Mijn Kifid

Uitspraak 2019-004 (Bindend)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2019-004
(mr. A.W.H. Vink, voorzitter, mr. C.E. Polak, mr. drs. S.F. Van Merwijk, leden en
mr. dr. D.B. Holthinrichs, secretaris)

Klacht ontvangen op : 12 mei 2017
Ingediend door : Consument
Tegen : V.C.N. Verzekerings Combinatie Nederland B.V., gevestigd te Nuenen, verder te noemen
Gevolmachtigde
Datum uitspraak : 2 januari 2019
Aard uitspraak : Bindend advies

Samenvatting

Consument had tot en met maart 2014 een opstalverzekering bij Gevolmachtigde. In 2013 had hij ten gevolge van lekkage een waterschade in de slaapkamer en woonkamer van zijn woning, waarvoor hij een beroep op de verzekering deed. Gevolmachtigde verzocht Consument daarna een lekdetectiebedrijf in te schakelen en een rapport over de oorzaak van de lekkage te bemachtigen. Uit het lekdetectierapport volgde dat de gevelkolom van de woning vocht doorliet. Gevolmachtigde heeft vervolgens een expert ingeschakeld, die over de omvang van de schade heeft gerapporteerd. Gevolmachtigde heeft de schademelding afgewezen met een beroep op twee dekkingsuitsluitingen: vochtdoorlating van muren en slijtage. Consument is in 2015 tot vervanging van de gevelkolom van de woning overgegaan. Daarna constateert Consument opnieuw water-schade op dezelfde plekken als in 2013. Hij meldt dit op de reeds beëindigde verzekering en claimt onder meer de kosten ter zake de waterschade uit 2013, vervangingskosten van rotte houten kozijnen en vervangingskosten van de gevelkolom. Gevolmachtigde heeft hierop de expert ingeschakeld die eerder ook heeft gerapporteerd over de schadeomvang. Deze expert heeft geen fysieke inspectie verricht en Consument heeft de woning in 2016 verkocht en overgedragen aan een derde. Kort voor de levering van de woning heeft Consument een dakdekker naar het dak laten kijken, die heeft geconstateerd dat de dakbedekking tenminste vier maanden los lag. De Commissie komt tot het oordeel dat Gevolmachtigde uiteindelijk onvoldoende heeft bewezen dat de waterschade uit 2013 het gevolg is van vochtdoorlating van de gevelkolom en slijtage. De waterschade uit 2013 komt daarom alsnog voor vergoeding in aanmerking. De overige schades deden zich pas na beëindiging van de verzekering voor. Gevolmachtigde kan geen verwijt worden gemaakt voor de eventuele fout van het lekdetectiebedrijf in het aanwijzen van de schadeoorzaak omdat dit bedrijf door Consument is ingeschakeld. De vordering wordt gedeeltelijk toegewezen.

1. Procesverloop

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken met bijlagen:

· het door Consument digitaal ingediende klachtformulier;
· het verweerschrift van Gevolmachtigde;
· de repliek van Consument;
· de dupliek van Gevolmachtigde.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies. Dit betekent dat partijen aan deze uitspraak van de Commissie gebonden zijn.

Partijen zijn opgeroepen voor een hoorzitting op 10 oktober 2018 en zijn en aldaar verschenen.

2. Feiten

De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

2.1 Consument heeft onder meer een woonhuisverzekering (hierna: ‘Verzekering’) gesloten. Op de Verzekering zijn van toepassing de voorwaarden ‘TP-W 0305’ (hierna: ‘Verzekeringsvoorwaarden’) die – voor zover relevant – bepalen:

“7 Uitsluitingen
De verzekering biedt geen dekking voor de hieronder genoemde gebeurtenissen en omstandigheden.
7.5 Schade door:
a. slijtage, verkleuring, veroudering, vervorming, verrotting en corrosie;
(…)
7.9 Schade door:
(…)
c. vochtdoorlating (“doorslaan”) van muren.”

