Mijn Kifid

Uitspraak 2018-772 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-772
(
mr. A.M.T. Wigger, voorzitter en mr. M.A. Kleijer, secretaris)

Klacht ontvangen op        : 16 maart 2018

Ingediend door               : Consument

Tegen                            : Obvion N.V., gevestigd te Heerlen, verder te noemen de Bank

Datum uitspraak             : 12 december 2018

Aard uitspraak                : Bindend advies

 

Samenvatting

 

Consument en zijn ex-echtgenote zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de in 2011 afgesloten hypothecaire geldlening. Consument heeft in 2018 de Bank verzocht om zijn ex-echtgenote uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te ontslaan. De Bank heeft hiervoor als voorwaarde gesteld dat, als gevolg van de gewijzigde fiscale wetgeving, de helft van de leensom naar een annuïtaire leenvorm moet worden omgezet. Consument voelde zich genoodzaakt om deze omzetting te accepteren, zodat zijn ex-echtgenote uit de hoofdelijke aansprakelijkheid is ontslagen. Consument vordert dat de hypothecaire geldlening onder de oude voorwaarden wordt voortgezet. De Commissie oordeelt dat de Bank niet in strijd heeft gehandeld met de wet- en regelgeving en ook de normen van redelijkheid en billijkheid niet heeft overschreden. De vordering van Consument wordt afgewezen.

  • Procesverloop

 

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken en de daarbij behorende bijlagen:

 

  • het door Consument ingediende klachtformulier;
  • het verweerschrift van de Bank;
  • de repliek van Consument;
  • de dupliek van de Bank.

 

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

 

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.

 

  • Feiten

 

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

 

    1. Consument heeft op 20 december 2011 een hypothecaire geldlening (hierna: de geldlening) afgesloten bij de Bank voor de aankoop van zijn woning. De geldlening bestond uit twee leningdelen: één aflossingsvrij leningdeel en één leningdeel met een daaraan gekoppelde spaarrekening.
    2. Consument is op 12 maart 2015 in gemeenschap van goederen getrouwd. Op
      4 januari 2018 is Consument gescheiden. Op grond van het echtscheidingsconvenant is de woning aan Consument toebedeeld en heeft Consument zich verplicht om de geldlening als enig schuldenaar voort te zetten.
    3. Consument heeft, via zijn adviseur, op 18 januari 2018 de Bank verzocht om zijn ex-echtgenote te ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de geldlening. De overige voorwaarden van de geldlening dienden niet aangepast te worden. Consument wilde, met andere woorden, de geldlening voortzetten onder dezelfde voorwaarden als bij de verstrekking in 2011.
    4. Dit verzoek is op 2 februari 2018 door de Bank afgewezen. De Bank heeft in dit verband toegelicht dat als gevolg van actuele fiscale wetgeving na echtscheiding de helft van de leensom naar een annuïtaire leenvorm moet worden omgezet.
    5. De Bank heeft het verzoek van Consument verwerkt in een omzettingsofferte, waarin de helft van de totale leensom wordt omgezet naar een annuïtaire geldlening. Daarnaast heeft de Bank een akte ontslag hoofdelijke aansprakelijkheid opgesteld om de ex-echtgenote uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te ontslaan.
    6. Consument heeft op 11 april 2018 (na het indienen van de klacht bij Kifid) de onder
      2.5 genoemde omzettingsofferte en akte ontslag hoofdelijke aansprakelijkheid getekend.
    7. Consument is het niet eens met de voorwaarde van de Bank om de helft van de leensom om te zetten naar een annuïtaire geldlening.

 

  • Vordering, klacht en verweer

 

 

     Vordering Consument

    1. Consument vordert dat de Bank zijn ex-echtgenote ontslaat uit de hoofdelijke aansprakelijkheid en dat op de geldlening dezelfde voorwaarden van toepassing blijven als zijn afgesproken in de kredietovereenkomst van 20 december 2011.
    2. Daarnaast vordert Consument vergoeding van een bedrag van € 3.800,- voor de door hem gemaakte kosten inzake het verzoek tot ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid en het indienen van de klacht bij Kifid.

