarissen werkzaam bij de daartoe ingerichte coördinatiefuncties van de NVB, Verbond, VFN, ZN, FOV en SFH (de fraudeloketten).

(…)

4.3.2 Verwijdering van gegevens uit het Incidentenregister moet plaatsvinden uiterlijk 8 jaar na opname van het betreffende gegeven in het Incidentenregister, tenzij zich ten aanzien van de betreffende (rechts)persoon een nieuwe aanleiding heeft voorgedaan die opname in het Incidentenregister rechtvaardigt. (…).”

 

5 Extern Verwijzingsregister

(…)

5.2 Vastlegging van gegevens in het Extern Verwijzingsregister

5.2.1 De Deelnemer dient de Verwijzingsgegevens van (rechts)personen die aan de hierna

onder a en b vermelde criteria voldoen en na toepassing van het onder c genoemde

proportionaliteitsbeginsel op te nemen in het Extern Verwijzingsregister.

  1. a) De gedraging(en) van de (rechts)persoon vormden, vormen of kunnen een bedreiging

vormen voor (I) de (financiële) belangen van cliënten en/of medewerkers van een Financiële

instelling, alsmede de (Organisatie van de) Financiële instelling(en) zelf of (II) de continuïteit

en/of de integriteit van de financiële sector.

  1. b) In voldoende mate staat vast dat de betreffende (rechts)persoon betrokken is bij de onder

a bedoelde gedraging(en). Deze vaststelling betekent dat van strafbare feiten in principe

aangifte of klachten wordt gedaan bij een opsporingsambtenaar.

  1. c) Het proportionaliteitsbeginsel wordt in acht genomen. Dit houdt in dat Veiligheidszaken

vaststelt, dat het belang van opname in het Externe Verwijzingsregister prevaleert boven de

mogelijk nadelige gevolgen voor de Betrokkene als gevolg van opname van zijn Persoonsgegevens in het Extern Verwijzingsregister.”

 

  1. Vordering, klacht en verweer

 

     Vordering Consument

    1. Consument vordert doorhaling van de registratie van zijn persoonsgegevens in het Incidentenregister en het EVR.

 

     Grondslagen en argumenten daarvoor

    1. Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag:

In 2006 is de verzekering van Consument beëindigd omdat zijn minderjarige zoon een onware opgave heeft gedaan. Sindsdien kan Consument zich niet normaal meer verzekeren. De verzekering bij de Vereende voor 222 euro per maand is voor Consument financieel niet op te brengen.

 

    Verweer van Verzekeraar

    1. Verzekeraar heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.

 

  • Beoordeling

 

 

    1. De Commissie ziet zich gesteld voor de vraag of Verzekeraar de persoonsgegevens van Consument in het Incidentenregister en het daaraan gekoppelde EVR mocht opnemen. Verzekeraar heeft zich verplicht bij de verwerking van persoonsgegevens te handelen conform het Protocol. Het EVR is gekoppeld aan het Incidentenregister (artikel 5.1.1 van het Protocol). Dit brengt mee dat zolang registratie in het EVR terecht en proportioneel is, de gegevens ook in het Incidentenregister blijven staan. De Commissie zal daarom eerst beoordelen of Verzekeraar de gegevens mocht opnemen in het EVR.

 

Registratie Extern Verwijzingsregister

    1. Verzekeraar heeft de persoonsgegevens van Consument geregistreerd in het Incidentenregister en het daaraan gekoppelde EVR voor de duur van twee jaar. Opname van persoonsgegevens in deze registers, en met name de registratie in het EVR, kan voor de betrokkene verstrekkende gevolgen hebben. Alle deelnemende financiële instellingen kunnen immers door toetsing in het EVR vaststellen dat sprake is van opname in het Incidentenregister van (een) andere deelnemer(s). Het gevolg hiervan kan zijn dat niet alleen de deelnemer die tot opname in het EVR is overgegaan, maar ook andere deelnemers hun (financiële) diensten aan de betrokkene zullen weigeren. Tegen deze achtergrond is de Commissie van oordeel dat hoge eisen moeten worden gesteld aan de grond(en) van Verzekeraar voor opname van de persoonsgegevens van Consument in de genoemde registers. (Zie o.a. Hof Arnhem-Leeuwarden 26 januari 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:494, r.o. 4.3 en GC Kifid 2017-717 onder 4.2).

 

    1. Ten tijde van de registratie van de persoonsgegevens van Consument waren het Protocol en Wet Bescherming persoonsgegevens (hierna: Wbp, thans de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) die ten aanzien van de toepasselijke bepalingen niet afwijkt van de Wbp) van kracht. De opname van persoonsgegevens in het Incidentenregister en het EVR is slechts gerechtvaardigd indien zij in overeenstemming is met de Wbp en het Protocol. Blijkens de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel van de Wbp is daarbij gedacht aan gegevens in verband met strafbaar of hinderlijk gedrag, die tot gevoelige gegevens behoren omdat de betrokkene in verband wordt gebracht met strafrechtelijk verwijtbaar gedrag. Artikel 5.2.1 onder a en b van het Protocol bepaalt onder welke voorwaarden persoonsgegevens mogen worden opgenomen in het EVR. Het moet gaan om gedragingen van de betrokkene die een bedreiging vormden, vormen of kunnen vormen voor de (financiële) belangen van een financiële instelling, alsmede voor de continuïteit en integriteit van de financiële sector. De strafrechtelijke aard van de te verwerken gegevens brengt mee dat deze gegevens in voldoende mate moeten vaststaan. Het moet gaan om zodanig concrete feiten en omstandigheden dat zij een als strafbaar feit te kwalificeren bewezenverklaring in de zin van artikel 350 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) kunnen dragen. Een strafrechtelijke veroordeling is niet vereist, maar anderzijds is de enkele verdenking van betrokkenheid bij een strafbaar feit in de zin van een vermoeden van schuld, zoals dat kan blijken uit een aangifte, niet voldoende. Als maatstaf heeft te gelden of de vastgestelde gedragingen een zwaardere verdenking dan een redelijk vermoeden van schuld opleveren, in die zin dat de te verwerken strafrechtelijke persoonsgegevens in voldoende mate moeten vaststaan. Zie HR 29 mei 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH4720, r.o. 4.4. Bij bevestigende beantwoording van deze vraag dient voorts, overeenkomstig artikel 8 onder f van de Wbp en artikel 5.2.1 sub c van het Protocol, te worden beoordeeld of op grond van een en ander opneming in het Incidentenregister en het EVR gerechtvaardigd was en voor welke duur.