2.2 Op 1 mei 2013 heeft Consument waterschade aan het plafond en de kozijnen in de slaapkamer en loslatende spachtelputz in de woonkamer gemeld bij Gevolmachtigde. Hierna heeft Gevolmachtigde Consument verzocht om een lekdetectierapport te laten maken. Consument heeft daarvoor loodgietersbedrijf [X] (hierna: ‘[X]’) ingeschakeld, die bij brief van 17 september 2013 over de waterschade heeft gerapporteerd:

“Lekkage
Er is een lekkage op de slaapkamer welke zich uit bij de raamkozijnen op de slaapkamers.
Wij hebben een lekdetectie uitgevoerd om deze lekkage te kunnen opsporen.

Vochtmeting
Wij hebben diverse vochtmetingen uitgevoerd op de wanden en het plafond en geconstateerd dat de lekkage afkomstig is van de buitenzijde van de woning.

Dakbedekking
Deze is recent vernieuwd.
Wij hebben deze visueel gecontroleerd en geen slechte punten geconstateerd.
Wij hebben vochtmetingen uitgevoerd op het vlakke dak en geconstateerd dat er aan de buitenzijde van de woning vocht onder de dakbedekking zit.
Wij hebben het dak belast met water en de uitlopen dichtgemaakt en geen lekkage geconstateerd.

Buitengevel
Wij hebben de buitengevel belast met water en hierna meten wij meer vocht bij de muren van de slaapkamer.

Oorzaak lekkage
De lekkage wordt veroorzaakt door kleine breuken in de voegen van het buiten tegelwerk en deze zullen vervangen moeten worden.”

2.3 Na het toesturen van het expertiserapport heeft Gevolmachtigde expertisebureau CED ingeschakeld. CED heeft de bevindingen van [X] overgenomen en in zijn rapport van
13 november 2013 ten aanzien van de schadeoorzaak nog vermeld:

“Omschrijving van de toedracht
Als gevolg van veroudering en weersinvloeden verweren de tegels aan de buitenzijde van het pand. Het keramiek gaat bollen en ook de voegen scheuren en laten los. Hierdoor ontstaan lekkages met schade aan de binnenzijde als gevolg.

Schade-omvang
Om een en ander te verhelpen zal de buitenzijde voorzien worden van een andersoortige gevelbekleding. Deze kosten hebben wij niet opgenomen in onze schadevaststelling.

Aan de binnenzijde zullen plafonds en muren opnieuw gesausd moeten worden.”

2.4 Ten aanzien van de herstelkosten met betrekking tot de waterschade heeft CED een bedrag van € 1.221,54 gerapporteerd. Verzekeraar heeft dit bedrag niet uitgekeerd.

2.5 In maart 2014 is de Verzekering geroyeerd.

2.6 Op enig moment constateerde Consument rotte plekken in de houten kozijnen, waar de waterschade zich eerder had gemanifesteerd. Begin 2015 heeft Consument deze rotte houten kozijnen voor een bedrag van € 5.862,50 laten vervangen door kunststof kozijnen. In oktober 2015 heeft Consument de buitengevel van zijn woning (hierna: ‘Gevelkolom’) met zink en EPDM laten afwerken. Op 10 december 2015 meldde Consument bij zijn assurantietussenpersoon nogmaals waterschade in zijn woning:

“Ik begrijp dat je met [naam] contact hebt gehad over de waterschade die wij hebben. Hierdoor hebben wij dus in het voorjaar nieuwe kozijnen laten plaatsen.

Hierbij zijn de houten kozijnen (of wat daar van over was) vervangen door kunststof kozijnen (kosten ongeveer € 5000). We hebben ooit dit gemeld bij de verzekering maar dat is toen niet geaccepteerd omdat er sprake was van achterstallig onderhoud aan de [Gevelkolom].
Inmiddels hebben we deze [Gevelkolom] helemaal laten inpakken met zink (kosten € 5.000). De bedoeling was om dit voor de zomer te doen maar met de planning van het bedrijf dat het zink aan zou brengen is dit niet gelukt.
Dit is nu in oktober gebeurd. Ondanks dat de [Gevelkolom] nu helemaal ingepakt is (voorkant zink, achterkant EPDM), kwamen we er deze week achter dat de lekkage er nog steeds is. Dit betekent dat destijds de afwijzing door de
expert van de verzekering niet terecht is geweest!! We hadden daar toen al twijfels bij maar we konden toen niets. We moeten nu nog steeds de oorzaak van de lekkage achterhalen en binnen dient er ook nog herstelwerk (spachtelputz en plafond) plaats te vinden.”