 

      Grondslagen en argumenten daarvoor

    1. Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag. De Bank heeft op onjuiste en/of onrechtmatige gronden voorwaarden gesteld aan het verlenen van ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de ex-echtgenote. Hiermee maakt de Bank misbruik van haar bevoegdheid. Daarnaast zijn de gestelde voorwaarden in dit geval in strijd met de maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Consument voert hiertoe de volgende argumenten aan:
    2. Consument heeft de omzettingsofferte en de akte ontslag hoofdelijke aansprakelijkheid getekend (zie 2.6), omdat hij zich daartoe genoodzaakt voelde. Zijn ex-echtgenote had namelijk een woning aangekocht. Om de daarvoor benodigde financiering te kunnen verkrijgen was het ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid noodzakelijk.
    3. De gehele geldlening valt nog onder het oude fiscale regime. De overeenkomst tot geldlening is namelijk vóór 1 januari 2013 gesloten. Ook is de toebedeling van de woning aan Consument niet te zien als een normale verwerving en is geen sprake van een nieuwe geldlening.
    4. De door de Bank aangehaalde fiscale wetswijziging biedt juist de Bank de ruimte om ervoor te kiezen de geldlening onder de oorspronkelijke voorwaarden voort te zetten in plaats van het toepassen van het nieuwe recht. Consument stelt dat:

 

“De gewijzigde wetgeving biedt hiervoor alle ruimte nu expliciete regelgeving en strekking van de wetgever voor dit soort situaties ontbreekt en het bovendien juist een algemeen rechtsuitgangspunt is dat bij wetswijziging bestaande rechten worden gerespecteerd, dan wel geleidelijk worden afgebouwd.”

 

    1. De Bank had derhalve een afweging moeten maken tussen het voortzetten van de overeenkomst tot geldlening uit 2011 en het toepassen van de gewijzigde wetgeving. In het onderhavige geval had de Bank moeten besluiten om de overeenkomst ongewijzigd voort te zetten, vanwege de volgende omstandigheden:
      1. De ex-echtgenote heeft de overeenkomst van geldlening niet als geldnemer
        getekend.
      2. De overeenkomst tot geldlening en de toepasselijke voorwaarden bieden de ruimte
        om de ex-echtgenote uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te ontslaan. Hierbij maakt
        Consument de vergelijking met de “verhuisfaciliteit”, waarbij de mogelijkheid
        bestaat om bij een verhuizing de geldlening onder dezelfde voorwaarden mee te
        nemen.
      3. Consument kon in het verleden de financieringslasten alleen dragen. Zijn inkomen is
        in de tussentijd toegenomen, zodat Consument ook in de toekomst de
        financieringslasten alleen kan blijven dragen. Ook de positie van de Bank is
        verbeterd door de waardestijging van de woning, extra aflossingen op de geldlening
        en de stortingen op de spaarrekening.
      4. Als gevolg van de echtscheiding en verdeling van de gemeenschap is geen extra
        financiering nodig.

 

     Verweer Bank

      1. De Bank heeft de stellingen van Consument gemotiveerd weersproken. Voor zover nodig zal de Commissie bij de beoordeling daarop ingaan.
  • Beoordeling