 

    1. In de eerste plaats is aan de orde de vraag of Consument bij aanvraag van de autoverzekering een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven en, zo ja, of dit is geweest met het opzet Verzekeraar te misleiden.

 

Onjuiste voorstelling van zaken

    1. Voorop staat dat het op de weg van Verzekeraar ligt om te stellen en ook te bewijzen dat Consument opzettelijk een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven en daarmee dat sprake is van een zwaardere verdenking dan een redelijk vermoeden van schuld. De Commissie is van oordeel dat Verzekeraar daarin is geslaagd. Redengevend daarvoor is dat vast staat dat Consument bij de verzekeringsaanvraag van 16 januari 2018 de slotvragen niet naar waarheid heeft ingevuld. Consument heeft op de vraag of een schadeverzekeraar hem de laatste acht jaar een verzekeringsaanvraag heeft geweigerd en/of een verzekering heeft opgezegd ten onrechte ontkennend geantwoord.
      Ook wordt als vaststaand aangenomen dat Consument de vraag of hij de laatste vijf jaar schade heeft geleden of veroorzaakt ten onrechte ontkennend heeft beantwoord. Hij heeft de in 2.8 vermelde e-mail van Verzekeraar immers niet gemotiveerd betwist. Ten aanzien van de door Verzekeraar geconstateerde onregelmatigheden heeft Consument onder meer het volgende verklaard: ‘Als ik verteld had dat ik geweigerd was hadden ze mij ook niet aangenomen en toch een notering gemaakt bij de CIS en Verbond van Verzekeraars.’ Hieruit leidt de Commissie af dat Consument zich op het moment van de verzekerings-aanvraag bewust was van de onware opgave die hij deed met als doel om bij Verzekeraar een verzekering af te sluiten.

 

    1. Gelet op het voorgaande is de Commissie van oordeel dat Consument opzettelijk een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven met als doel Verzekeraar te misleiden. Hetgeen Consument heeft aangevoerd als reden voor zijn handelen (“ik kon niet anders”) leidt niet tot een ander oordeel en kan evenmin als verontschuldiging gelden voor zijn foutieve opgaven.

 

    1. Het bovenstaande brengt mee dat aan de vereisten voor registratie in het EVR genoemd in artikel 5.2.1 onder a en b van het Protocol is voldaan. Op grond van artikel 5.2.1 onder c van het Protocol dient de verzekeraar bij de registratie van persoonsgegevens in het EVR een proportionaliteitsafweging te maken en bij de beoordeling van de vraag of hij gegevens in het EVR registreert, en zo ja, voor welke duur, de belangen van de betrokkene mee te wegen (vgl. GC Kifid 5 juli 2016, 2016-302, onder 4.9). De betrokkene die verwijdering van een registratie wenst, zal moeten onderbouwen op grond waarvan hij buiten verhouding wordt geraakt in zijn belangen en waarom zijn belang prevaleert boven dat van Verzekeraar.

 

  • Verzekeraar heeft gemotiveerd aangevoerd waarom het belang van de financiële sector bij registratie zwaarder weegt dan het belang van Consument bij het niet-registreren van zijn persoonsgegevens. Verzekeraar heeft ten aanzien van de duur van de registratie onder meer in overweging genomen dat Consument zowel het schade- als verzekeringsverleden heeft verzwegen en dat Consument bij eerdere verzekeringsaanvragen eveneens niet voldaan heeft aan zijn mededelingsplicht. Dit heeft ertoe geleid dat Verzekeraar de persoonsgegevens van Consument voor een registratieduur van twee jaar heeft opgenomen in het EVR. Consument heeft geen feitelijk onderbouwd bezwaar gemaakt tegen de duur van de registratie. De enkele stelling dat Consument financieel nadelige gevolgen ondervindt van de registratie, is onvoldoende om tot het oordeel te komen dat de belangen van Consument bij registratie zwaarder dienen te wegen dan het belang van Verzekeraar. De registratieduur van twee jaar komt de Commissie, gelet op de vastgestelde verzwijging, niet onredelijk voor. De Commissie acht de registratie en de door Verzekeraar gehanteerde termijn gerechtvaardigd.

 

Registratie Incidentenregister

    1. Verzekeraar heeft de persoonsgegevens van Consument voorts voor de duur van twee jaar opgenomen in het Incidentenregister. Gelet op het bovenstaande dient ook deze registratie in het Incidentenregister te worden gehandhaafd. Het EVR is gekoppeld aan het Incidentenregister (artikel 5.1.1 van het Protocol). Dit brengt mee dat zolang registratie in het EVR terecht en proportioneel is, de gegevens ook in het Incidentenregister blijven staan.

 

Slotsom

    1. De slotsom is dat de vordering van Consument wordt afgewezen.

 

  1. Beslissing

 

De Commissie wijst de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/in-beroep-gaan-bij-kifid.

 

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.

 

 

Bekijk de volledige uitspraak