2.7 De assurantietussenpersoon heeft de schade gemeld bij Gevolmachtigde, die op
16 december 2015 opnieuw CED inschakelde voor onderzoek. Op 19 januari 2016 bracht een expert van CED een inspectiebezoek aan Consument.

2.8 Omdat Consument de in 2013 aangewezen schadeoorzaak in twijfel stelde, vroeg CED om het rapport van [X] uit 2013 toe te sturen. Consument en CED hebben daarna nog contact gehad, waarbij Consument onder meer heeft gewezen op de naderende verkoop van zijn woning. Op 13 april 2016 werden door CED aan Consument, via zijn Tussen-persoon, nog vragen gesteld. Consument heeft daarbij gewezen op de overdrachtsdatum van zijn woning van 6 mei 2016.

2.9 Kort voor de overdracht van de woning heeft Consument een dakdekker (hierna: ‘[Naam dakdekker]’) gevraagd om naar het plat dak van de woning te kijken. [Naam dakdekker] constateerde dat een gedeelte van de dakbedekking niet goed aansloot en heeft dit gerepareerd voor een bedrag van € 450,-. Op de factuur voor de reparatie heeft [Naam dakdekker] opgemerkt:

“Naar aanleiding van de lekkage hebben wij geconstateerd dat de aansluiting van de dakbedekking niet op de juiste manier bevestigd was / vast zat. Mogelijk is dit door harde wind los gekomen van de gevel. Na verwijderen van de dakbedekking bleek inderdaad het dakje de oorzaak te zijn.”

2.10 Consument heeft de factuur en mededeling van [Naam dakdekker] aan CED gestuurd.

2.11 Consument heeft de woning op 6 mei 2016 geleverd. In augustus 2016 heeft CED Consument alsnog gevraagd of nog een fysieke inspectie kon worden verricht in de woning, waarop Consument aangaf dat dit niet mogelijk was gezien hij geen eigenaar van woning meer was. Op 17 oktober 2016 rapporteerde CED over de schadeoorzaak:

“Ten tijde van ons bezoek waren de houten kozijnen aan de voorzijde van de woning reeds vervangen voor kunststof kozijnen. [De Gevelkolom] was verwijderd en [de Gevelkolom] was voorzien van een zinken bekleding.

Doordat de houten kozijnen reeds zijn vervangen en de oorzaak zou zijn opgelost kunnen wij de oorzaak en gevolgschade niet nader inspecteren en nader laten onderzoeken.
Wij hebben getracht om een afspraak te maken met verzekerde om een bouwkundige de oorzaak te laten onderzoeken, echter de oorzaak was reeds hersteld en de woning is verkocht.

Tijdens ons bezoek deelde verzekerde ons mede dat het inspectierapport van de firma [X] niet juist zou zijn. Wij hebben verzekerde gevraagd om ons het aangepaste inspectierapport van de firma [X] toe te zenden. Verzekerde heeft ons tot op heden niet in het bezit gesteld van het juiste inspectierapport van de firma [X].

Verzekerde heeft zijn gehele dakbedekking laten vervangen door de firma [Naam dakdekker]. De firma [Naam dakdekker] deelde ons mede dat het vermoedelijk sprake is van storm en dat het circa vier maanden heeft gelekt.

Wij kunnen u mededelen dat als er sprake is van rotting van houten kozijnen dat er sprake moet zijn van een langdurige langzaam inwerkende lekkage. Wij kunnen de oorzaak, de causaliteit en de gevolgschade echter niet meer nader onderzoeken. Eveneens kunnen wij niet nader onderzoeken en of partieel herstel van kozijnen mogelijk zou zijn geweest.”