    1. De Commissie stelt vast dat Consument door het ondertekenen van de omzettingsofferte en de akte ontslag hoofdelijke aansprakelijkheid het voorstel van de Bank heeft geaccepteerd. De ex-echtgenote is hierdoor ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Consument blijft van mening dat de Bank op onjuiste gronden voorwaarden heeft gesteld en legt dit ter beoordeling voor aan de Commissie. De Commissie begrijpt dat Consument vordert dat zijn geldlening wordt voortgezet onder dezelfde voorwaarden als bij de verstrekking in 2011.
    2. De Commissie stelt voorop dat een ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid een wijziging is van de geldlening, waarvoor in beginsel instemming van alle contractspartijen is vereist. Dit geldt ook voor het wijzigen van de aflossingsvorm van de geldlening. De Commissie merkt in dat verband op dat de Bank een eigen acceptatiebeleid heeft en dat haar een zekere mate van vrijheid toekomt. Een bevoegdheid die evenwel begrensd wordt door de wet- en regelgeving en de normen van redelijkheid en billijkheid. De Commissie oordeelt dat in het onderhavige geval de Bank niet in strijd met de wet- en regelgeving handelt en ook de normen van redelijkheid en billijkheid niet overschrijdt. De Commissie wijst daarom de vordering af. De overwegingen hiertoe zijn als volgt.
    3. Vaststaat dat de fiscale wetgeving met ingang van 1 januari 2013 is gewijzigd. Die wijzigingen zien onder andere op het recht op hypotheekrenteaftrek bij nieuwe geldleningen.
    4. Door het huwelijk in gemeenschap van goederen is de ex-echtgenote zowel mede-eigenaar van de woning als medeschuldenaar van de geldlening geworden. Dat de ex-echtgenote de oorspronkelijke overeenkomst tot geldlening niet heeft ondertekend, doet hieraan dus niets af. Als gevolg van de echtscheiding en de daaruit voortvloeiende verdeling van de gemeenschap, dient Consument het aandeel van zijn ex-echtgenote in zowel de woning als de geldlening over te nemen. In tegenstelling tot wat Consument aanvoert is dit wel te zien als een verwerving (als bedoeld in artikel 3.119a lid 2 sub a Wet Inkomstenbelasting 2001).
    5. Het over te nemen gedeelte van de geldlening valt daarom wél onder het nieuwe fiscale regime. Voor dit gedeelte van de geldlening bestaat alleen recht op hypotheekrenteaftrek als sprake is van een volledige aflossing binnen 360 maanden en op basis van tenminste een annuïtair aflossingsschema (zie artikelen 3.119a lid 1 en 3.120 lid 1 sub a Wet Inkomsten-belasting 2001). De wens van Consument om de geldlening voort te zetten onder dezelfde voorwaarden als bij verstrekking, waarbij het recht op hypotheekrenteaftrek over de volledige leensom blijft behouden, is door de fiscale wetswijziging dan ook niet meer mogelijk.
    6. De door Consument aangevoerde stelling dat de Bank een zekere mate van vrijheid heeft om te bepalen onder welk fiscaal regime de geldlening valt, wordt door Consument niet verder onderbouwd. Daarnaast biedt de wettekst voor deze stelling geen steun.
    7. Door Consument is niet nader onderbouwd dat de Bank het door Consument aangehaalde rechtsuitgangspunt (zie 3.5) heeft geschonden of waarom dit rechtsuitgangs-punt op zijn situatie van toepassing is. Voor de volledigheid merkt de Commissie op dat de fiscale wetgeving wel een overgangsregeling biedt voor hypothecaire geldleningen die voor 1 januari 2013 bestonden en dat de Bank in haar omzettingsofferte hiermee rekening houdt. Door het huwelijk in gemeenschap van goederen en de echtscheiding valt echter maar de helft van de leensom, ten tijde van de echtscheiding, onder deze overgangs-regeling.
    8. De Commissie merkt op dat de argumenten van Consument onder 3.6.3 en 3.6.4 genoemd betrekking hebben op de draagkracht van Consument. De Bank heeft echter niet gesteld dat Consument niet in staat zou zijn om de financieringslasten te dragen, maar dat de geldlening aangepast dient te worden om het recht op hypotheekrenteaftrek te behouden.
    9. Gelet op het bovenstaande stelt de Commissie vast dat de omzettingsofferte in lijn ligt met de fiscale wetgeving. Uit de argumenten van Consument is niet gebleken dat de Bank hiermee misbruik maakt van haar bevoegdheid of dat de gestelde voorwaarden in strijd zijn met de maatstaven van de redelijkheid en billijkheid.

 

 

  • Beslissing

 

 

De Commissie wijst de vordering af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/in-beroep-gaan-bij-kifid.

 

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.

 

Bekijk de volledige uitspraak