2.12 Gevolmachtigde heeft ook de tweede melding van waterschade van december 2015 afgewezen op grond van het ontbreken van dekking, met verwijzing naar het rapport van CED.

3. Vordering, klacht en verweer

Vordering Consument
3.1 Consument vordert met betrekking tot de waterschade een bedrag van totaal € 13.312,-. Dit bedrag is opgebouwd uit de volgende posten:
– Herstelkosten waterschade 2013: € 1.250,-
– Kosten vervangen van de Gevelkolom: € 4.749,25
– Kosten vervangen houten kozijnen: € 5.862,50
– Herstel dakbedekking € 450,-
– Vergoeding gederfde inkomsten/kosten communicatie/geïnvesteerde tijd en misgelopen rente: € 1.000,-

Grondslagen en argumenten daarvoor
3.2 Deze vordering steunt, kort en zakelijk weergegeven, op de volgende grondslag. Gevolmachtigde was gehouden dekking te verlenen voor de waterschade althans hij is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de verplichtingen uit hoofde van de Verzekering, door een verkeerde schadeoorzaak aan te wijzen en dat als afwijsgrond voor dekking in te roepen.
· Gevolmachtigde en de door hem ingeschakelde expert CED lieten telkens na om deugdelijk onderzoek te doen naar de schadeoorzaak van de waterschade.
CED was na de initiële melding van de waterschade wel ter plaatse geweest, maar verrichtte geen onderzoek aan de gevel of het dak van de woning.
Na het vervangen van de bedekking van de Gevelkolom constateerde Consument dat zich op dezelfde plekken (nog) lekkages manifesteerden. Ook na hernieuwd verzoek om de oorzaak van de waterschade te onderzoeken deed CED geen fysieke inspectie, terwijl voor de hand lag dat de schadeoorzaak nog niet was weggenomen. CED vroeg daarop naar het lekdetectierapport van [X] terwijl dat al in hun bezit was. Ook na het wijzen op de naderende verkoop en levering van de woning kwam CED niet in actie. Pas na overdracht van de woning wilde CED langskomen voor inspectie, maar toen was dit te laat.
· Hoewel niet kan worden vastgesteld of aan de waterschades in 2013 en 2015 dezelfde oorzaak ten grondslag ligt, is dit wel zeer waarschijnlijk. Het was aan Gevolmachtigde en CED om dit deugdelijk te onderzoeken. Nu dit is nagelaten, dient ervan te worden uitgegaan dat sprake is van dezelfde schadeoorzaak.
· Nu ervan moet worden uitgegaan dat dezelfde schadeoorzaak aanwezig was, is Consument nodeloos overgegaan tot vervanging van Gevelkolom. De kosten daarvan dienen daarom voor rekening van Gevolmachtigde te komen.
· Consument kan niet worden tegengeworpen dat hij Gevolmachtigde niet informeerde over de schade aan de houten kozijnen of de reparatie van het dak. Hij ging er vanwege de afwijzing van de claim in 2013 immers van uit dat hij geen dekking had voor de gevolgen van de waterschade. Pas na voortduren van de waterschade na vervanging van de Gevelkolom wist Consument dat de oorspronkelijke afwijzing onjuist was. Ook na herhaald aandringen verrichtte CED geen inspectie na de tweede melding in december 2015. Het is niet realistisch dat Consument maanden wacht met reparatie. Toen de leveringsdatum voor de woning naderde, was hij genoodzaakt om het dak te laten onderzoeken en te herstellen door [Naam dakdekker].
· Aan de mededeling van [Naam dakdekker] dat de dakbedekking tenminste vier maanden niet juist bevestigd moet zijn geweest, verbinden CED en Gevolmachtigde ten onrechte de conclusie dat dit niet de oorzaak kan zijn geweest van het rotten van de houten kozijnen. Het mag zo zijn dat pas na verloop van tenminste twee jaren sprake is van houtrot. De constatering van [Naam dakdekker] sluit daarbij juist aan omdat het dak reeds een langere periode van tenminste vier maanden niet goed was.
· De schade is onderbouwd door middel van de diverse nota´s.
· Anders dan Gevolmachtigde stelt, is ten aanzien van de schademelding in 2013 geen uitkering van € 1.221,54 (zie alinea 2.4) gedaan.

Verweer Gevolmachtigde
3.3 Gevolmachtigde heeft, kort en zakelijk weergegeven, de volgende verweren gevoerd:

· Ten aanzien van de gehele waterschade in 2013 en de schade aan de kozijnen in 2015 ontbreekt dekking omdat sprake is van een langzaam inwerkend proces zoals omschreven in artikel 7.5.a van de Verzekeringsvoorwaarden. Consument heeft nimmer betwist dat de schade is veroorzaakt door een langzaam inwerkend proces. Nu Consument zowel ten aanzien van de waterschade in 2013 als die in 2015 niet aannemelijk heeft gemaakt dat de schade plotseling en onvoorzien is ontstaan, kan Gevolmachtigde onmogelijk tot uitkering overgaan.
· Nu de Verzekering in 2014 al was geroyeerd, de schademelding uit 2013 was afgewikkeld en Consument geen eigenaar meer is van de woning, is er te meer geen reden voor uitkering. Consument verstrekt bovendien geen informatie omtrent een eventuele melding van de schade op de nieuwe opstalverzekering die hij na royering van de Verzekering moet hebben gesloten.
· Consument heeft door het vervangen van de kozijnen en het herstel van het dak Gevolmachtigde de mogelijkheid ontnomen om onderzoek te doen naar de schadeoorzaak ten aanzien van de waterschade in 2015. Dit dient voor zijn rekening te komen. Dat het dak uiteindelijk de schadeoorzaak is geweest van de waterschades in 2013 en 2015 is onwaarschijnlijk. [X] heeft in 2013 immers bij de lekdetectie het dak met water belast en daarbij geen lekkages geconstateerd (zie alinea 2.2). Bovendien, als al wordt uitgegaan van het dak als schadeoorzaak, is nog niet bekend hoe de problemen aan het dak zijn ontstaan. Daardoor kan de schade door Gevolmachtigde ook niet worden verhaald op de dakdekker die in 2011 het dak heeft aangelegd.
· CED kon na de schademelding in 2015 geen voortvarend onderzoek doen omdat Consument, ondanks verzoek daartoe, het rapport van [X] niet verstrekte. Daarom is niet bekend welke conclusies uit dat rapport Consument in twijfel trekt.
· Consument stelt ten onrechte dat hij zijn keuze om de Gevelkolom te vervangen op het rapport van CED mocht baseren. Niet CED maar [X] heeft onderzoek gedaan naar de oorzaak van de waterschade in 2013. [X] werd door Consument zelf ingeschakeld, zodat de risico´s daarvan voor rekening van Consument blijven.
· Consument is pas na twee jaar overgegaan tot vervanging van de Gevelkolom, zodat niet kan worden uitgesloten dat daardoor (een deel van) de schade is veroorzaakt of verergerd. Gevolgschade die hieruit voortkomt, kan niet voor rekening van een verzekeraar worden gebracht. Ook hier heeft Consument onderzoek verhinderd door zonder melding aan Gevolmachtigde over te gaan tot herstel.
· Consument heeft tot slot op geen enkele wijze zijn schade aangetoond.
· Gevolmachtigde erkent dat, anders dan eerder gecommuniceerd, geen uitkering van
€ 1.221,54 is gedaan ten aanzien van de schademelding uit 2013.

4. Beoordeling

4.1 In deze procedure ligt eerst de vraag voor of Gevolmachtigde gehouden is dekking te verlenen voor de in 2013 gemelde waterschade. Daarnaast moet worden beoordeeld of Gevolmachtigde aansprakelijk is voor de kosten van vervanging van de Gevelkolom, vervanging van de kozijnen en het herstel van het dak, voor zover die schade voortvloeit uit een onjuiste beoordeling door Gevolmachtigde van de oorzaak van de waterschade in 2013. De waterschade gemeld in 2015 deed zich voor nadat de Verzekering was beëindigd. Partijen zijn het er over eens dat deze waterschade niet onder de Verzekering wordt gedekt. Consument stelt in dit verband echter dat die waterschade en de kosten van herstel hadden kunnen worden voorkomen, indien ten aanzien van de schademelding in 2013 juist was gehandeld door Gevolmachtigde.

Dekking met betrekking tot de in 2013 gemelde waterschade
4.2 De Commissie stelt vast dat Gevolmachtigde niet heeft betwist dat bij de waterschade in 2013 in beginsel sprake was van een onder de Verzekering gedekt evenement. Gevolmachtigde heeft zich alleen beroepen op de dekkingsuitsluitingen 7.5.a en 7.9.c. en daarom de in 2013 gemelde waterschade afgewezen op de grond dat de Gevelkolom een vocht doorlatende muur was en dit een langzaam inwerkend slijtageproces betrof.

4.3 Omdat Gevolmachtigde zich beroept op de rechtsgevolgen van de dekkingsuitsluitingen in de Verzekeringsvoorwaarden, rusten op grond van artikel 149 en 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, tegenover de betwisting door Consument op hem de stelplicht en bewijslast dat de lekkage in 2013 het gevolg is van het feit dat de Gevelkolom een vocht doorlatende muur was en dit een langzaam inwerkend slijtageproces betrof.

4.4 De Commissie stelt vast dat de schadeoorzaak van de waterschade in 2013 alleen door [X] is onderzocht, die op aanwijzen van Gevolmachtigde door Consument werd ingeschakeld voor het opmaken van een lekdetectierapport. Gevolmachtigde heeft daarna weliswaar nog expertisebureau CED ingeschakeld, maar die – zo staat in deze procedure vast – heeft geen zelfstandig onderzoek gedaan naar de schadetoedracht. In 2015 is bij Consument twijfel ontstaan over de juistheid van de door [X] genoemde schadeoorzaak. Daarbij was met name van belang dat ook nadat de bedekking van de Gevelkolom was vervangen er nog steeds waterschade optrad. Dit deed vermoeden dat er (ook nog) een andere schadeoorzaak bestond. Consument werd daarin nog gesterkt door de conclusies van [Naam dakdekker]. Nadat aldus concrete twijfel was ontstaan over de juistheid van de door [X] in 2013 genoemde schadeoorzaak, is Gevolmachtigde in 2015 nogmaals in de gelegenheid gesteld om de schadetoedracht van de waterschade uit 2013 te onderzoeken. Consument mocht er op vertrouwen dat het door Gevolmachtigde daarvoor opnieuw inschakelde CED deze herbeoordeling zorgvuldig zou verrichten.
CED heeft echter wederom geen eigen onderzoek gedaan, maar volstaan met het opvragen van het rapport van [X] dat zij reeds in haar bezit had. Als gevolg van de daarbij in 2015 en 2016 opgetreden, aan CED toe te rekenen vertraging heeft uiteindelijk geen daadwerkelijk nader onderzoek naar de schadeoorzaak meer kunnen plaatsvinden, met als gevolg dat onduidelijk is gebleven wat de oorzaak is geweest van de in 2013 opgetreden waterschade. De Commissie is van oordeel dat dit in het licht van het voorgaande voor rekening moet komen van Gevolmachtigde, omdat zij de partij is die CED heeft ingeschakeld.

4.5 De slotsom is dan dat Gevolmachtigde niet is geslaagd in het door haar te leveren bewijs dat de waterschade in 2013 het gevolg is van het feit dat de Gevelkolom een vocht doorlatende muur was en dit een langzaam inwerkend slijtageproces betrof. Gevolmachtigde heeft geen andere beletselen voor dekking gesteld. De in verband met de melding in 2013 geclaimde schade ligt daarom tot het door CED vastgestelde schade-bedrag van € 1.221,54 voor toewijzing gereed. De Commissie merkt hierbij overigens nog op dat Gevolmachtigde in een eerder stadium van deze procedure ook zelf er van uit ging dat het door CED ten aanzien van de waterschade van 2013 vastgestelde bedrag van
€ 1.221,54 reeds aan Consument was uitgekeerd, maar dat dit toch niet het geval bleek te zijn.

Aansprakelijkheid Gevolmachtigde voor de in 2015 gemelde schades?
4.6 Vervolgens is aan de orde of Gevolmachtigde aansprakelijk is voor de kosten van vervanging van de Gevelkolom, vervanging van de kozijnen en het herstel van het dak. De stellingen van Consument in dat verband komen erop neer dat het aan Gevolmachtigde te wijten is dat Consument meende dat de slechte staat van de Gevelkolom de oorzaak was van de lekkages, en dat hij als gevolg daarvan ten onrechte de bedekking van de Gevel-kolom heeft laten vervangen en de schade aan de kozijnen is verergerd.

4.7 Partijen zijn het er in deze procedure over eens dat CED in 2013 geen eigen onderzoek heeft gedaan naar de schadeoorzaak, maar alleen de omvang van de schade heeft onderzocht. Vast staat dat CED daarbij is uitgegaan van de conclusie uit het rapport van [X] en dat CED ook niet de indruk heeft gewekt dat zij onderzoek deed naar de schade-toedracht. Daarnaast staat niet ter discussie dat [X] door Consument voor eigen risico is ingeschakeld. Het is ook niet ongebruikelijk dat een verzekerde zelf voor eigen rekening en risico een deskundige partij inschakelt om te laten vaststellen dat sprake is van een (in beginsel) gedekt evenement. Onder deze omstandigheden kan Gevolmachtigde geen verwijt worden gemaakt van het feit dat [X] mogelijk ten onrechte de slechte staat van Gevelkolom als schadeoorzaak heeft aangewezen.

Daarbij kan in het midden worden gelaten of achteraf bezien voldoende is gebleken dat een andere schadeoorzaak bestond voor waterschade uit 2013, de verrotte kozijnen en de lekkages in 2015. De conclusie is hier daarom dat Gevolmachtigde niet aansprakelijk is voor die schades.

Vergoeding van de in 2013 gemelde waterschade
4.8 Het voorgaande brengt mee dat Gevolmachtigde gehouden is om de waterschade van 2013 te vergoeden en dat de overige schadeposten worden afgewezen. De vordering tot schadevergoeding voor overige gemaakte kosten van totaal € 1.000,- heeft Consument geheel niet onderbouwd, zodat de Commissie daaraan voorbij zal gaan behoudens wat betreft de wettelijke rente. De Commissie zal de wettelijke rente over het bedrag van
€ 1.221,54 toewijzen per datum van het CED rapport, 13 november 2013 (zie alinea 2.3). De conclusie is dat de klacht gedeeltelijk wordt toegewezen zoals hierna onder punt 5 beschreven.

5. Beslissing

De Commissie beslist dat Gevolmachtigde binnen vier weken na de dag waarop een afschrift van deze beslissing aan partijen is verstuurd, aan Consument vergoedt een bedrag van € 1,221,54, vermeerderd met de wettelijke rente per 13 november 2013 tot aan de dag der algehele voldoening en wijst het overige af.

In artikel 5 van het Reglement van de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening is bepaald in welke gevallen beroep openstaat van bindende beslissingen van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening bij de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening. Daarbij geldt een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op de website van Kifid vindt u praktische informatie over het instellen van beroep. Zie hiervoor www.kifid.nl/in-beroep-gaan-bij-kifid.

U kunt, binnen twee weken na de verzenddatum van deze uitspraak, bij de Voorzitter van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening schriftelijk een verzoek indienen tot herstel van kennelijke vergissingen in de uitspraak. U moet daarbij met name denken aan correctie van reken- of schrijffouten en verbetering van namen en data. De volledige procedure met de termijnen die daarbij in acht moeten worden genomen staat beschreven in artikel 40 van het Reglement.

Bekijk de volledige uitspraak